2 VERGADERING VAN 17 AUGUSTUS 1916. Vaststelling notulen. Opmaking van een voordracht ter benoeming van leden van het College van Zetters. Voorstel tot het royeeren van de zekerheid gesteld door wijlen den heer C. P. M. Raaymaakers. Request van het onderwijzend personeel tot herziening zijner jaarwedderegeling. „De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; betreurt de houding welke door enkele hier ter stede verblijvende Belgen, tegenover den Burgemeester is aan genomen; is overtuigd dat geene handeling van de zijde van den Burgemeester tot eene dergelijke handelwijze aan leiding heeft kunnen geven; verklaart de maatregelen door het hoofd van het .plaat selijk bestuur, sedert October 1914 in hel belang van de hier verblijvende vreemdelingen genomen, alsook de houding tegenover hen, volkomen goed te keuren; betuigt den Burgemeester oprechten dank voor dei uit nemende wijze,- waarop hij in die moeilijke dagen zijne taak als Burgemeester eener grensgemeente heeft ver richt vis er van overtuigd dal miskenning geene oorzaak zal worden van eene minder welwillende houding tegenover onze Belgische gasten, en gaat over tot de orde van üen dag.'l' De Raad betuigd zijne instemming mei deze motie die bij acclamatie wordt aangenomen. De Voorzitter: De aanneming dezer motie is mij eene welkome gelegenheid om U, den Raad, mijnen hartgron- digen dank te betuigen voor de eenstemmige waardeering uwerzijds, die ook nu wederom blijkt. Hiervoor dank ik U uit den (grond van mijn hart en ik geef U de verzekering, dat juist die waardeering mij' overtuigend bewijst, dat ik als drager van het hoogste burgerlijk gezag in deze gemeente verplichtingen heb na te komen en dat ik juisL door deze sympathiebetuigingen die verplichtingen nauw gezet zal weten te behartigen. Vooral heb ik met genoegen gehoord de laatste clausule, die in de motie is opgenomen. Wat ik voor de vluchter lingen 'gedaan heb, zal ik ook in de toekomst blijven doen. Geene onwelwillendheid van de zijde van enke lingen kan 'daarin verandering brengen. II. Opmaken ran eene voordracht ter benoeming van leden van het College van Zetters. Aan de beurt van aftreding zjjn de heeren A. J. de Bruyn, H. J. M. Laane en K. F. W. M. van Wely. De Voorzitter: ik verzoek den Secretaris voorlezing te willen geven van eene circulaire van den hoer Com missaris der Koningin betreffende dit onderwerp aan de gemeenteraden toegezonden. De Secretaris geeft hiervan voorlezing, De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders stellen ,U voor,j allereerst 'over te gaan tot aanwijzing van de eerste candidaten voor de voordracht en niet zooals vroe ger gebruikelijk was den eenen candidaat tegenover den anderen te stellen. Voor iederen candidaat moei afzon derlijk gestemd worden. Aan de beurt van aftreding zijn de heeren A. J. de Bruny, II. J. M. Laane en K. F. Wl M. van Wely. Tot stemopnemers voor deze en volgende in deze ver gadering te houden stemmingen benoem ik de beide hee ren Wethouders. Hierna gaat de Raad lol stemming over. De uitslag der gehouden stemmingen is, dat als eerstel candidaten op de voordracht worden geplaatst de heeren A. J. de Bruyn, H. J. M. Laa'no eln"K. F. W. M. van Wely, aftredende leden. De Voorzitter: Bij vorige gehouden stemmingen zijn als tweede candidaten gekozen de heeren Louis de Bruyn, William Laane en C. Wi. Bennaars. De heer William Laane heeft inmiddels opgehouden ingezetene dezer gemeente te zijn. Ik verzoek l daarmede bij het doen uwer keuze rekening te houden. Wij gaan nu over tol kiezing van de tweede candidaten op de voordracht. Hierna gaat de Raad tot stemming over. De uitslag der gehouden stemmingen is, dal als tweede candidaten op de voordracht worden geplaatst dei heeren A. J. de Bruyn, architect, A. J-. M. de Bruyn en J. A. C, van Gastel, leden van den Gemeenteraad. III. Voorstel tot het royeeren van de zekerheid, gesteld door wijlen den heer C. P. M, Raaymakers, in leven ontvanger dezer gemeente. De Voorzitter: Mijneheeren! Op verzoek van den tei- geinwoordigen ontvanger wordt aan den Baad voorgesteld hem te machtigen, de zekerheid van wijlen zijnen vader, in leven gemeente-ontvanger alhier, "te kunnen royeeren., Van onze zijde kunnen wij adviseeren, dat ^hiertegen geen bezwaar bestaat aangezien de laatste rekening waar- Voor de vroegere gemeente-ontvanger zekerheid had te stellen, door Gedeputeerde Staten is vastgesteld. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel tot het royeeren der zekerheid van wijlen den heer (1 P. M. Raaymakers aangenomen. IV. Request van het ouderwijzend personeel aan de openbare lagere scholen alhier, houdende verzoek om herziening zjjner jaarwedderegeling. De Voorzitter: Ik verzoek den Secretaris voorlezing te geven van dil adres. Na voorlezing zegt: De Voorzitter: Mijlneheeren! Nadat dit adres was in gekomen, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend daaromtrent het advies te moeten inwinnen van de com missie van loezichl op liet lager onderwijs, welke com missie bij' brief van 4 Augustus j.1. daartoe; is uitgeniO|Ot- digd. Als antwoord daarop heeft de commissie van toe zicht op het lager onderwijs bij brief van 10 Augustus d. a. v. advies uitgebracht, waarvan ik den Secretaris verzoek voorlezing te geveri. De Secretaris geeft hiervan voorlezing. De Voorzitter: Naar aanleiding van het ingekomen adres en gezien het advies hierover door dei plaatselijke commissie uitgebracht, heb ik de eer U namens Burge meester en Wethouders voor te stellen de herziening der salarisregeling voor het onderwijzend personeel direct ter hand te nemen en daarmede niet te wichten totdat 3 VERGADERING VAN 17 AUGUSTUS 1916. Request van het onderwijzend personeel tot herziening zijner jaarwedderegeling, de tegenwoordige salarisregeling wettelijk zal ophouden van kracht te zijn, zijnde 31 December van het jaar 1917. Met hel oog op de tijdsomstandigheden, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend U dil voorstel aldus te moeten doen. Alvorens echter met het herziei- ningswerk een aanvang te maken, is het noodig, dat do Raad zich hieromtrent eerst uitspreke. Vandaar ook het voorstel, dat ik U namens Burgemeester en Wethouders doe, om de herziening van de jaarwedderegeling van het onderwijzend personeel teil spoedigste ter hand te ne men wat ook In het advies der plaatselijke schoolcomL missie wordt voorgesteld. De heer E. van .Wely: Mijnheer de'Voorzitter.' Is dooi de commissie niet overwogen om een duurtetoesiag te geven 7 De geheele bedoeling is, te voorkomen dal de ondeiy wijzers door de zoo dure levensmiddelen in moeilijkhe den geraken. Dal is inderdaad zoo, dat kan ik mijl gond voorstellen, maar daarom ook zou ik mijl liever bepalen lot het geven van een duurtetoesiag dan herziening der salarisregeling. De Voorzitter: Natuurlijk weet ik niet wat de com missie in deze heeft overwogen, maar mijl dunkt, dat uit het advies blijkt, nu deze herziening slechts eene kwestie van een jaar verschil uitmaakt, dat de commissie Van meening is dal thans eene herziening de voorkeur ver dient boven het verleenen van een duurtetoesiag. Hierdoor wordt toch ook verkregen, dal voor dit jaar een duurtetoesiag wordt gegeven. I)ie herziening- kan dan gelden, als duurtetoesiag, dien U wilt toekennen. Zooi wordl hel naar mijne meening ook door do commissie beschouwd. Het verschil loopl slechts over een jaar. De heer E. van Wely: Hel motief lol herziening js alleen, dat de levensmiddelen zoo duur zijn en de on derwijzers daardoor in moeilijkheden geraken; daarom ben ik er zeer voor om een duurtetoesiag te geven. De Voorzitter: Liever dan eene herziening van do jaarwedderegeling De heer E. van Wely: Ja. De heer K. van Wely: Mijnheer de Voorzitter|De jaarwedderegeling moet toch herzien worden en omdat die herziening toch moet plaats hebben in het jaar 1917, was hel dunkt mij beter om het nu 4e doen, dan gaat het in eene moeite door. In plaals van een en ander in 1917 to doen ingaan, konden wij het dan direct doen in gaan desnoods per 1 Augustus of 1 September. Wij komen anders toch in moeilijkheden, want veronderstel, dal wij een duurtetoesiag zouden geven, dan moeten wij nader hand weer verandering brengen in de jaarwedderegeling. De heer E. van Wely: Nu is men gedwongen om de Iractementen te verhoogen omdat het bepaald noodig is. Dat is in 1917 misschien niet meer het gelval. De heer K. van WelyIn 1917 juist wél. De heer E. van Wjely: Dan moeten wij de regeling herzien, maar dan is toch niet bepaald hoeveel verh'oo- ging moet worden gegeven. Thans zijn wij vanzelf gene]- gon meer te geven, omdat de levensmiddelen zoo duur zijn. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Hel wil mij voorkomen, dat de eerste spreker ik zou haast zcgi- gen gelijk heeft. Ik ga volkomen mief het door hom ger sprokene accoord. Wanneer men bij de definitieve her ziening van de jaarwedden yan het onderwijzend per soneel rekening houdt met de tegenwoordige abnormale tijdsomstandigheden, dan zal uil den aard der zaak het beeld, dat de salarisregeling geeft, niet passen op den locstand, welke in het leven wordt geroepen wanneer de normale omstandigheden weder intreden en ik gevoel er voor mij veel voor ons medelijdend hart niet te doen medespreken wanneer de salarisregeling door den Raad wordt herzien,; doch beide zaken absoluul gescheiden te houden. Wij hebben èn de salarisregeling der onderwij zers èn de abnormale tijdsomstandigheden en ik geloof, dat deze laatste het wenschelijker maken een loeslag op het salaris te geven. Wij hebben dal gedaan voor andere ambtenaren in deze gemeente en de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de meerderheid van den Raad kan besluiten ook voor hel onderwijzend personeel iets te moeten doen. Wilt IJ de salarisregeling ter hand nemen,, Mijnheer de Voorzitter, dan geloof ik, dat wij zeer verstandig doen deze streng gescheiden te houden van den levensstan daard, welke vermoedelijk zal dalen na hel sluiten vai* dein vrede. Slechts de abnormale tijdsomstandigheden zijn naar mijne meening de oorzaak, dat de menschen tegenwoor dig niet toekomen. Ik zou bij afzonderlijk raadsbesluit willen regelen, Mijnheer de Voorzitter, den toestand zoo als die op 't ooigenblik moet zijn. Hierbij zou ik hen, diei daarvoor in aanmerking komeneen toeslag op hun sa laris willen geven. Ik kan mij namelijk voorstellen, dat de Raad van de veronderstelling uilgaal, dal verschil lende onderwijzers buiten hunne functie dusdanige bron nen van inkomsten hebben, dat een duurtetoesiag voor hein niet noodzakelijk is. Bij het toekennen van een duurte- toeslag kan daarmede rekening worden gehouden, daar mede kan geen rekening worden gehouden hij het feit, dat de salarisregeling wordl herzien. Dan moeten wij eenvoudig zeggendie 'man bekleedt die functie, moet derhalve dal salaris hebben afgezien van andere bronnen van inkomsten b.v. het geven van lessen of het bekleedeu van betrekkingen aan 'andere inrichtingen van onderwijs, welke hem .eene aanmerkelijk betere positie verschaffen Wan wanneer hij slechts gewoon ambtenaar der gemeente was. Daarom, Mijnheer de Voorzitter, kan ik mij zeer goed vereenigen met hetgeen de heer E. van Wely heeft gezegd. Neem desnoods de salarisregeling ter hand, maal laat die niet beïnvloeden door de tegenwoordige omstan digheden. De heer Jac. Vos: Mijln'heer de Voorzitter! Ik gevoel veel voor het gesprokene door den heer E., van Wely. Het voorstel tol herziening van 'de verordening zou dan achterwege kunnen blijven tol het volgende jaar. Het is mogelijk, dat wij dan geheel andere toestanden hebben, waarmede da;n rekening kan worden gehouden. De Voorzitter: Naar aanleiding van hetgeen in deze vergadering is gezegd wensch ik mijn, gevoelen te doen kennen. Burgemeester en Wethouders hebben in hunne vergadering ook overwogen of .zij den Raad zouden ad viseeren een duurtetoesiag te verleenen. In. heit adres der onderwijzers wordl dat echter niet verzocht en warf- neer ik dat adres goed gelezen heb,, wordt daarin alleen gezegd dat de tijdsomstandigheden aanleiding zijn om het verzoek te doen. Ik meen dat er in staaf dat Burgq-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1916 | | pagina 42