VERGADERING VAN 31 MAART 1919.
De Voorzitter: Zooals het hier in de notulen staat, zijn ae
notulen geheel juist. Daar staat allieen in, dat, wanneer de
heer Braat niet verhinderd was geweest, hij dan het verzoek
zou hebben toegelicht. Nu is het mosterd na den maaltijd om
dat nader toe te lichten.
De heer E. van Wely: Het staat er juist in, maar ik wil er
alleen op wijzen, dat wij nog geen toelichting hebben ge
kregen.
De heer Van Dorst treedt de vergaderzaal binnen.
De Voorzitter: Wanneer de heer Braat dat alsnog wenscht
te doen, is mij dat goed.
De heer E. van Wely: De notulen zijn juist, maar ik zou
graag de reden willen vernemen, waarom die 5000.— wer
den gevraagd.
De Voorzitter: De heer E. van Wely heeft dus geen op
merkingen betreffende de notulen te maken, maar wenscht
alleen den heer Braat te vragen, of hij nog bereid is dei toe
lichtingen te geven, welke hij de vorige vergadering wegens
ongesteldheid niieit heeft kunnen verstrekken. Mijnheer Braat,
acht U het nog noodig die in deze vergadering te geven?
De heer Braat: Dat zal ik graag doen Mijnheer de Voor
zitter.
De Voorzitter: Dan zal ik eerst de notulen der vorige ver
gadering laten arrestieeren en U dan daartoe het woord
verleenen.
In stemming gebracht worden de notulen van het verhan
delde in de vergadering van den 8sten Februari 1919, zooais
deze in druk zijn verschenen en den leden toegezonden, bij
hoofdelijke oproeping met algemeene stemmen goedgekeurd
en vastgesteld.
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Op de vraag van
den heer E. van Wely kan ik antwoorden, dat die gelden
besteed zijn voor het Steuncomité en voor de gedemobili-
seerden. Wij hebben op 't oogenblik van de gemeente ont
vangen 15000.met toestemming van den Raad, en ik
meiem nog 4000.extra, die het Comité hard noodig had.
Ik kan echter de heeren dit zeggen, dat die gelden voor een
groot deel terugkomen. Van het Steuncomité komt vijftig en
van de gedemobiliseerden waarschijnlijk honderd, op zijn
minste negentig procent terug. Het juiste cijfer staat nog
niet vast.
Ik heb groote bedragen moeten geven aan den hoofdamb
tenaar Schoonheyt, die de uitgaven heeft gedaan voor de
gedemobiliseerden. De rest is aan het Steuncomité uitbetaald,
maar zooals gezegd, daar komt een belangrijk gedeelte van
terug.
Op 't oogenblik is de toestand zoo, dat wij ongeveer
9000.vanwege de gemeente hebben uitgegeven, meer
kan ik niet zeggen, of men moet mijne boeken willen hebben,
maar daar heb ik eigenlijk hier geen verantwoording van te
doen.
De heer E. van Wely: Dat is de bedoeling niet.
De heer Braat: Als de Gemeenteraad eene Commissie wil
benoemen, om mijne boeken te onderzoeken, met alle pleizier!
De heer E. van Wely: Daar heb ik het niet over. Het
gaat alleen hier over, dat U de vorige vergadering wegens
ongesteldheid daarvan geen mededeeling kon doen.
II. Voorstellen van Burgemeester en Wethouders tot het
toekennen van een tweede bedrag van f10.000.— aan
de Verfraaiïngscommissie.
De Voorzitter: Mijne Heeren! Namens Burgemeester en
Wethouders stel ik de vergadering voor het tweede crediet,
dat door de Commissie wordt verzocht, toe te staan op de
zelfde voorwaarden, waaronder het eerste credieit is verleend
De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Ik vind het
,'nog al veel om weer 10.000.aan de verfraaiïngscommissie
toe te staan, aangezien er zooveel te doen is, dat feitelijk
veel noodzakelijker is dan verfraaiing. Wij hebben nu zoo
iets of wat gezien, wat de commissie met de vorige
10000 gedaan heeft, en, wanneer dat met deze 10000.—
weer zoo gedaan wordt, dan weten wij niet, vooral ook
in verband met de punten drie en vier der agenda, dat komt
er allemaal bij waar wij blijven. Ik vind het te veel. Wan
neer wij al die gelden bijeen deden en zorgden, dat hier wo
ningbouw kwam, dan geloof ik, dat de ingezetenen daaraan
meer zouden hebben. Ik beken, dat de verfraaiing der ge
meente noodig is en dat de Commissie zeer zeker hard noodig
is, maar wanneer het zoo van stapel moet loopen, kan ik
er mijne stem niet meer aan geven.
De heer Van Gastel treedt de vergaderzaal binnen.
De heer Voeten: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij best
vereenigen met het gezegde van den heer Van Wely, maar
ik zou liever die gelden besteed zien aan verbetering der
straten in de kom der gemeente. Dat is veel harder noodig
volgens mij dan verfraaiing, b.v. verbetering van de Antver-
pia-, Fortuinstraat enz.
De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Het
deed mij genoegen van den hieier E. van Wely te vernemen,
dat hij het hard noodig vindt, dat de verfraaiing van de ge
meente doorgaat, maar het speet mij te moeten hiooren, dat,
hetgeen de Commissie voor de door haar bestede gelden ge
daan hieieft, eigenlijk niet veel is. Nu is dat een verschil van
appreciatie natuurlijk!
Wij zijn als Commissie blij, dat het werk, dat de Raad
eenmaal ter hand genomen heeft, om eindelijk alle vieze rom
mel in die gemeente op te ruimen en eindelijk eens een be
hoorlijk aanzicht te geven aan de pleinen en straten, die
daarvoor in aanmerking komen, thans in goede banen is.
Maar wanneer men dat wil doen, dan is er geld noodig. Zon
der geld kan de Commissie onmogelijk die werken uitvoeren,
die zij voorgenomen heeft. Het is nu alleen maar de kwestie,
of de Raad acht, dat dit geld nuttig besteed is of niet. Vindt
de Raad, dat dit geld niet nuttig besteed is, dan moet de Raad
het nieuwe crediet niet voteeren, maar dan is daar een gevolg
van, dat de Commissie ophoudt met werken. Maar dat zou ik
gek vinden, want, daar de Raad eenmaal telen opzichter van
plantsoenen heeft aangesteld, zal toch met dat werk moeten
doorgegaan worden. Ik zie het verkeerde niet in van het een
beetje aangenaam maken der gemeente voor de inwoners, al
moet dat ook wat geld kosten; maar de Raad moet zelf be
slissen, wat hij wil.
De heer G. Konings: Mijnheer de Voorzitter! Als lid van de
verfraaiïngscommissie en ook, geloof ik, wel een van de
grootste voorstanders van verfraaiing, sluit ik mij geheel aan
bij de woorden van den geachten voorzitter onzer Commis
sie, den heer Heerma van Voss en wil hieraan nog toevoe
gen, dat wel een bewijs, dat de Gemeenteraad het noodig
oordeelde, dat op het gebied van verfraaiing in onze gemeen-
3
VERGADERING VAN 81 MAART 1919.
te iets zou gebeuren, en dat die zaak flink zou ter hand ge
nomen worden, is, dat de Raad destijds met algemeene stem
men niet alleen heeft besloten om eene verfraaiïngscommissie
in heit leven te roepen, maar bovendien ook met algemeene
stemmen besloot om het crediet, dat de Commissie destijds
vroeg, te verleenen. En nu zult U het met mij eens zijn, Mijn
heer de Voorzitter, dat hetgeen door de verfraaiïngscommis
sie is tot stand gebracht, voor zoover wij kunnen nagaan, de
algemeene tevredenheid van de inwoners van Roosendaal
heeft weggedragen.
De heer E. van Wely hleteft daar juist wel gezegd, dat naar
evenredigheid van het geld, dat besteed is, door die Commis
sie nog niet veel is gepraesteerd, maar Mijnheer de Voorzit
ter, alle begin is moeilijk, en laat het nu oppervlakkig nog niet
zoo buitengewoon veel zijn, wat de Commissie heeft tot
stand gebracht, in ieder geval is reeds een bedrag van
10000.noodig geweest om datgene te doen, dat tot Weiden
gebeurd is. Dat zit hoofdzakelijk hierin, dat wij op de eerste
plaats moesten beginnen iemand als vakman aan te stellen,
die dei leiding van de uit te voeren werken op zich moest ne
men, voor wien natuurlijk een fatsoenlijk salaris vereischt
wordt. Bovendien zijn er werkkrachten noodig, er is een
zeker kwantum boomen aangekocht en zoo meer. Wanneer
dus de verfraaiïngscommissie aan haar doel, waartoe zij in
het leven geroepen is, zal kunnen en willen beantwoorden,
dan zal het natuurlijk noodig zijn, dat de Gemeenteraad in de
toekomst het vereischte crediieit verleent. Wees er echter
van overtuigd, dat de Commissie alle pogingen in het werk
zal stellen om die gelden nuttig te besteden en dat zij alles
doet, wat noodig is, om in het belang der gemeente werk
zaam te zijn op een gebied, waarop in Roosendaal nog zoo
veel te doen is.
De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben met
direct tegen de verfraaiïngscommissie, maar tegen al die uit
gaven van de verfraaiïngscommissie, het bouwen van een
opzichterswoning en aanleg eener kweekerij.
De Voorzitter: Zoover zijn wij nog niet.
De lieer E. van Wely: Dat ben ik volkomen met U eens,
maar dat is er een gevolg van. Ik vind het toch wel een
beetje te veel, het zal nu zoo iets worden van f 20000.en
mi] dunkt, er is zooveel behoefte aan andere zaken, die veel
noodzakelijker zijn.
De heer Kerstens: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben in het
geheel niet tegen verfraaiing in de gemeente, volstrekt niet,
maar ik zou ör wel voor zijn, dat het beplanten met boomen
aan de wegen buiten de gemeente gelaten kon worden. De
wegen zullen er veel slechter door worden en de wegen
slecht en mooi beplant, dat is toch te gek dunkt mij, om het
zoo uit te drukken.
De Voorzitter: Verlangt geen der leden meer het woord?
Dan zal ik het verzoek der verfraaiïngscommissie in om
vraag brengen om hen een tweede crediet van f 10000.
uit de gemeentekas toe te kennen. Verlangt er iemand stem
ming over?
De heer E. van Wely: Ja, Mijnheer de Voorzitter!
In stemming gebracht wordt het verzoek van de ver
fraaiïngscommissie om een nieuw crediet van f 10000.met
10 tegen 2 stemmen ingewilligd.
Voor stemden de heeren; Van Gastel, K. v. Wely, Braat,
Verheijen, P. Konings, Kerstens, G. J. Konings, Heerma van
Voss, G. v. Dorst en de Voorzitter.
Tegen stemden de heeren E. v. Wely en Voeten.
Het volgende besluit is dus vastgesteld:
De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen,
Gezien het schrijven van de Verfraaiïngscommissie d.d.
3 Februari 1919,
Gehoord het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
HEEFT BESLOTEN:
ten dienste van de Verfraaiïngscommissie voor de uitvoe
ring van haar plan ter verfraaiing der gemeente een tweede
crediet van tien duizend gulden 10.000.toe te staan.
Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der ge
meente Roosendaal en Nispen van den 31sten Maart 1919.
De Secretaris, De Voorzitter,
A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN.
III. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aanstel
ling van twee vaste werklieden bij den dienst van de
verfraaiing der gemeente.
De Voorzitter: Mijne Heeren! De redactie van de agenda is
hier niet juist. Er moet staan: Verzoek van de Verfraaiïngs
commissie tot aanstelling van twee vaste werklieden bij den
'dienst van de verfraaiing der gemeente met voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
Burgemeester en Wethouders stellen voor om de arbeiders,
die zoo goed als in vasten dienst der verfraaiing zijn, als
vaste werklieden aan te stellen.
Verlangt een der leden hierover het woord?
De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Mag ik mis
schien eene enkele inlichting hebben aangaande den dienst
deir verfraaiïngscommissie? Ik zou U willen vragen: voert de
verfraaiïngscommissie zelfstandig hare administratie, voert zij
zelfstandig hare werkzaamheden uit, kortom heeft ze een
eigen tak van dienst of resisorteert alles, wat van de ver
fraaiïngscommissie uitgaat, zooals ik meen dat mogelijk
zou wezen, onder Openbare Werken? Het is voor mij
van belang, of beter gezegd, ik zou het graag weten, om
georiënteerd te zijn in deze aangelegenheid, omdat ik geen
goed beeld heb van den dienst der verfraaiïngscommissie.
Ik zou hieromtrent gaarne ingelicht zijn vooral, omdat U
er zoo uitdrukkelijk op wijst, dat de redactie van het voorstel
niet juist is, want als de dienst der verfraaiïngscommissie
onder Openbare Werken ressorteert, dan moet het voorstel
zeer zeker van Burgemeester en Wethouders zijn.
De Voorzitter: De verfraaiïngscommissie kan geen voor
stellen doen, omdat daartoe leden behooren, die geen lid van
den Raad zijn. De redactie had moeten zijn, zooals door mij
is aangegeven. Burgemeester en Wethouders stellen vooi
om aan het verzoek te voldoen.
De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil
graag den heer Verheijen inlichten. De verfraaiing, die opge
vat is als een nieuw dienstvak, bestond natuurlijk in het be
gin alleen uit genoemden opzichter, die door den Raad be
noemd is, en verder uit losse werklieden. Als voornaamste
werklieden zijn er twee, die wij vakmannen kunnen noemen.
De een is vroeger meesterknecht geweest bij de Caritat, en
dien heb ik gekend als een zeer goed werker, welken ik heel
best kan recommandeeren, en de andere is ook een flink
werkman, die zoo wat half en half vakman is. In het begin,
Vaststelling van de notulen der vergadering van 8 Februari 1919, Toekennen van een tweede bedrag van f 10.000
aan de verfraaiïngscommissie.
Toekennen van een tweede bedrag van f 10.000 aan de verfraaiïngscommissie. Voorstel tot aanstelling van twee vaste
werklieden bij den dienst van de verfraaïng der gemeente.