VERGADERING VAN 21 DECEMBER 1916. Vaststelling van de gemeente-begrooting 1917. wijzing welke de Commissie U gegeven heeft, voor U geen aanleiding is kunnen worden dien post terug' te Vemen. Vooral betreur ik het bij de bespreking van dien post niet te kunnen blijven wat ik zooi gaarne zou ge weest zijn: zakelijk, want wanneer ik er dieper oip> moeit ingaan, moet ik tot mijn spijt bekennen in dit geval niet zakelijk te zullen kunnen blijven,, dat ik persoonlijke argumenten zal moeten geven tegen heit bestaan van dien post op de begrooting. Juist omdat ik in dezen troebelen tijd zoo gaarne had gestaan aan de zijde van het Dajge- lijksch Bestuur en zooveel mogelijk er yoor te vinderi- ben met het Dagelijksch Bestuur mede te gaan, betreur ik het, dat een dergelijke bagatelle den godsvrede zou moeten verstoren. Ik vind het erg jammer Mijnheer .de de Voorzitter, dat deze post niet is teruggenomen .|einj zelfs zoo jammer, dat ik het bij mijne bestrijding voofl- ïoopig hierbij wil laten, en alleen wanneer door U vainj den voorzittersstoel het voorstel mocht worden gehand haafd, ik ,mij het recht wil voorbehouden de redenen te doen kennen,- die mij nopen tegen het voorstel te stemmen. De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben niet 'van het gevoelen van den heer Verheiijejn.. Het doet mij 'genoegen, dat Burgemeester en Wethouders dien post op de begrooting hebben behouden, omdat ik er voor ben, dat die post behouden blijft. Het spijt Jrnij echter, dat Burgemeester en Wethouders den wenk in onze 'Commissie gegeven 'niet denken op tei volgen en daardoor een van de wethouders niet met meer werk belasten,- maar dat daargelaten, zonder dat was ik er voor het salaris van de wethouders eenigszins te ver heugen. Op t oogenblik is het een salaris, dat in de verste verte op niets gelijkt. Er wordt wel eens gezegd wat voor werk wordt .er gedaan door de wethouders? Ik ben echter 'juist van het idéé, wanneer men iets wil verlangen van een ander,, men dan juist moet beginnen met beter te beloonen. Het .wethouderschap is voor eene gemeente als deze geen eerebaantje, maar eene moeilijke taak. En wanneer er gewerkt moet worden, moet er ook beloond' worden, en indien het salaris beter wordt,- heeft de Raad het volste recht meer te eischen. Daarom ook ben ik er voor, dat die post zal behouden blijven. De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan met de minderheid van de Commissie meidegaan, om aan de wethouders 600.salaris te verleenen, maar zou even als de Commissie er voorwaarden aan willen verbinden. Het voorbeeld door U aangehaald van de gemeente Helmond kan ï'n deze niet dienen. Ik heb Dinsdagavond een telegram ontvangen van den burgemeester van Hel mond, dat luidt als Volgt: „'Hiér is een wethouder van bedrijven en een voor openbare werken, zelf heb ik financiën en grondbedrijf." Dus Mijnheer de Voorzitter indien het waar is, dat de heeren wethouders daar 600.als jaarwedde genieten, dan staat er ook bij vast, dat ieder voor zijne rekening werkzaamheden heeft, en dat zou ik hier ook wenschen ingevoerd te ziein. Wij doen op verschillend terrein grootsteeds, laat ons in dit op zicht ook grootsteeds doen, Ik zou er zelfs niet tegen zijn en ook willen voorstellen het salaris nog hooger ,te stellen dan ƒ600.Ik had gedacht, dat b,v. eene jaar wedde van 700.met zes jaarlijksche verhoogin:ge|n van: 50,— tot een maximum van ƒ1000.— wel zou aanj j te nemen zijn,- maar onder de voorwaarden, zooals die op andere plaatsen is. De tijd Is daar reeds lang voorbij; d'at de taak van wethouder een eerebaantje was,- dat ambt wordt goed betaald, tenminste veelal, daar moet ook gewerkt worden en als er gewerkt wordt, is er niets tegen,- dat er goed betaald wordt. Ik geloof, dat het in het belang der gemeente zou zijd; wanneer dei wethouders zich met 'de takken van dienst bemoeien. Ik zal eerst afwachten, Mijnheer de Voorzitter, hoe deze besprekingen 'in deze vergadering ontvangen wor- dpn,- anders zou ik willen voorstellen een salaris te be palen van 700.met zes jaarlijksche verhoogingen van 50.— en de beide wethouders vanaf 1 Januari, het maximum van 1000.te geven, omdat zij meer dan zes jaar wethouder zijn; deze bepaling dus van terug werkende kracht 'te doen zijn. heer Van Gastel: Mijnheer de Voorzitter! U weet, dat ik 'lid der Commissie geweest ben ter behandeling van de begrooting. Het rapport der Commissie is U bekend. Ik was een van de leden,- die ieir voor jwajrelm om het 'salaris wel te verhoogen, mits er eeniei Commissie zou ingesteld worden bij publieke werken,- ein daar blijf ik bij1. Wanneer die er komt of n'importe wanneer de zaak zou geregeld worden zooals de heer Braat heeft besproken, dan kan ik er mijne stem aan geven, anders blijf ik er tegen. De heer Voeten: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij in den tegenwoordigen toestand niet vereieinigen met den den opslag 'voor de wethouders. Ik kan in geen geval medeg'aan met 'de voorstellen van de heieren Braat en Heerma van Voss. Ik zou er voor zijn om te bezuinigen'.' De heer Jac. Vos: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou er wel voor zijn,- dat ook eene Commissie voor openbare werken werd 'ingesteld. Wanneer men eiens nagaat de verschillende gemeentewerken, die er in de gemeente zijn en wanneer men ziet de verschillende gebreken, die f>r aan 'zijn, wat aan de verschillende landwegen moet worden gedaan, wat er moet geschieden om de water:- loozingien 'nog te verbeteren, js het wel van belang, dat gr eene Commissie was, die voeling hield met de ge meente-opzichters om te trachten in deze toestanden ver betering te brengen. Daarom zou ik 'graag zien, dat eene Commissie van openbare werken werd ingesteld om te trachten die 'zaken i,n het reine te brengein. De Voorzitter: 'Ook na de zienswijze van de verschil lende leden in deze vergadering tei hebben gehoord, ver klaar ik mij niet bereid het voorstel tot verhooging van d,e jaarwedde der wethouders terug te neimen. Ik heb dat voorstel uit overtuiging gedaan en ik kani nipt van mij verkrijgen die overtuiging prijs te geven door een dwingend voorstel om per se van Burgemeester enj 'Wethouders te vorderen dat zij eemei commissie van) tqezicht Voor openbare werken hebben tei verzoeken, zoo zij dien post wenschen aangenomen te zien. Dit kan .ik mij nog minder laten afdwingen, waar uit het gerappor teerde 'duidelijk blijkt, dat de Commissie alle lof heeft voor de wijze, waarop de ambtenaren in dienst van openbare werken hunne taak vervullen. Ik moet dus aannemen; dat het gerapporteerde onder hoofdstuk .VI slaat op het College van Burgemeester en Wethouders en de leiding 'daarvan naar het oordeel va,n de meerderheid der Commissie niet goed is. Het spijt mij! dit te hebben VERGADERING VAN 21 DECEMBER 1916. Vaststelling van de gemeente-begrooting 1917. moeten constateeren. Juist dit maakt het mij onmogelijk, op den zijdelingschen dwang, die hier op Burgemeester en Wethouders wordt uitgeoefend in te gaan en b,et voorstel terug te hemen, een voorstel, dat ik uit over tuiging heb 'gedaan, 'omdat -niemand beter dan ik weten kan, welke taak de wethouders hier hebben te vervullen. Oordeelt men,- dat 'die taak niet naar behooren wordt vervult, dan mag 'men dat gerust in deze vergadering zeggen. De heer Braat 'heeft gesproken betreffende Helmond; ik hoop maar; dat hij hipt heeft willen veronderstellen,) dat mijne gegevens niet op waarheid zouden berusten. Ik wist heel goed, dat er in Helmjond 600 gulden werld gpgeven. Men heeft daar een jeugdig en voortva;re(njd! Burgemeester, die, in het bestuur der gemeente nog; heel wat verandering zal brengen. Wanneer Burgemeester en Wethouders het noodig oor- deelen hunne taak te verlichten, hebben zij daar vol strekt geene dwingende maatregelen voor noodig; zij heb ben dan alleen een voorstel aan den Raaid te doen om gene commissie van bijstand in te stellen. Waar echten tevredenheid wordt betuigd kan eene commissie van bij stand niet noodzakelijk worden geacht, en zoolang Bur gemeester en Wethouders dan ook die taak njet te zwaar vinden, zullen zij daartoe het voorstel n,iet doen. Ik blijf mijn voorstel, om de jaarwedde van de wet houders te brengen op 600 gulden handhaven. Wan'r neer men gesproken heeft van een zachten wenk,- heb ik -di,en wenk waarschijnlijk even slecht begrepen als de heer Verheijen het antwoord van Burgemeester en Wethouders, dat hij „niet dadelijk heeft gevat en er zelfs hej wetboek op moest naslaan. De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Ik wilde U alleen maar zeggen, dat jk consequent zal blijven en Uw voorstel tot verhooging zal steunen, zooals ik daar primitief voor was, onafhankelijk van het voor stel tot het instellen van eene commissie voor openbare werken. Maar al ben ik onafhankelijk daarvan gen voor stander, toch ga ik geheel mede met de meening van de meerderheid der Commissie, waar zij gemeend heeft aan Burgemeester en Wethouders eeln zachte wenk te moeten geven, betreffende ten wensch van den Raad, die al zeker een jaar of acht, tien geleden geuit is jeini sedert wenschelijk is geacht door den Raad,- blijkens dei herhaalde pogingen om Burgemeester en Wethouders te krijgen tot het 'instellen eener Commissie van bijstand voor openbare werken. Zooals gezegd ga ik daar geheel mede accoord en ben ik het geheel met dien zachtein wenk voor Burgemeester en Wethouders eens. JVat betreft Uwe meening, dat het niet correct Is van de Commissie om tevredenheidsbetuigfngen te doen ten opzichte der ambtenaren en toch den wensch te uiten! tot instelling 'eener 'commissie van bijstand, daar hoop ik U te antwoorden wanneer wij aan hoofdstuk VI zijn gekomen. Dte heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Nu door U deze post 'op de begrooting; gehandhaafd blijft, zal ik dan toch moeten overgaan tot eene bestrijding; van ,Uw voorstel qp persoonlijke motieven. Gaarne zou ik dit zakelijk hebben willen doen; maar dat is; mij onmogelijk gebleken. De kwesLie is deze: -er wordt gezegd door Bur gemeester en Wethouders 'dat eene functie moet gesa larieerd worden in 'verband met het belangrijke van dien post. Natuurlijk geef ik gereedelijk toe, dat dei functie van wethouder in Roosendaal geen sinecure is, maar! van den anderen kant waar U gezegd hebt, dat de Bur gemeester alleen kan beoordeelen over hetgeen diel wet houders van Roosendaal doen, vind ik, dat juist van di,e specifieke werkzaamheden zoo ontzettend weinig blijkt en wij. juist op enkele momenten, van die werkzaam,hiel den heel wat moesten merken. H|iér In onza vergaderin gen hooren wij van den eenen wethouder nagenoeg niets' dan alleen een enkelen keer: ik ga mede zooals door 'Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld en een heel enkelen keer eelne bestrijding zonder nadere mor tieven van een bepaald voorstel. Verder hooren of zien wij van de activiteit van dezen wethouder niets,. Van den anderen wethouder, welke belast is met del leiding van! een onzer meest belangrijke commissies, daar heb ik juist een tegenovergestelden 'dunk van. Hiel komt mij voor, dat de wethouder die dat bedrijf leidt zich .veel te weinig aan die zaak geeft, althans in den vo-jm zo-o-als ik meen, dat eene zaak geleid moet worden. De activiteit van dien wethouder laat vermoedelijk niet te wenschen over; maar in ieder geval de bereikte resultaten zijn nihil. Wanneer U ziet, dat in eene vergadering-, zooals onlangs giebeurd is, ik eene rechtstreekscba vraag over een voor stel 'der gasfabriek tot dien wethouder heb gericht, door Uj Mijnheer de Voorzitter, wordt geantwoord: op dia onverwachte vraag zult U van-daag wel geen antwoord) verlangen, en die man mij dan toch een antwoord geeft geheel en al naast de gestelde1 vraag! waarin hij toontt of liever zegt, dat de vraag hem vreemd is en hij ze- niet begrijpt, terwijl ik, die de vraagl stel, de "klacht heb voor mij liggen, dan komt het mij vo-or, Mijnheer de Voorzit- zitter, 'dal ik Van het nut dier werkzaamheden ai een! betrekkelijk 'geringe,n dunk moet krijgen. En juist da dunk, 'die ik naar buiten van de werkzaamheden der wethouders iheb, is vo-or mij oorzaak met het voorstel tot Iverhoo-ging niet te kunnen medegaan. De (heer P. Konings: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou den (heer Verheijen 'iets wijlen zeggen. Hij, spreekt hier altijd (met zoo'n 'hooge woorden, doch ik heb herhaal delijk ide verslagen der Provinciale Staten nagegaan ©n daarin heb ik al heel weinig of ni'ets vain den heer V-erl- heijen (bemerkt. Hij heeft altijd zoo'n groot poeha, maar, als hij' denkt daarmede eene gemeante als Roosendaal te regeeren, dan vergist hij zich terdege. Ik h-eib wel van andere leden gehoord, dat zij er: heel anders over deur ken. 1 De gascommissie heeft altijd haar plicht gedaan, wij hebben een Voorstel gedaan tot verhooging, wij heb ben .voorgesteld en er op 'aangedrongen den directeur te schorsen. Daar 'is de Raad niet op ingegaan, en da tip kunnen wij 'dus 'niets aan doen. Omj daar, zo-o openlijk; voor afgekamd te worden, daar heb- ik gee-n zin in, ,-a.l is Mijnheer Verheijen ook honderdmaal Mijnheer .Ver heijen. Ik zal trachten zoolang ik wethouder ben mijn plicht te doen, en wensch nipt toegesnauwd: te wprdie-n., Ik -ben evengoed Konings als hij Jani Verheijen. Ik zal mij buiten stemming houden. De -Voorzitter: Mijneheeren, wij hebben alle-ein bet wethouderschap te beoordeelen; 'wanneier paar de mee ning -van den Raad de wethouders hunne taak niet plicht-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1916 | | pagina 73