4
VERGADERING VAN 28 JUNI 1918.
Ik zou doodeenvoudig willen bepalen Mijnheer de Voorzit
ter, schrobben of dweilen van den openbaren weg anders dan
van gemeentewege is verboden. Desnoods zou men het
schrobben van portieken en afgesloten stoepen kunnen ver
bieden, doch dweilen wel toelaten. Dit laatste zou ik in geen
geval verbieden.
De Voorzitter: Dan dient U het voorstel te doen om die
twee bepalingen uit de verordening te lichten. Wij mogen nu
echter geen gelegenheid zoeken om het nog erger te maken
dan het reeds is. Schrobben of dweilen van den openbaren
weg is categorisch verboden.
De heer G. Konings: Dat is ook de bedoeling niet. Ik zou
willen voorstellen om portieken en van afgesloten stoepen
er uit te laten en dit artikel dus te doen luiden: Schrobben
of dweilen van den openbaren weg, anders dan van gemeen
tewege is verboden.
De Voorzitter: Kan dit voorstel door iemand ondersteund
worden?
Het voorstel door den heer G. Konings gedaan, wordt on
dersteund door de heeren Schul en De Bruyn.
De Voorzitter: Het voorstel van den heer G. Konings vol
doende ondersteund zijnde, kan verder een punt van behan
deling uitmaken. Verlangt daaromtrent een der leden het
woord? Verlangt iemand stemming? Niemand? Dan is het
aangenomen.
De heer Braat: Mij dunkt Mijnheer de Voorzitter, dat nu
heelemaal het artikel wel kan vervallen.
De Voorzitter: Dat gaat niet, hetzelfde staat reeds in de
algemeene politieverordening. Burgemeester en Wethouders
hebben geen voorstel gedaan om artikel 24 op te heffen. Zij
hebben alleen het voorstel gedaan om eraan toe te voegen:
„van portieken en van afgesloten stoepen." Dat heeft de Ge
meenteraad niet gewenscht. Dus het blijft, zooals het nu is.
De Raad ..mag van deze voorgestelde wijzigingen geen ge
bruik maken om het oorspronkelijk artikel buiten werking
te- stellen.
De heer E. van Wely: Als U b.v. voorstelt om een artikel
24a erbij te voegen, en daarin vermeldt, dat het schrobben
van portieken anders dan van gemeentewege is verboden.
De Voorzitter: Dat is er nu uit, nu blijft het gelijk het vroe
ger geweest is. Alleen is er het verbod dweilen bijgekomen.
Het oude artikel spreekt alleen van schrobben, nu is het
schrobben en dweilen verboden. Ik begrijp niet, waarom vele
rnenschen zoo tuk zijn om het eigendom der gemeente te
schrobben of te dweilen. Daar dient de gemeente zelf voor
te zorgen. De Gemeenteraad moest bepalen, dat van gé-
meentwege minstens elke week de trottoirs moeten gereinigd
worden. Zooals het artikel nu luidt, is het verboden den open
baren weg, een trottoir of een stoep met water te dweilen of
te schrobben, dus ook met water uit een regenbak of met wel
water. Er zijn personen, die meenen: „het is water uit eigen
put, dat is dus vrij doen." Dat is onwaar, dat mag niet.
Ik weet bij ondervinding, dat zoo wordt geredeneerd. Als de
politie optreedt, krijgt zij te hooren, het is mijn eigen regen-
of welwater. Nu wil ik hier zeggen en waarschuwen en de
pers zal mij hierin zeker behulpzaam zijn, naar ik hoop, dat
dit verbod algemeen is en geldt voor alle water.
Ik ga nu over tot behandeling van artikel II.
De heer G. Konings: Mijnheer de Voorzitter! Daar heb ik
hetzelfde bezwaar tegen met betrekking tot het reinigen met
water van gevels, deuren enz.
De Voorzitter: Wat wenscht U daar in gewijzigd te zien?
De heer G. Konings: Dat is niet zoo gemakkelijk in eens ie
zeggen.
De Voorzitter: Heeft U een nader voorstel te doen omtrent
de wijziging, die hier wordt voorgesteld?
De heer G. Konings: Ik zou er alleen aflaten, „of op eene
andere wijze met water te reinigen" en dus het artikel wil
len lezen: gevels, deuren, hekken, muren of schuttingen met
water te besproeien of te bespuiten.
De Voorzitter: Ik weet niet, wat er aan mankeert. Dit is nu
absoluut eene bepaling om waterverspilling te voorkomen.
De heer Van Gastel: Ramen mogen toch met een zeemeti
lap afgedaan worden.
De Voorzitter: Er worden in dit artikel geen ramen ge
noemd.
De heer Verheijen: Hetzelfde bezwaar geldt voor deuren,
Mijnheer de Voorzitter. Wanneer Uwe deur op alle mogelijke
manieren verontreinigd wordt, dan heeft U, zooals het hier
staat, niet het recht deze schoon te doen maken. Die kan zeer
erg bevuild zijn en door dit artikel is eenvoudig elke reiniging
door middel van water uitgesloten, ook met medewerking van
het gemeentebestuur. Een straat mag nog van gemeentewege
geschrobd of geschuurd worden, maar van een gevel of deur
moet zelfs het Gemeentebestuur afblijven.
De Voorzitter: Die meening onderschrijf ik nog zoo dadelijk
niet. Ik geloof, dat de Gemeenteraad en Burgemeester en
Wethouders van de meeste zoo niet alle artikelen ontheffing
kunnen verleenen. In artikel 298 staat: „De Raad is bevoegd
van alle in deze verordening voorkomende verbodsbepalingen
ontheffing te verleenen, tenzij de bevoegdheid tot het ver
leenen van ontheffing reeds aan Burgemeester en Wethou
ders is toegekend. Elke ontheffing kan zijn algemeen of bij
zonder; in het eerste geval geschiedt van die ontheffing op
de in de gemeente gebruikelijke wijze openbare aankondi
ging."
De heer Van Gastel: Het is veel beter Mijnheer de Voor
zitter, dat Burgemeester en Wethouders ontheffing kunnen
geven. Veronderstel, dat iemands gevel veel vuil is, dan zou
hij machtiging tot reiniging aan Burgemeester en Wethou
ders kunnen vragen. Wanneer hij eerst bij den Raad moet
komen, is het vuil er zoo hard aan gedroogd, dat het er niet
meer af kan.
De Voorzitter: Wanneer de Gemeenteraad van oordeel is,
dat deze bepaling te ver gaat, dan dient een categorisch
voorstel te worden gedaan om liet artikel te wijzigen. De ver
gadering moet mij niet kwalijk duiden, maar voor een voor
zitter is het niet uit elkaar te houden, wanneer hij geene ge
gevens ontvangt vóór de vergadering. Ik verzoek de leden,
die artikelen wenschen te veranderen, mij de redactie hunner
voorstellen te geven.
De heer Braat: Laat ons liever dit punt aanhouden tot de
volgende vergadering.
De Voorzitter: Die verordening is ongeveer twee maanden
in ieders bezit; moet ik die nu nog eens aanhouden tot de
volgende vergadering?
De heer Braat: Voor mij niet.
De heer Van Gastel: Zou dit artikel niet gewijzigd kunnen
worden, dat het aan Burgemeester en Wethouders kon wor
den opgedragen inplaats van aan den Raad?
De Voorzitter: Daar kan ik niets aan veranderen. Hier in
artikel 32 wordt een bepaald verbod door den Raad gegeven,
hetzelfde is het geval in artikel 33. Wanneer nu Burgemeester
en Wethouders de vergunning kunnen geven, dan moet ik na-
VERGADERING VAN 28 JUNI 1918.
tuurlijk de verordening terugnemen. Dat zult U mij moeten
toegeven. Daar is niet aan te ontkomen.
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Het komt mij voor,
dat men deze zaak moet beschouwen als force majeure, an
ders zou het onmogelijk zijn een dergelijke verordening aan
den Raad voor te leggen. Daar is niets aan te doen. Het gaat
wel ver natuurlijk, buitengewoon ver, maar het schijnt force
majeure te zijn.
De heer G. Konings: De verordening kan toch te ver ge
dreven worden. Veronderstel, dat 's nachts Uw gevel of deur
bevuild wordt en U verkeert 's morgens in de onmogelijkheid
die schoon te maken.
De heer Braat: Zoo moet U dat niet opnemen.
De heer G. Konings: Het staat er toch.
De heer Braat: Daar bestaat geen gevaar voor,dat er een
procesverbaal van zal komen.
De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Een kleine
vraag. Wanneer eenmaal door een ambtenaar van politie pro
cesverbaal is opgemaakt, kan dan het hoofd der politie dat
verbaal inhouden?
De Voorzitter: Volstrekt niet.
De heer Verheijen: Dan moet het artikel gewijzigd worden.
De Voorzitter: Het hoofd der politie mag een verbaal in
houden, bij aldien de ambtenaar, die het heeft opgemaakt, het
zelf verzoekt. Wanneer hij dat toch zou doen, loopt hij het
gevaar en de risico om zelf met de „parapluie" kennis te ma
ken. En nu houd ik wel heel veel van mijne gemeentenaren,
maar niet zooveel, dat ik, voor wie hunner ook, daarin wensch
te geraken.
De lieer Verheijen: Dan zijn wij met deze bepaling aan de
mogelijke willekeur van ieder politieambtenaar overgelaten.
Nu heb ik wel het grootste vertrouwen in ons politiecorps,
maar ik meen, dat het dan toch voorzichtiger is, die bepaling
in te trekken. Wanneer wij van te voren de overtuiging had
den, dat het hoofd van politie met eene milde toepassing re
kening zou houden, dan was er voor mij geen enkel bezwaar
om het te laten, zooals het is, maar waar U zoo even gezegd
heeft, dat niemand bevoegd en in staat is een verbaal terug
te nemen, ook al had men niet in strijd gehandeld met de
interpretatie, zooals die in de notulen is vastgelegd, dan meen
ik, dat aan eene dergelijke arbitraire macht onze ingezetenen
niet mogen worden blootgesteld. Dan vind ik het veel beter,
dat heel het ding wordt geschrapt dan dat in strijd met onze
bedoeling eene vervolging wordt ingesteld.
De Voorzitter: Wat wenscht U dan voor te stellen?
De heer Verheijen: Dan zou ik wenschen te schrappen: „of
op een andere wijze met water te reinigen." Dan is alleen be
sproeien of bespuiten verboden, maar wordt het reinigen van
deuren, wat noodzakelijk kan zijn, toegestaan.
De Voorzitter: Het is natuurlijk eene oplossing. Ik zal nog
eens de twee artikelen naast elkander leggen. In artikel 33
oud lees ik, bij vriezend weder stoepen, verhoogde voetpaden
of vensterglazen aan de straatzijde te wasschen. Nu hebben
Burgemeester en Wethouders voorgesteld: „gevels, deuren,
hekken, muren of schuttingen met water te besproeien of te
bespuiten of-op andere wijze te reinigen." Hier is natuurlijk
toegestaan, dat vensterglazen met water kunnen gereinigd
worden.
Nu stelt de heer Verheijen voor om het laatste gedeelte van
die bepaling weg te laten. In elk geval is dan de bepaling toch
veel sterker dan zij vroeger geweest is. Mij komt liet voor,
•dat de moeilijkheden voor de politie ook daardoor grooter
worden om alleen de bepaling te doen gelden bij vriezend
weer.
De heer Verheijen: Bij vriezend weer zullen wij niet zoo'n
groot waterverbruik hebben. Dat is juist in den zomer en om
waterverkwisting te voorkomen, wil ik tenvolle mijne mede
werking verleenen.
De heer Braat: Er is geen gebrek aan water.
De heer Verheijen: Gebrek aan capaciteit, gebrek aan wa
ter. Wanneer wij niet kunnen pompen .hebben wij geen water.
Een van de methodes van waterverkwisting is het be
sproeien van gevels en volgaarne wil ik mijne medewerking
verleenen om die verkwisting te voorkomen, maar zooals het
hier staat, bent U, wanneer 's nachts iemand bij U of een an
der de zaak bevuilt, zooals meermalen kan voorkomen, ver
plicht een raadsbesluit af te wachten voor U bevoegd bent,
die zaak te reinigen.
De Voorzitter: Ondersteunt iemand het voorstel van den
heer Verheijen om de woorden „of op eenige andere
wijze met water te reinigen," te doen vervallen?
De Voorzitter: Het voorstel voldoende ondersteund zijnde,
kan een pnut van behandeling uitmaken. Verlangt hier
omtrent iemand het woord? Verlangt iemand stemming? Nie
mand? Dan is het aangenomen.
De Voorzitter: Verlangt omtrent artikel 90 een der leden
het woord?
De heer Kerstens: Mijnheer de Voorzitter! Het is ondoen
lijk om vee, dat men naar de weide brengt, van de voetpaden
langs den weg af te houden.
De Voorzitter: Hiervoor staat ook in het artikel buiten
noodzaak". Het is alleen verboden vee over een voetpad te
drijven. Het gaat niet op, wanneer er langs een landweg een
voet- of fietspad ligt, daarover vee te drijven.; daarvoor is
het niet aangelegd. Maar als men zijne boerderij heeft liggen
aan een weg waarlangs een voetpad is gemaakt, zooals b.v.
langs den Ouden Aardweg naar Wouw, dan mag men natuur
lijk gerust zijn vee over het pad naar den weg drijven.
De heer De Bruyn: Mijnheer de Voorzitter! Mag ik naar
aanleiding van dit artikel vragen, of het klinkerpad langs den
Stationsweg, dat links ligt van den keiweg, gaande naar het
station, ook beschouwd wordt als een openbaar voetpad? Er
heerscht een weinig anarchie op dat wegje. Zooals mijn buur
man hier juist vertel?, wordt er door de reinigingskarretjes
geregeld overgereden of wel zij staan er op. Is dat een voet
pad of een rijwielpad?
De Voorzitter: Mijns inziens dient de geheele weg, buiten
het trottoir als weg te worden beschouwd. Of deze nu ver
hard is met klinkers of met keien, doet in deze niets ter zake.
Wanneer het een rijwielpad Was, waren wij verplicht waar
schuwingsborden te plaatsen met het bekende opschrift: „Rij
wielpad Die borden staan er niet, derhalve is het in den
geest der wet geen rijwielpad. Alleen voor het verhoogde
voetpad of trottoir langs den Stationsweg gelden de afzon
derlijke bepalingen voor trottoirs bij de politieverordening
gesteld. Zoolang de toestand daar zoo blijft,is iedereen to
taal vrij daarvan gebruik te maken, zooals hij wenscht te
doen,- mits hij zörge den weg niet te beschadigen. Dat klin
kerpad is geen rijwielpad, en ook geen verhoogd voetpad of
trottoir, het is eenvoudig een gedeelte van den rijksweg.
Er behoeft niemand voor een wielrijder op zij te gaan.
Wil men het uitsluitend als rijwielpad beschouwd zien, dan
moet de Raad eerst beslissen, dat het alleen een rijwielpad
zal zijn en er de voorgeschreven waarschuwingsborden doen
Verordening tot wijziging van de Algemeene Politieverordening.
Verordening tot wijziging van de Algemeene Politieverordening.