8
VERGADERING VAN 18 NOVEMBER 1916.
Oprichten groentendrogerijen.
a. Huishoudelijk Reglement voor de brandweer in de
gemeente Roosendaal en Nispen, vastgesteld den 9de;n
Juni 1904, afgekondigd den 30sten Juni 1904;
b. Bouwverordening der gemeente Roosendaal en Nis
pen, vastgesteld den 4den April 1905, afgekondigd den
22sten April 1905, zooals deze is gewijzigd bij1 besluit
van den 23sten September 1908, afgekondigd den 24sten
Maart 1909, bij besluit van Gedeputeerde Staten van
N oordbrabant vain den 25sten Januari 1912, afgekondigd
den 22sten Februari 1912, bij besluit van den Iden Mei
1912, afgekondigd den llden Mei 1912 en bij besluit van
den 13den Juli 1912, afgekondigd den lOden October 1912;
c. Algemeene Politieverordening voor de gemeente Roo
sendaal en Nispen, vastgesteld den 14den Februari 1911,
afgekondigd den 20sten Maart 1911, zooals deze is ge-
iwijzigd bijf besluit van den 13den Juli 1912, afgekondiafd
den 24sten Juli 1912;
d. Verordening met betrekking tot het bouwen aan de
Brugstraat, het Stationsplein, de Stationsstraat én de
Spoorstraat in de gemeente Roosendaal en jVispen, 'vast
gesteld den 5den Juli 1911, afgekondigd den 29sten Juli
1911;
e. Verordening op inrichtingen tot bewaring van lom
pen en beenderen in de gemeente Roosendaal en Nispen,
vastgesteld den 5den Juli 1911, afgekondigd den 29sten
Juli 1911, en
f. Verordening houdende maatregelen tegen vasthou
ding of prijsopdrijving van graan, meel eh brood, vast
gesteld den 28sten Januari 1915, afgekondigd' den Sstenj
Februari 1915.
Aldus vastgesteld door den Raad der gemeente Roosen
daal en Nispen in zijne openbare vergadering van den
J.8en November 1916.
De Secretaris, De Voorzitter,,
A. A. RADEMAKERS, AUG. COENËNj
X. Beslissing of zal worden overgegaan tot het vast
stellen eener verordening, houdende verbod tot het
oprichten van droger yen van groenten in de kom
men der gemeente.
De Voorzitter: Bekend mag het heeten, dat de tijds
omstandigheden aanleiding gaven, dat in onderscheidene
gemeenten drogerijen van groenten en aanverwante ar
tikelen zijn opgericht, Ook voor deze gemeente is eenei
aanvrage daartoe bij het Gemeentebestuur ingekomeinj
Wij hebben gemeend, alvorens op deze aanvrage eeinei
beschikking te nemen, U in de gelegenheid te moeite^'
stellen uitspraak te kunnen doen of de oprichting vanj
dergelijke bedrijven in alle deelen onzer gemeente, wel
wenschelïjk is. Door den hoofdopzichter van publieke
werken is op onzen last een onderzoek ingesteld naar de
.werking van dergelijke bedrijven in andere gemeenten,
en de klacht in alle gemeenten, waar ze in werking zijn,
•gesteld, is eensluidend, en wel, dat de lucht die derge
lijke bedrijven verspreiden verre van aangenaam en over
het algemeen hinderlijk is. De mate van onaangenaam
heid hangt af van de soort van groenten, die men aan;
droging onderwerpt. Er bestaat één middel om aan die
onaangename lucht eenigszins voor de kommen der ge
meente te ontkomen en dit middel bestaat hierin, dat de
Raad krachtens de Hinderwet besluit, dat geene dro
gerijen in de kommen der gemeente mogen worden op
gericht en dit bij verordening vaststelt.
Hieromtrent eene beslissing uit te lokken is het doel,
waarvoor dit punt op de agenda is geplaats.
De heer E. van Wely: Is het drogen van groep?te(nj
niet reeds in de Hinderwet opgenomen?
De Voorzitter: Ja zeker.
De heer E. van Wely: Dus zij moeten het toch gewoon
aanvragen en dan hebben de buren het recht te recla,-
meeren.
De Voorzitter: De Raad kan bepalen, dat hij derge
lijke inrichtingen niet in de kommen der gemeente wenscht
te hebben.
Dergelijke inrichtingen zijn over het algemeen van dien
aard, dat zij de lucht in eene plaats .verpesten, weshalve
het op den weg van Burgemeester en Wethouders ligt
te vragen: ziet de Raad er geen bezwaar in, dat ^Iep-
gelijke drogerijen in de kommen der gemeenta worden
opgericht? Wanneer de Raad er geen bezwaar: in ziet
en van oordeel is, dat het niet wenschelijk is te a,chiten
eene dergelijke bepaling in het leven ta roeipen en (deze/
in eene verordening, waarbij het oprichten van drogerijen
in de kommen der gemeente verboden wordt, vast te leg
gen, moeten Burgemeester en Wethouders verder weten
onder welke voorwaarden zij toestemming zullen of kun
nen geven.
De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben
over 't algemeen voor ingrijpende maatregelen, maar de
vraag, zooals zij ons is voorgelegd,, lijkt mij yen beetje
te radicaal. Wanneer wij zouden verbieden hei oprichten
van groentendrogerijen in de kom onzer gemeente, dan
lijkt het mij niet onwaarschijnlijk, dat wij' daarmede het
doel zouden voorbijstreven, omdat dé onaangename lucht
die eene dergelijke drogerij, heet tei verspreiden, kan
voorkomen worden.
Ik ben een leek op dit gebied, ik weet niet wat voor
lucht dat is of hoe krachtig de stank is, maar ik kan mij
indenken, dat het terrein in de gemeente groot genpieig
is, dat de bewoners van omliggende huizen niet 'dien!
onaangenamen last ondervinden, dat het noodzakelijk
wordt gemaakt, dat wij absoluut de oprichting van dro
gerijen verbieden. Daarenboven meen ik, dat op technische!
wijze het bezwaar van luchtverspreiding kan worden voorko
men. Het komt mij voor, 'Wanneer het drogen van groenten!
geschiedt in eene afgesloten ruimte, waarbij de slechtel
lucht wordt opgevangen door ventilators en verbrand
onder den oven, die toch zeker voor de instandhoudijnfgi
van 'een dergelijk bedrijf 'noodzakelijk is, dat van die
slechte 'lucht in de onmiddellijke omgeving heel weinig
zal 'worden bemerkt. Ik ken het systeem van grqelntenc
drogen niet, maar het wil mij voorkomen, dat door ver
branding het verspreiden van heel wat onaangename lucht
kan worden voorkomen, speciaal de lucht van plantaar
dige stoffen, welke toch die stank moet veroorzaken,
kan door verbranding worden vernietigd.
Wanneer U mij, Mijnheer de Voorzitter, als voorsteller
van de verordening kunt verzekeren dat een verbod ab
soluut noodzakelijk is, ga ik uit den aard der zaak met
U mede, in het andere geval zou ik U willen voorstellen
deze bepaling aan te houden, totdat wij in de gelegenheid
zijn geweest ons te overtuigen, of dit hier wel absoluut
noodzakelijk is.
9
VERGADERING VAN 18 NOVEMBER 1916.
Oprichten groentendrogerijen.
De Voorzitter: Ik heb gaarne, dat de leden hun ge
voelen zeggen. Voor Burgemeester en Wethouders is dit
natuurlijk bij voorstellen van dergelijke ingrijpende maat
regelen van veel gewicht.
De heer Verheijen: U zegt, dat voor Burgemeester en
Wethouders het voorstellen van dergelijke ingrijpende
regelen van veel gewicht is, doch begrijp ik U goed, dan doem
Burgemeester en Wethouders niet het voorstel, maar vra
gen zij alleen aan den Raad of het wenschelijk is, dat
het voorstel gedaan wordt.
De Voorzitter: Juist, wij wenschen .alleen van den
den Raad te vernemen, of hij van gevoelen is, dal derge
lijke drogerijen in de kommen der gemeente magen bestaan
Wanneer de Raad 'het niet noodig oordeelt eene veri-
bodsbepaling hieromtrent in het leven te roepen, be
schikken Burgemeester en Wethouders gewoon op het
ingekomen verzoek en 'schrijven die maatregelen voor,
Welke zij in hel "algemeen belang; dienstig oordeeten. Wij!
doen eerst dan het voorstel om eene verordening vast
te stellen, als de Raad zich heeft uitgesproken.
De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzittofr
Evenals de heer Verheijen ben ik een leek op het gebied,
van groentendrogerijen, doch Wat U gezegd heeft op
.autoriteit van den hoofdopzichter van publieke werken,
die belast werd 'met het onderzoek naar die inrichtijngen
en welk onderzoek 'zoo slecht is juitgevallen, dat U die
inrichtingen eene soort 'van pest voor de gemeente
noemde
De Voorzitter: De inrichtingen zelf niet.
De heer Heerma van Voss: Neen, maar Se lucht daar
vind ik, dat wij ons aan een ander moeten spiegelen, want
die zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Laat
ons niet beginnen om die inrichtingen in de kommen toe
te laten. Wanneer eenmaal zoo'n inrichting gevestigd is
onder, allerlei bezwarende voorwaarden van verbran
dingssystemen of allerlei voorwaarden dj.e door Burge
meester en Wethouders worden gemaakt bepalingen,
waaraan op slot van rekening' toch niet de hand gehouden
wordt blijft het klachten regenen van de omwonenden,
dat niet voldoende toezicht wordt uitgeoefend. Ten slotte
zijn die inrichtingen er eenmaal én blijfven er. Daarom
vind ik het veel beter 'dergelijke zaken te voorkjoimem
en die inrichtingen in de kommen d;er gemeente niét
toe te laten.
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil hier
mede alleen verklaren, dat ik het geheel met den Jieelr,
'Heerma van Voss eens ben.
De heer E. van .Wely: De kom der gemeente is nogal
beduidend groot.
.Verschillende lédenDie is in de verordening aange
geven.
De Voorzitter: De verordening', die eventueel, wanneer
de beslissing van den Raad is gevallen, wordt vastgesteld
geeft eene omschrijving van de kom, zooals die in de
politieverordening voorkomt en die is zeer uitgebreid, doch
dat ,is het groote bezwaar niet; wanneer dat ge wenscht
wordt, kan men die voor eene dergelijke verordening;
wel inkrimpen. Ik geef U gereedelijk toe, dat de kom
in de politieverordening vastgesteld zich te ver uitstrekt,
maar men moet soms profiteeren, wanneer er gelegen^
heid is het gevoelen van den Raad te kennen.
Uit hetgeen de heer Verheijen gezegd heeft, moet iki
afleiden, jdat hij in den laats ten tijd niet in de naburige
gemeente Oud-Gastel geweest is. Ik dacht, dat hij daar
wel ,eens vertoefde. Daar heeft men ook een van diej
drogerijen, waarin een bepaalde soort groenten gedroogd
wordt. De lucht moet daar onuitstaanbaar zijn. De heer:
E. ,van Wely, die daar dagelijks komt, zou U kunnejnj
vertellen, ,dat de lucht onhoudbaar isj speciaal wanneer
er uien gedroogd worden verpest de lucht geheel het dorp
Gastel. ,ïn Princenhage is het al eveneens zoo.
De heer Schul: Mijnheer de Voorzitter! Ik vind juist
het omgekeerde. Ik vind het eene aangename lucht en
eene gezonde lucht er bij
De Voorzitter: Dat is eene persoonlijke meening van
U, Waar tegenover slaat hetgeen ik van de autorite item
van Gastel heb vernomen; men ondervindt er daar veel
last van. Daar komt nog bij dat, wanneer de afval, welke
natuurlijk in die drogerijen uit den. aard der zaak voor
komt, niet tijdig wordt weggevoerd, en aan een rottings
proces wordt overgelaten, de stank dan onuitstaanbaar
mag heeten. Ik weet niet of dat de heer Schul ook bekend
is. Men heeft mij gezegd, dat de lucht nog dragelijk !isy
maar de stank van de afval ondragelijk moet zijln,. Zoo
luiden de rapporten, welke wij van de inwoners Jiebben!
verkregen en naar aanleiding dier rapporten meendein
wij eene beslissing van den Raad te moeten uitlokken*
Wij weten wel, dat het een bezwarende maatregel isj
maar wij moeten voor alles zorgen preventief op> te tre
den en niet later wanneer inrichtingen zijn tot stand!
gekomen.
In de naburige gemeente Bergen-op-Zoom heeft men
jaren geklaagd over de lucht, die de melasse-spiritusi-fa-
briek afgeeft. Deze fabriek legt gouden eieren voor dei
aandeelhouders, maar ik geloof niet; dat de g;emeen:l,e
Bergen-op-Zoom er nog zoo gemakkelijk toe zou overgaan
om vergunning te geven tot oprichting van eene derge
lijke fabriek in de kom der gemeente. De lucht dien
fabrieken kan voor sommigen aangenaam zijn, maar wan
neer de wind in deze richting is en wij het voorrecht
hebben van die lucht te genieten, dan heb ik maar liefst]
dat ze blijft waar zij opgewekt wordt, daar waar; de gou
den eieren geraapt worden!
Wij hebben gemeend den koninklijken weg te bewan
delen door aan den Raad te vragen, of hij die hinderl,'ijik[-
heid erkent. Ik zal mij daar niet verder over uitlaten,^
wanneer de Raad meent, dat dergelijke drogerijen, in
de kom mogen beslaan, leggen wij ons bij' het gevoieiéni
van den Raad gaarne neer.
De onaangename lucht te ondervangen, gelijk de heer'
Verheijen wenscht, schijnt ondoenlijk. Ik voor mij had
gedacht om voorschriften te geven voor de hoogte van
den schoorsteen, doch dat heeft voor drogerijen totaal
geen effect, want de lucht blijft zich door elke opening)
verspreiden.
De heer Verheijen: Ik stel mij de zaak zoo voor:
een schoorsteen heeft daarvoor betrekkelijk weinig waarde,
maar ik kan mij de droging denken in eene luchtdic(h,te
afgesloten ruimte.
De Voorzitter: Dan kunnen ze het er zelf niet in
uithouden.
De heer A. F. Vos: Mijnheer de Voorzitter! Wanneer