2 VERGADERING VAN 29 JANUARI 1918. Vaststelling notulen. - Beëediging nieuw inkomend lid. - Vaststelling rekening Gasthuis- of Passantarmen over het dienstjaar 1918. Begrooting gasfabriek dienstjaar 1918. te zult zijn, en het beste deel van Uw leven aan de belangen van de gemeente zult hebben gegeven, zou het bij die gelegen heid een groot feest moeten zijn. Gij zijt Mijnheer de Voor zitter met ons overtuigd, dat wegens motieven, onafhankelijk van onzen wil, dit niet kan plaats hebben en dat is een zeer groote teleurstelling. Maar Mijnheer de Voorzitter, die teleur stelling is veel grooter voor de ingezetenen dan voor U. De ingezetenen zijn van goeden wil en dat is voor U eene groote voldoening, want zij zouden oh zoo graag eens in het open haar U huldigen! Nochtans Mijnheer de Voorzitter, uitstel is geen afstel; laat ons hopen, dat spoedig de toestand eene zoo danige gunstige wending neme, dat nog in den loop van dit jaar Roosendaal vol glorie kan feestvieren. Dat hoop ik voor L' van harte en ook voor de ingezetenen! Ik heb gezegd. Vaststelling van de notulen van vorige vergaderingen. De Voorzitter: In onze vorige vergadering sprak ik een minder goedkeurend woord over de niet tijdige afwerking van de stenographische notulen door den drukker en gaf ik U te vens te kennen, dat wij onze vroegere getroffen overeenkomst aan eene herziening zouden onderwerpen. Ken onderhoud met den drukker heeft plaats gehad en wij zijn tot overeenstem ming gekomen. Moge de verdere uitvoering tot wederzijdsche Tevredenheid geschieden, dan wordt de toezending der no tulen binnen de eerste veertien dagen na afloop van iedere vergadering voortaan regel. Ik wil niet nalaten de mededeeling te doen, dat de notulen der laatste vergadering Woensdagnamiddag bij den drukker zijn bezorgd en deze, dank zij de samenwerking tusschen hem en den ambtenaar ter secretarie, met de correctie en verzor ging der notulen belast, binnen drie dagen in Uw bezit kwa men. Wij kunnen nu tot de vaststelling van het verhandelde in onze vier laatste vergaderingen overgaan. De Voorzitter onderwerpt achtereenvolgens de notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 30 October, 3 No vember, 30 November en 28 December 1917 aan de goedkeu ring der vergadering Alvorens de notulen van 28 December aan de goedkeuring van de vergadering te onderwerpen vraagt de Voorzitter machtiging om in de benoemingsakte van den onderwijzer J. C. Buys den datum van indiensttreding die daarin abusievelijk staat vermeld als te zijn 1 Januari 1918 te veranderen in 1 Fe bruari 1918, en in de benoemingsakte van den onderwijzer P. A. Franken den datum van indiensttreding daarin opgenomen als 1 Februari 1918 te veranderen in 1 Januari 1918, waardoor beide onnauwkeurigheden, die hij het afdrukken van de notulen zijn ingeslopen, worden hersteld. Zonder hoofdelijke stemming wordt de gevraagde machti ging verleend. Overigens worden de notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 30 October, 3 November, 30 November en 28 December 1917 zooals deze in druk zijn verschenen en den leden toegezonden zonder hoofdelijke oproeping met alge- meene stemmen goedgekeurd en vastgesteld. II, Beëediging van het nieuw inkomend lid. De Voorzitter: Mijnheer Eerstens, is U bereid, ten einde als lid van den Raad te kunnen worden toegelaten, in mijne han- den de eeden af te leggen bij de gemeentewet voorgeshreven. De heer Eerstens: Ja Mijnheer de Voorzitter. De heer Eerstens legt hierna in handen van den Voorzitter den eed van zuivering af, voorgeschreven bij artikel 39 en daarna den eed, voorgeschreven bij hetzelfde artikel der ge meentewet. De Voorzitter: Mijnheer Eerstens, ik heet U welkom in deze vergadering en wensch U geluk met het vertrouwen, dat de kiezers in U hebben gesteld. Ik hoop, dat het U gegeven zal zijn met ons samen te werken aan de behartiging der belan gen dezer gemeente, die thans door hare ingezetenen mede aan U zijn toevertrouwd. III. Vaststelling van de rekening van den Gasthuis- of Pas santarmen over het dienstjaar 1918. I)e Voorzitter: Namens Burgemeester en Wethouders kan ik U mededeelen, dat de rekening van den Gasthuis- of Pas santarmen thans volledig afgewerkt is ingediend. Overeen komstig den wensch van de Commissie belast met het nazien der gemeenterekening en de rekening van de gemeenteinstel lingen over het dienstjaar 1916, stellen Burgemeester en Wet houders U voor die rekening goed te keuren in ontvangst tot een bedrag van 275.25 U en in uitgaaf tot een bedrag van 265.9414 alzoo met een batig saldo van 9.31 Verlangt iemand stemming over dit voorstel? Niemand? Dan is hierdoor aan de rekening goedkeuring verleend. IV. Vaststelling van de begrooting der gemeente-gasfabriek voor het dientsjaar 1918. DeVoorzitter: De begrooting van de gemeente-gasfabriek voor het dienstjaar 1918 is thans wederom ingediend en door Burgemeester en Wethouders in handen gesteld van de Com missie van toezicht op het gasbedrijf. De Commissie heeft geene algemeene beschouwingen ge geven over dat comptabiliteitsstuk en zich alleen bepaald tot het doen der navolgende voorstellen. Eerstens stelt zij voor een vasten klerk aan de gasfabriek te verbinden op eene jaarwedde van f 450.—, zooals in de be grooting is opgenomen. De Commissie wenscht aan die jaar wedde tevens te verbinden gelijke verhoogingen als voor de klerken ter gemeentersecretarie zijn vastgesteld, en onder de zelfde voorwaarden met bepaling, dat indien de tegenwoor dige tijdelijke titularis voor vast wordt aangesteld, waarom trent geen twijfel bestaat, diens verhoogde jaarwedde wordt geacht te zijn ingegaan met 1 Januari j.1. Verder stelt de Commissie voor de gasprijzen met twee cent per M3 te verlagen mits de Raad er genoegen rnede neemt, dat de fabriek over 1918 geen winst zal hebben te boeken. De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! In de toelichting op de begrooting heb ik tot mijn genoegen gezien, dat de bezuiniging in het gasverbruik gemiddeld heeft bedra gen 50%, dat het bezuinigingspercentage zich beweegt tus schen 45 en 55%. Ik vind dat een prachtige bezuiniging, en was het niet, dat de burgers een grooten last moeten onder vinden om tot die bezuiniging te geraken, dan zou ik niets anders kunnen doen dan het voorstel toejuichen, maar waar die bezuiniging ook voor een groot gedeelte bereikt wordt 3 VERGADERING VAN 29 JANUARI 1918. Begrooting gasfabriek dienstjaar 1918. ten koste der openbare verlichting, vind ik. dat het hoog noo- dig is, nu de bezuiniging zoo groot is en gerust minder kan wezen, dit punt ook eens onder de oogen te zien. Ik vraag mij af, wanneer de bezuiniging zoo groot is, waarom men er dan niet toe overgaat, om de publieke verlichting ten minste een beetje tamelijk te maken? Ik zou Burgemeester en Wethou ders, dan ook in overweging willen geven, al is het dat een paar procent minder bezuinigd moet worden, maatregelen te nemen, die de burgers een beetje minder last geven op straat. Wij hebben de vorige maand een toeslag van 10 M3 boven het vastgestelde rantsoen gekregen, ook al een bewijs, dat het meer lijden kan, en daarom zou ik Burgemeester en Wethou ders nu gaarne in overweging willen geven de wijze van straatverlichting te herzien, want werkelijk, het is hoog noo- dig daar eens iets aan te doen, in het belang van de goede orde, de openbare zedelijkheid en veiligheid. Het is noodzake lijk, dat er werkelijk iets gedaan wordt aan de openbare ver lichting hier, want daarmede is het treurig gesteld. De heer K. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! Met hetgeen de heer Heerma van Voss ter sprake brengt, kan ik volkomen instemmen, maar ik moet de heeren wel attent maken, da; de directeur na onze vergadering van begin December waarin wij op die zaak gewezen hebben, binnen acht dagen eene tee- kening zou inleveren, waarop alle lantaarns, zoowel die 's avonds als 's nachts branden, zouden voorkomen, maar tot heden, ofschoon wij er meermalen naar gevraagd hebben, heeft hij daar nog niet aan voldaan. Het spijt mij, maar wij kunnen van den directeur niet gedaan krijgen wat wij gaarne zouden willen. De heer Schul: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben het volkomen eens met de vorige sprekers en zou speciaal de aandacht wil len vestigen van het Gemeentebestuur op de zoogenaamde verlichting van de Eloosterstraat. In die straat brandt absoluut geen enkele lantaarn van af de sigarenfabriek der firma Gebrs. van Wely tot aan de Brugstraat, en zooals de heeren wel zullen vernomen hebben, hebben daar reeds twee of drie aan randingen door militairen op' burgers plaats gehad, zulks in een duisternis, waarin niemand zijn aanranders kan aanwijzen of aanduiden. Daarom zou ik gaarne zien Mijnheer de Voorzitter, dat Burgemeester en Wethouders de noodige maatregelen namen. De Voorzitter: De Voorzitter van de Commissie van toe zicht op het gasbedrijf heeft de vorige sprekers beantwoord, ik verklaar, dat ik mij schaar aan de zijde van hen, die ge klaagd hebben over de onvoldoende openbare verlichting. Bij herhaling is door mij te kennen gegeven, ik meende, dat zulks invloed zou hebben dat ik verkoos, dat minstens de helft der lantaarns in de straten zouden branden, maar ook mijne stem is gebleken te zijn die van een roepende in de woestijn. Ik meen echter, nu er in deze gemeente een com missie van toezicht op het gasbedrijf bestaat, het niet op den weg van Burgemeester en Wethouders ligt het gesprokene omtrent het gasbedrijf ter kennis van den betrokken hoofd ambtenaar te brengen, doch dat zulks behoort tot de compe tentie en de taak der commissie van bijstand, en dat die com missie tevens de voorstellen betreffende het gasbedrijf dient te doen. Daarom heb 'ik met voorbedachte rade, met opzet, zooeven gezegd, dat het mij verwonderd, dat geene hoofd beschouwingen omtrent de begrooting van het bedrijf zijn ge geven. Ik had dit zeker verwacht en nog te meer, omdat het niet aangaat dat eene begrooting van een hoofdambtenaar van eenig bedrijf moet worden afgeperst. Ik had mij omtrent deze kwestie het zwijgen willen opleggen, doch het gaat niet aan dat dergelijke toestanden in onze gemeente bestendigd blijven. De Commissie van toezicht moge zich dat wel eens goed voor oogen stellen! Het is meer dan erg, zooals er hier over de openbare verlichting moet worden geklaagd. Er is bij her haling gezegd dat lantaarns verplaatst dienen te worden, bij herhaling is gezegd, daar of daar moet een lantaarn bijge- plaatst worden, maar men laat het ons zeggen en roepen! De Commissie dient dergelijke zaken in onze vergadering aan de orde te stellen; wanneer een ambtenaar na al de klachten- die uitgebracht zijn, niet weet waar hij heeft te staan, ligt het op den weg der Commissie voorsteden te doen, te meer omdat in een onzer vergaderingen van 1916 U de toezegging is ge daan, dat Burgemeester en Wethouders niet zullen schromen in te grijpen. Het is geen doen tot tweemaal toe te moeten aandringen op de indiening der begrooting. Het heeft mij verbaasd, dat de Commissie van toezicht geen enkel woord in haar rapport hieromtrent heeft geschreven, en met de voorstellen, die nu gedaan worden zonder meer accoord gaat. Die klachten moes ten hier telkens niet worden gehoord. Ik hoop, dat hetgeen hier nu weer gesproken is aanleiding zal zijn om in de eerst volgende vergadering ten volle te kunnen rapporteeren, hoe die zaken eigenlijk staan. De ambtenaren zijn ondergeschikt aan den Raad, aan Bur gemeester en Wethouders en aan de Commissie van bijstand en zijn niet diegenen, die hier de lakens hebben uit te deelen. Wanneer dit niet door een ambtenaar begrepen wordt, moet hij begrijpen, dat het zijn tijd is om heen te gaan. Dat geldt voor elk ambtenaar. Burgemeester en Wethouders zijn ver antwoording schuldig aan den Raad, doch het schijnt, dat er hier een ambtenaar is, die alles kan doen wat hem goeddunkt, want er wordt maar steeds geklaagd: hij voert niets uit, etï daar blijft het dan bij. Dat kan en mag zoo niet langer blijven voortduren. Ik hoop Mijneheeren, dat de Commissie nu het door mij gesprokene door niemand dezer vergadering wordt tegen gesproken en ik mag aannemen, dat de leden hier aanwezig met het hieromtrent gesprokene accoord gaan, de volgende vergadering ons eens goed haar gevoelen zal doen hooren. De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter- lk vraag even het woord om op die twee cent verlaging neer te komen. Zij, die aangesloten zijn aan het gasbuizennet hebben al zoo veel voorrechten tegenover een ander en worden toch al zoo billijk behandeld, dat ik er meer voor ben om den gasprijs niet te verlagen vooral met het oog daarop, dat wij toch die toeslag reeds moeten geven voor petroleum aan hen, die niet zijn aangesloten. De Voorzitter: Aangezien er eene stem opgaat in onze vergadering om den kostprijs niet in rekening te brengen en den prijs niet met twee cent te verlagen, zal ik het voorstel in stemming brengen. In stemming gebracht wordt het voorstel der Gascommissie om den gasprijs met 2 cent per M3 te verlagen met 11 tegen 4 stemmen aangenomen. Vóór het voorstel hebben gestemd de heeren: Voeten, Jon- geneelen, Braat, P. Eonings, G. Eonings, Heerma van Voss, Schul, De Bruyn, Eerstens, Van Gastel en E. van Wely. Tegen het voorstel hebben gestemd de heeren: F. van Wely, A. F. Vos, Van Dorst en de Voorzitter.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1918 | | pagina 3