VERGADERING VAN 31 MAART 1919.
Verzoek van de verfraaiïngscommissie betreffende den bouw van eene opzichterswoning en den aanleg eener kweekerij.
Voorzitter. De heer E. van Wely heeft met een enkel woord
gezegd, dat het kweeken van planten in een schuurtje on
mogelijk is, daar ben ik het geheel mede eens, maar hij be
doelde mogelijk iets anders, n.1. dat wanneer wij eenmaal
gaan kweeken, uit den aard der zaak een broeikas dient be
schikbaar te worden gesteld en ook dat is een post op de
begrooting, die wij in aanmerking hebben te nemen. En dan
vraag ik mij af, of het voordeel, dat onze kweekerij kan op
leveren werkelijk grooter is dan het nadeel, dat wij hebben
om per jaar voor ongeveer 200.bloemen te koopen, zou-
als de Voozitter der verfraaiïngscommissie zoo juist heeft
aangegeven. Dat is iets, dat wij onder de oogen hebben te
zien, of wij onze planten, zij het dan ook te duur, zullen koo
pen, dan wel, of wij met vrij aanzienlijke offers onze bloe
men zelf zullen kweeken,.
Resumeerende heb ik ten slotte dus financiëele bezwaren
tegen den opzet en ten tweede, wanneer er eene kweekerij
zou moeten komen, heb ik zeer groote bezwaren tegen de
plaats, waar die kweekerij is geprojecteerd.
De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Wij
hebben in eena vorige vergadering al eens gehoord, dat de
Commissie bij het doen leveren van planten lieve vriendjes
maakt, en nu heeft de heer Braat gezegd, dat wij juist üe
kweekers in de plaats zouden tegenwerken, wanneer wij ons
plan uitvoerden. Dat zijn twee tegenstrijdige meeningen, Mijn
heer de Voorzitter, waar de Commissie juist tusschen in zou
willen blijven. De Commissie wil de kweekers in de plaats
niet wegcijferen, maar zij wil alleen jonge planten bijkoopen
en dat is voor de boomkweekers ongeveer hetzelfde, of de
Commissie jonge planten koopt of andere. De Commissie wil
niet naar anderen gaan, maar zij wil jonge planten koopen
en deze zelf opkweeken. Het is een kolossaal voordeel, dat
men altijd die beschikking heeft over de planten, die men wil,
dat men b.v. populieren kan planten, zooals men ze niet in den
'handel kan krijgen. Dat zijn toestanden, die dan niet meer
voorkomen. Dit wil ik zeggen op het argument aangevoerd
door den heer Braat.
Wat de heer Verheijen aanhaalt, of het niet beter is duur
te koopen dan zelf te kweeken, ik geloof Mijnheer de Voor
zitter, wanneer hij er een beetje in zat, zooals ik in het vak
heb gezeten en hef heelemaal ken, dat hij dan precies mijne
meening zou toegedaan zijn. Alle jaren voor honderden gul
dens te koopen, wat mem door éénmaal eene kas te zetten,
zelf kan kweeken, dat is dunkt mij, eene verkeerde politiek.
Wanneer de Raad niet op het voorstel ingaat om het plan
uit te voeren, dan is het natuurlijk afgeloopen en moet de
Commissie zoo blijven doorgaan, maar ik beschouw het een
heel verkeerde politiek, dat te doen, wanneer wij zelf pot
planten kunnen kweeken en zaaien. Daarbij moet U niet vei-
geten, dat wij er dan een beetje kwistig mede kunnen zijn
in de gemeente.
Wat betreft hetgeen de heer Verheijen heeft gezegd als lid
der Gascommissie omtrent het eventueel brengen van aen
verkeersweg aan de Westzijde van de gasfabriek, dat is iets,
waar ik buiten blijf. Dat moiet de Raad zelf weten. Wil de
Raad daarmede meegaan, dan moet hij natuurlijk dat terrein
niet nemen. De heer Verheijen heeft, geloof ik, ook nog ge
sproken over de plaats m'et het oog op de gasfabriek. Dat is
natuurlijk eene zaak, waar wij buiten blijven, die hij als lid
der Commissie in aanmerking neemt, maar waar wij niet over
hebben kunnen denken. Daar wil ik dus niet over spreken.
Hij heeft ook gesproken over de onveiligheid van het terrein,
maar daar zou ik op kunnen antwoorden, dat boornen en
planten geheel andere artikelen zijn dan aardappelen. Het
zijn daar bovendien nog geen boornen, het zijn daar om zoo
te zeggen jonge heesters en stekplanten in bakken. Dan wil
ik er nog bij zeggen, dat ik nooit op zoo'n terrein zou gaan
telen, indien er geen woning bijstond. Dan ligt het te veel
onbeheerd en haalt het niets uit, maar in ieder geval is het
een heel groot verschil, of er aardappelen liggen, of dat er
boompjes staan, waar men niet van eten kan. Wanneer zoo'n
terrein niet bebouwd wordt, dan wordt er heel wat baldadig
heid gepleegd, maar wanneer er eene woning staat, dan ver
wacht ik dit niet.
Een andere vraag van den heer Verheijen is, of de nabij
heid der gasfabriek niet schadelijk is voor de kweekerij. Daar
ben ik niet bang voor Mijnheer de Voorzitter, omdat het ter
rein ligt aan de zuidwestzijde van de gasfabriek. De heer-
schende winden zijn west en zuidwest, dus wat dat aangaat,
behoeven wij daarvoor geen vrees te koesteren.
De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou nog
graag iets zeggen naar aanleiding van hetgeen de heer Heer-
ma van Voss gezegd heeft over het planten van populieren.
Ik had mij al eens meer voorgenomen dienaangaande heb
ik mij bij deskundigen geinformeerd om er op te wijzen,
dat de boornen langs den Havendijk bijna alle dood zijn. Nu
zegt men: „het planten van populieren deugt niet, mein moet
populieren stekken. Wij hebben dat altoos gedaan, de Van
Gilse's en anderen hebben het ook altijd gedaan." Dat zijn
gewone poten, die zij in den grond steken en die dan begin
nen te groeien. Die aan de Westzijde van den Havendijk zijn
totaal allemaal wieg, ik geloof niet, dat er een veertig goede
op staan. Het planten van populieren is vooral in sommige
streken niet gewenscht, dat durf k hier namens vakmenschen
te zeggen.
De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Dat
poten van populieren of planten van gewortelde populieren,
dat is iets, wat zoo oud is als de weg naar Rome. Daar va-
riëeren de meeningen in. Sommige menschen zoeken hun heil
bij poten en een ander zegt planten is beter. Ik heb daar
omtrent zelf proeven genomen op den weg naar Wouw, maar
wij konden wel degelijk zien, waar poten gestaan hadden.
Een boom zetten met wortels is oneindig veel beter. En
dan mogen z.g. vakmannen zeggen, dat poten beter is, ik
zeg, dat een gecultiveerde boom in elk opzicht beter is. Nu
is het waar, dat er aan de Westzijde van de Haven boornen
zijn doodgegaan, maar de reden daarvan is niet, dat het boo
rnen geweest zijn.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Wij kunnen van deze discus
sie wel afstappen, anders worden wij nog geheel vakkundige
menschem. Ik wensch U alleen nog mijne meening te doen
kennen.
Bij enkele besprekingen, die ik met de verfraaiïngscommis
sie op haar verzoek heb gehad, is door alle leden der Com
missie met aandrang er op gewezen, dat het belang der ge
meente vordert e:ene eigen kweekerij aan te leggen. De Com
missie heeft overal rondgezien naar alle oorden van onze
gemeente, of er niet eene gelegenheid bestond om eene wo
ning met een geschikt terrein te kunnen aankoopen. Zelfs
nog de vorige week heieft zij getracht eene woning in koop
te krijgen. Zij meende toen nog eene woning met het noodige
terrein te kunnen aankoopen, maar ook deze laatste poging
is mislukt, aangezien bleek, dat die woning juist daags te vo
ren was verkocht. Nu is nog naar meerdere terreinen omge-
VERGADERING VAN 31 MAART 1919.
Verzoek van de verfraaiïngscommissie betreffende den, bouw eener opzicbterswoning en den aanleg eener kweekerij.
zien, maar omdat de terreinen rond de kom der gemeente
niet goedkoop en ook niet altijd allen even geschikt zijn, is
ons oog gevallen op de Wipweide. Ons oog is daarop geval
len, omdat rondom de Wipweide, welke Yt H.A. groot is,
eene kostbare schutting is geplaatst, welke schutting ook de
jonge planten beveiligt, welke op dat terrein zullen gekweekt
worden. Omtrent de twee woningen, die met potlood op de
terreinteekening gearceerd zijn, ik heb mij dat aanstippen
zoo een beetje veroorloofd, zal ik U zeggen, wat de be
doeling is. Het doel was ik meen, dat heit ook aan de
.Commissie van Toezicht op de gasfabriek bekend is, dat wij
vvroeger hebben gemeend daar twee woningen te bouwen,
dat de eene woning zou dienen voor een werkman aan
de gasfabriek werkzaam, en de andere woning voor iemand,
die werkzaam zou zijn bij de gemeentebeplantingen. Nu be
hoeft daar niet persé de opzichter der plantsoenen te gaan
wonen, men kan een der wonigen ook bestemmen voor een
der vaste werklieden, maar ik zou het heel goed vinden,
wanneer men kon besluiten eene dubbele woning te bouwen
om twee vaste arbeiders te kunnen huisvesten. Vanwege de
Commissie van Toezicht op de gasfabriek is op dit idéé des
tijds niet ingegaan. Dat voorstel is eigenlijk van de hand ge
wezen en zoodoende is dat plan niet verder uitgewerkt, en
juist dat was oorzaak, dat wij ons naar hier en daar hebben
gewend om elders plaats te krijgen.
In eiene vergadering is ons door den Voorztter der Commissie,
den heer Heerma van Voss verklaard, dat het terrein der
Wipweide zeer geschikt is, daar het zoo flink is opgehoogd
en voor alle mogelijke zaken vrij is, vooral van waterschade,
iets wat met andere terreinen niet altijd het geval is, omdat
er in onze gemeente zooveel lage en koude gronden zijn.
Wanneer dus de Raad zou besluiten tot het aanleggen van
eene kweekerij, dan komt het mij voor, dat de plaats daar
voor nog niet zoo slecht gekozen is. Ik voor mij maak me
niet zoo bevreesd als de beer Verheijen, dat die weg zal
worden verlegd en dat het terrein zou kunnen noodig zijn.
Mocht dat het geval zijn, welnu dan kan van de kweekerij
later een gedeelte worden afgenomen.
De heer Verheijen: Pardon niet van de kweekerij, maar
van de twee huizen.
De heer Braat: Daar gaat het over.
De heer Verheijen: Op die teekening zouden de huisjes
juist den weg afsnijden, laten wij zeggen, naar de brug.
De Voorzitter: U stelt zich voor, hetgeen ik reeds twintig
jaar geleden heb hooren vertellen, dat er nog eens een weg
achter de gasfabriek zal worden bijgelegd.
De heer Heerma van Voss: Dan snijdt U toch de halve
grootte van het terrein der gasfabriek af. U kunt toch beter
naar achteren gaan.
De heer Verheijen: Wanneer wij eene ideale gasfabriek
hadden, moest zij juist andersom staan. Bij eventueele uit
breiding acht ik lang de mogelijkheid niet uitgesloten die uit
breiding in twee perioden te doen, n.1. eerst heit nieuwe ge
deelte in te bouwen, zooals de fabriek feitelijk zou moeten
staan en wanneer dat in werking is, het thans in gebruik
zijnde oude materiaal daarnaast op te stellen, zoodat de gas
fabriek ook werkelijk omgedraaid wordt.
De Voorzitter: Ik herinner mij dezelfde kwestie van twin
tig jaar terug, toen de directeurswoning is gebouwd. Toen
wérd door Burgemeester en Wethouders voorgesteld de di
recteurswoning te zetten, waar nu het cokesterrein is, maar
de meerderheid in den Raad heeft toen besloten de woning
aan de tegenovergestelde zijde te plaatsen. Dat is nu echter
eenmaal zoo gebeurd; daar is niets meer aan te veranderen.
Ik juich het voorstel, door de Commissie gedaan om eene
kweekerij aan te leggen, toe, wanneer wij de verfraaiing van
Roosendaal willen voortzetten, omdat ik daarin niets anders
zie dan voordeel. Het verwondert mij, dat nu wij over een
flink terrein met eene schutting er rond beschikken, het nog
niet goed is.
De heer E. van Wely: Die potplanten zijn weg, wanneer
het vriest. Dat moet toch. Er kan altijd onverwachts vorst
komen.
De heer Verheijen: Na de gegeven toelichting door den
heer Heerma van Voss meen ik overtuigd te zijn van de
noodzakelijkheid om eene kweekerij op te richten, maar ik
zou in overweging willen geven, wanneer men er eene wo
ning bijzet, die woning zoodanig te plaatsen, dat eventueele
verkeerswijzigingen aan den Westelijken Havendijk niet wor
den bemoeilijkt. Wanneer die, hetzij in eene andere richting,
hetzij op eene andere plaats wordt gezet, dan kunnen wij
ons vrijheid van handelen voorbehouden, terwijl wij anders
gedwongen zouden zijn een huis, dat in den weg staat, te
amoveeren om den toestand daar in orde te brengen.
De Voorzitter: Ik zal in omvraag brengen, of er geen be
zwaar is om een gedeelte van de Wipweide in gebruik te
nemen voor kweekerij en tevens Burgemeester en Wethou
ders te machtigen daar ter plaatse eene werkmanswoning
te bouwen. Dit behoeft nu juist geen opzichterswoning te zijn.
De heer Heerma van Voss: Ik zou er voor zijn, dat de
baas aan het werk woont.
De Voorzitter: Het is daar geen prettig wonen.
De heer Heerma van Voss: Neen, dat is zoo, maar de
dienstwoning moet zijn, waar de dienst het best kan uitge
voerd worden. Het is in het belang van het werk, niet in
het belang van den opzichter, dat geef ik gaarne toe.
De heer Van Gastel: Mijnheer de Voorzitter! Moet dat
persé direct gebeuren? Kan dat niet een half jaar ingezien
worden? Het is ongepermitteerd om zoo'n man in zoo'n
zoo'n hoek te zetten. Omdat daar nu een stuk grond bij ligt
moeten wij zulke dingen niet doen. Ik zou het nog maar een
half jaar aanzien.
De Voorzitter: Ik zal het voorstel, dat gedaan is, in stem
ming brengen.
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou toch graag
weten, hoe het voorstel eigenlijk luidt. Als het voorstel aan
genomen wordt, zooals het hier ligt, bestaat de mogelijkheid
dan nog om den weg te verleggen, ja dan neen?
De Voorzitter: Met de opmerking van den heer Verheijen
kan bij het bouwen eener woning rekening worden gehou
den. Die kan dan natuurlijk dieper geplaatst worden, dat
scheelt maar een twintig Meter. Het zal natuurlijk niet zoo
prettig zijn voor den opzichter. Ik breng dus het voortelin
omvraag, waarbij de verfraaiïngscommissie gemachtigd
wordt om een gedeelte van de Wipweide in te richten voor
kweekerij en tot het bouwen van eene opzichterswoning. Is
er iemand, die omtrent dit voorstel stemming verlangt?
De heer E. van Wely: Ja, Mijnheer de Voorzitter! Wan
neer het eenmaal aangenomen is, moet er getó uitgegeven
worden. Ik ben wel voor verfraaiing, maar het is natuurlijk
om dte financiën, dat ik er tegen ben.
De Voorzitter: U moet in aanmerking nemen, dat de op
zichter der gemeentebeplantingen eene woningtoelage heeft
juist als ieder ander ambtenaar en wel van 175 gulden 's jaars