12 VERGADERING VAN 27 APRIL 1917. dat de gemeente het bouwen zou beletten. Nadien zijn de toestanden gewijzigd en is er eene nieuwe bouwver ordening gemaakt, en aan de hand der bepalingen dezer nieuwe bouwverordening meenen Burgemeester en Wet houders niet te kunnen besluiten, dat hier een bijzonder geval aanwezig is, en wanneer dat geval niet aanwezig is bezitten Burgemeester en Wethouders naar hun oordeel niet de bevoegdheid om aan een weg, die niet als straat bekend is en niet als straat bestaat, toestemming tot bouwen te kunnen verleenen. Aangezien wij niet anders gehandeld hebben dan volgens de vastgestelde voorschrif ten, ligt het op den weg van den Raad óf wel'te zoggen: Burgemeester en Wethouders hebben juist gehandeld, óf te zeggen den toestand daar ter plaatse kennende en de wetenschap dragende, dat daar reeds meer dan een tiental woningen zijn gebouwd wij meenen, dat het langer beletten van bouwen in de Torenstraat geen be letsel mag zijn om op het verzoek toestemming te geven, dat daarin nog een gebouw mag worden geplaatst. Is het oordeel van den Raad van dien aard, dan achten Bur gemeester en Wethouders zich in deze gedéchargeerd en zullen zij geen bezwaar maken om, door dit Raadsbesluit gemachtigd, alsnog toestemming te geven. Verder zal ik er niet meer over spreken, want de verzoeker wendt zich tot den Gemeenteraad, dus de Gemeenteraad heeft in deze te zijn rechter over de beslissing van Burgemeester en Wethouders. Verlangt omtrent dit punt een der leden heit woord? De heer Vau Gastel: Mijnheer de VoorzitterIk heb er niets tegen dien man toestemming te geven tot bouwen, dan heeft hij niets voor op de anderen, die zooals U juist heeft gezegd toch gebouwd hebben, alhoewel zij geen permissie hadden. Deze man is nog zoo beleefd van te voren bij den Raad te komen aankloppen. Ik kan mij: daarom wel met het verzoek vereenigen. De heer E. van .WelyMijnheer de Voorzitter! Het was toch eene bestaande straat bij de invoering der ver ordening in 1903? De Voorzitter: De Tprenstraat is nooit toegelaten, het is een slob De heer Van Gastel: Het is precies een straat als de Eindstraat, dat is ook een slob. De Voorzitter: Het straatje is aangelegd, naar ik ge loof, door wijlen mejuffrouw Van Hal en was reeds aan gelegd toen ik hier kwam. In den beginne nu heeft zich het door mij gemelde feit voorgedaan. Nu mogen Burgemeester en Wethouders met de ver ordening in de hand alleen toestemming geven in een bijzonder geval en dit is geen bijzonder geval, want hier wordt verzocht aan een weg te bouwen, waarin een twaalf of dertiental huizen zijn gebouwd zonder vergun ning van Burgemeester en Wethouders. Burgemeester en Wethouders hebben gemeend op hun eenmaal ingenomen standpunt te moeten blijven staan en de vergunning te moeten weigeren. Wanneer de Raad oordeelt, dat hier een bijzonder geval aanwezig is, gezien den feitelijken toestand daar ter plaatse, dan zijn Burgemeester en Wet houders gedéchargeerd in zooverre, dat zij, wanneer de Gemeenteraad hst verbod daarvan niet wenscht gehand haafd te zien, niet langer bezwaar daartegen hebben. De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Wanneer de Gemeenteraad geene beslissing neemt, dan blijft de zaak zooals zij is, wanneer Burgemeester en Wethouders zich gedragen tegenover den verzoeker zooals zij zich tegen over anderen gedragen hebben, dan kan hij feitelijk bou wen zonder permissie niet waar? Dan wordt dat toe gelaten, of Burgemeester en Wethouders moeten zich jjpisschien op een ander standpunt plaatsen, en dat zou ik jammer vinden. De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders handha ven hun eenmaal ingenomen standpunt. De heer Verlieijen: Mijnheer de Voorzitter! Doordat Burgemeester en Wethouders thans dit standpunt inne men is natuurlijk geen gedragslijn bepaald voor een ko mend college. Ik kan mij voorstellen, dat hetzij door wijziging in persoon, hetzij door wijziging in opinie van personen, naderhand een ander standpunt wordt inge nomen, hetwelk voor de betrokkenen zeer onaangename gevolgen kan hebben. Ik kan mij dit voorstellen, dat die menschen geschaad worden tegenover anderen welke daar niet hebben gebouwd, dat ten opzichte van hen geen enkel égard wordt ïn acht genomen wanneer besloten zou worden, dat stratenaanleg tot gemeentezorg zou wor den verklaard, dat die menschen dan van alle voorrech ten verstoken blijven, dat zij b.v. geene rioleering krijgen,, geene verlichting, geene waterleiding en daardoor hunne gebouwen in de toekomst onbewoonbaar worden gemaakt of iets dergelijks. Het niet beletten behoeft nog niet het gevolg te hebben, dat ook in de toekomst eeine welwil lende houding wordt aangenomen, en daarom zouden zij' naderhand de dupe kunnen worden. Dan vind ik het veel consequenter het standpunt te blijven behouden om geene toestemming te geven. Laat men de menschen rustig hun gang gaan, dan blijven zij bouwen zonder te weten of (het in de toekomst wel altijd couleur de rose zal zijn, iets wat niet het geval zou wezen wanneer toestemming tot bouwen werd geweigerd. De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Aangaande het geen de heer Verheijen zegt dient de opmerking gemaakt te worden, dat in ieder geval de gemeente en défaut |?s. Het Gemeentebestuur had niet mogen toelaten, dat daar gebouwd werd, dat het eerste gebouw daar werd ge plaatst. Dan was natuurlijk de zaak nooit zoover ge komen. Het bouwen is in elk geval toegestaan. De heer Verheijen: Neen, het is niet belet. De heer Braat: A la bonheur! De Voorzitter: Het is belet op een rechtskundig advies hetwelk destijds in den Gemeenteraad is ingediend. Dat heeft U niet gekend, alleen de oudere leden kunnen dat weten. Er is een rechtskundig advies ingewonnen, toen voor het eerst aan dien zandweg werd gebouwd. Toen waren de bepalingen der bouwverordening van dien aard, dat geoordeeld werd, dat de Gemeenteraad weinig vat zou hebben om te kunnen zeggen of daar eene straat werd .aangelegd. Er bestond toen geene definitie in onze ver ordening wat onder het bouwen aan straten was te ver staan en omdat destijds twee of drie woningen gebouwd werden, hebben Burgemeester en Wethouders met voor kennis van den Raad de zaak maar laten gaan. Thans is er eene officieele aanvrage. De aanvrager wenscht niet te bouwen zonder dat hij vergunning heeft verkregen. Burgemeester en Wethouders hebben afwij zend beschikt. Hij komt thans van de beschikking van Burgemeester en Wethouders in beroep en verzoekt aan VERGADERING VAN 27 APRIL 1917. den Raad hem toestemming tot bouwen te geven. Wan neer de Gemeenteraad van oordeel is, dat Burgemeester en Wethouders die toestemming kunnen geven; besluit de Raad, dat er in de Torenstraat kan worden gebouwd, dan zijn Burgemeester en Wethouders gehouden van hun in genomen standpunt voor de toekomst af te wijken. Wan neer de Gemeenteraad beslist, dat het door Burgemeester en Wethouders ingenomen standpunt juist is, dan wordt ook in de toekomst geen toestemming tot bouwen in de .Torenstraat verleend. De heer Braat: Dan kan hij toch bouwen! De Voorzitter: Dat moet hij dan zelf weten. U moet niet uit het oog verliezen dat intusschen de bepalingen op het bouwen aan straten heel wat gewijzigd zijn. De heer E. van Wely: Vroeger was de quaestie alleen maar, dat zekere voorschriften in acht moesten worden genomen, toen was er gee.n sprake van straten, toen kon men bouwen waar men wilde. De heer Van Gastel: Het is eene straat! De Eindstraat is vijftien jaar later aangelegd en die gebouwen stonden er voor dien tijd al. De Voorzitter: Die zijn allemaal gebouwd vóór de bestaande bouwverordening, is vastgesteld. Dit staat vast; op 't oogenblik gelden andere voorschriften dan toen. Nu is alleen maar de quaeslie, meent de GemeenLeraad, dat hier een bijzonder geval aanwezig is door den feite lijken toestand die daar bestaat, dan zullen Burgemeester en Wethouders niet betrekking tot alle aanvragen tot bouwen aan de Torenstraat, welke mochten inkomen, als een bijzonder geval beschouwen. Dat is naar mijne meening het eeniga standpunt wat ingenomen kan worden. De heer Jac. Vos: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou U willen vragen wat op 't oogenblik de bouwverordening daarvan zegt. Op verzoek van den Voorzitter geeft de Secretaris voorlezing van artikel 2 der bouwverordening. De Voorzitter: De Torenstraat voldoet, zooals ik U reeds te kennen gaf aan geene van beide eischen, idia in de bouwverordening voor den aanleg van straten zijn gesteld. Zij is niet aangelegd met toestemming van den Gemeenteraad of Burgemeester en Wethouders en is niet behoorlijk verhard. Ook meenen Burgemeester en Wet houders, dat geen bijzonder geval aanwezig is. Op dien grond hebben Burgemeester en Wethouders de bouwver gunning aan Raaymakers moeten weigeren en wendt\deze zich nu lot het verkrijgen van bouwvergunning in betcJep tot den Geementeraad. Het is nu aan den Raad te beslissen; Burgemeester en Wethouders blijven als zijnde een beroep op hunne af wijzende beschikking builen stemming. Wanneer de GemeenLeraad zich uitspreekt vóór het verzoek, dan zal daardoor beslist zijn, dat het bouwen aan de Torenstraat als een bijzonder geval kan worden beschouwd. Met 7 tegen 3 stemmen wordt het verzoek toegestaan. Vóór stemmen de heeren: Braat, G. Konings, E. van Wely, Schul,, Van Gastel, Voeten en A. F. Vos. Tegen stemmen de heeren: Heerma van Voss, Verheijen .en Jac. Vos. De heeren P. Konings, K. van Wely en de Voorzitter blijven buiten stemming. XI. Mededeeling van ingekomen stukken. De Voorzitter: Mijneheeren! Ik heb de vergadering mede te doelen, dat zijn ingekomen: Een 'schrijven gedagteekend 26 Maart van den heer F. L. Broos, onderwijzer Ie Winterswijk, waarbij hij te kennen geeft, zijne benoeming tot onderwijzer aan de U.LJO. school te Nispen aan te nemen. Tevens betuigt hij daarin zijn dank voor het in hem gestelde vertrouwen, en verklaart hij' met ingang van 15 Juni a.s. in functie te zullen treden. Verder is ingekomen een schrijven van den heer M. A. Mercx, Directeur eener Bijzondere Kweekschool voor On derwijzeressen alhier, benoemd tot Schoolopziener in het ArrondissemenL IJselstein, gedagteekemd 24 April, na de verzending van de agenda, waarbij hij ontslag verzoekt als lid van de Commissie tot wering van schoolverzuim en als lid van de Commissie van Toezicht op het Middel baar Onderwijs, beide met ingang van 15 Mei a.s. Op verzoek van den Voorzitter geeft de Secretaris voor lezing van dit schrijven. De Voorzitter: Mijneheeren! Met het oog op den datum in het verzoek gesteld, stel ik U voor op dit'verzoek jreeds in deze vergadering eene beslissing te nemen, wanneer er althans bij den Raad geen bezwaar tegen bestaat. De Raad verlangt dit verzoek direct in behandeling te nemen. De Voorzitter: Ik stel voor aan den heer Mercx over eenkomstig zijn verzoek ontslag te verleenen als lid van de Commissie lot wering van schoolverzuim en als lid van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar On derwijs, beide met ingang van 15 Mei a.s.,- en zulks op de meest eervolle' wijze. Ik voeg hieraan toe, vertrouwende daarmede de tolk te zijn van U allen, dat ook wij 'weder- keerig wenschen, dat het den heer Mercx in alle opzichten in zijne nieuwe werkkring goed moge gaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van den Voorzitter aangenomen en betuigen dei leden met de door hem gesproken woorden hunne instemming. De Voorzitter: Alvorens tot punt 12 over te gaan geef ik alsnog de gelegenheid aan da leden tot het doen der gebruikelijke rondvraag. De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! In het begin dezer vergadering is op Uw verzoek door den Secretaris voorlezing gegeven van het Koninklijk besluit, waarbij U werd herbenoemd als burgemeester dezer gemeente. De Raad is daarop niet ingegaan, waarschijnlijk,, om dat deze mededeeling ons allen een weinig heeft verrast. Mijnheer de Voorzitter, ik wensch alsnog dit verzuim te herstellen en meen hierbij de tolk te zijn van den ge- heelen Raad, wanneer ik U feliciteer met Uwe herbenoe ming en daarbij de hoop uitspreek, dat het U gegeven moge zijn nog vele jaren aan het heil onzer gemeente Uwe beste krachten te kunnen wijden. Deze herbenoeming Mijnheer de Voorzitter, doet mij des te meier genoegen, omdat de gemeente daardoor in Beroep L. Raaymakers tegen de beslissing van Burgemeester en Wethouders in zake weigering eener vergunning tot het bouwen eener slagerij in de Torenstraat. Mededeellng van Ingekomen stukken. Rondvraaag.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1913-2006 | 1917 | | pagina 34