28
VERGADERING VAN 31 MEI 1916.
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het bouwen van een watertoren.
de bepalingen herinneren, opdat niet de maatschappij
en daardoor ook de gemeente het slachtoffer worde van
de waterverkwisting.
Dan is er verder nog een zeer belangrijk punt n,.l.
heit schrobben van de straten, dat hier op Zaterdag ger
schiedt en dat dan tot een groot verbruik aanleiding
geert. Mijne cijfers van het maximum verbruik per uur
gaan niet zoo hoog als die van den heer Verheijen, maar
dat is «ene detailkwestie. Een gevolg van dat overmatig
gebruik van water bij het schrobben, wanneer daartegen
geen maatregelen wórden getroffen, zal kunnen worden,
dat alle berekeningen faliekant uitkomen. In de bestrijding
van dit misbruik vertrouwen wjj dan ook op de mede,-
werking van het gemeentebestuur te mogen rekenen. Wij
hebben in de Commissie al besproken, of het misschien
mogelijk zou zijn, dat bepaald wordt, dat het schrobben
in de ©ene wijk op dezen dag, in een andere wijk pp
een anderen dag der week zal geschieden, of dat anders,
zooals in Rotterdam, het schrobben geheel verboden wordt,
ook omdat daardoor het zand lusschen de straatstaeinen
.wordt weggespoeld.
De heer Verheijen: Dat is zes jaar geleden mijn voor
stel geweest.
Da heer Halbertsma: Dan zullen wij in deze zeker
wel op uwe medewerking kunnen rekenen.
Uwe vraag of ik op de verdere toename van het ver
bruik heb gerekend, moet ik beantwoorden met ja, maar
ik herhaal er tevens bij dat daarbij! niet gerekend is, dat
wij de waterverkwisting en verslinding verder hun gang
behoeven te laten gaan.
Da Voorzitter: Met belangstelling heb ik gevolgd heL-
geen hier is gesproken, ik heb vernomen, dat er 2200 a
2300 aangeslotenen aan de waterleiding zijn. Ik zou n,u
den heer Halbertsma willen vragen met hoeveel aan
sluitingen genoemd getal nog kan toeinjemen terwijl de, toren
nog van voldoende capaciteit zal zijn?
Da heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb
aan den heer Halbertsma vergeten eene vraag te stelleln
en wel deze: Zou bat niet voordeeligèr zijn wanneer jwij.
wij bij de twee pompen, waarvan er een in reserve staat,
eene nieuwe pompinstallatie met eene capaciteit va;n
120 M3 bijbouwen, dan wanneer wij! zouden besluiten tot
bet bouwen van een nieuwen watertoren?
De heer Halbertsma: Dat zouden wij niet kunnen
doen of wij zouden ook een nieuwen watertoren moeten
maken. Wanneer U dat doet, moet U behalve de machines
ook de andere werken dienovereenkomstig verdubbelen,
dan moet U natuurlijk de putten verdubbelen, U moet
ook de ontijzeringsinrichting, d.w.z. de cokestorens en
filters verdubbelen.
De heer Verheijen: Verdubbelen behoeft niet. U heeft
op 't oogenblik twee pompen met eene capaciteit van
60 M3 per uur waaronder een reserve. Wanneer U nu
©ene pomp bijzet met eene capaciteit van 120 M3, dan
behoeven wij maar een reserve te hebben van ,60 M3,
want de groot© pomp kan werken. Werkl de groote
pomp niet, dan kunnen de twee kleine pompen werken.
De heer Halbertsma: Ik behoef er niet twee machines
van 120 M3 bij te leggen, ik kan eventueel met ééne
machine van 120 M3 volstaan, maar U zult mij moeten
toegeven, dat wanneer ik de capaciteit van de machines
verdubbel ook de verdere inrichtingen, zooals de put
ten, cokestorens en filters geschikt moeten zijn om 120 M3
te leveren.
De heer Verheijen: Dat zullen zij gemakkelijk le-,
veren. Wanneer U op 't oogenblik alles in bedrijf neemt,
zullen, afgescheiden van den watertoren, de twee pom
pen op een gegeven moment wegpompen 120 M3 per
uur want anders heeft U geene reserve.
De beer Halbertsma: Ik heb geene dubbele capaciteit
van de filters.
De heer Verheijen: Welke reserve heeft U dan in
uwe filters?
De heer Halbertsma: Dat eein filter kan schoonge
maakt worden. Ik heb drie filters waarvan ik er twee
tenminste in gebruik moet hebben met één reserve, maar
ik gebruik ze liever alle: drie. Wanneer ik met dubbele
capaciteit moet pompen moet ik minstens hebben vier
filters met twee reservefilters.
De heer Verheijen: Dan behoeft U toch ook maar één
reservefilter te hebben.
De beer Halbertsma: Neen, pardon! De ervaring in
bet filterbedrijf leert, dat om de filters bijtijds schoon te
kunnein hebben men bij meer filters ook een grooter
aantal als reserve moet hebben.
In 't algemeen, kan men wel zeggen, wanneer men drie
filters heeft waarvan er een kan schoongemaakt worden,
men bij eene dubbele hoeveelheid dus zes filters ook op
©en gegeven oogenblik twee filters moet kunnen schoon,-
maken.
De heer Verheijen: U behoeft toch niet altijd de ca
paciteit te verdubbelen. Wanneer U op 't oogenblik uit
vier bronnen Uwe 120 M3 kunt halen, dan behoeft ,U
om de capaciteit te kunnen verdubbelen maar twee puf
ten bij te zetten. Dan heeft U altijd een reserve waaraan
iets kan gerepareerd of gezuiverd worden. Het verdub
belen van de capaciteit van da waterleiding beteekeint
niet bet verdubbelen van de totale instelling.
De heer Halbertsma: Men moeit iedere inrichting van
de waterleiding afzonderlijk beschouwen. Men moet zeg
gen, hoe moeten wij met de putten doen? Wij! kunnein in
dat geval niet volstaan met er slechts twee putten bij tei
maken. Wanneer wij ©ene machine van 120 M3 gingen
plaatsen, dan zou ik er vier putten bijmaken. Het is
moeilijk dat alles in délails te behandelen, daar het zaken
zijn, die gegrond zijn op de waterleidingpractijk. Dan
zouden wij ook moeten zeggen, hoe moeten wij met do
filters doen en de cokeskamers? Het zou kunnen zijn, dat
deze laatste voldoende waren, wanneer ik er twee bij
maakte. In ieder geval is de zaak niet zooi eenvoudig dat
men zoude kunnen volstaan met alle werken eenvoudig
met 50 o/o te vergroot en.
De heer Verheijen: Daarom stel ik da vraag-, is het
'economisch niet voordeeliger in plaats van te besluiten
om 'vijftig duizend gulden uit te geven voor den bouw van
©en 'nieuwen watertoren op 't oogenblik te besluiten tot
vergrooting van de pompinstallatie?
De heer Halbertsma: U begrijpt, dat wijl dat ook wel
©ens hebben nagerekend. Ik heb toevallig eene berekening
bij ïnij, welk© niet volgens de tegenwoordige prijzen maar
naar de oud© prijizen van verleden jaar is gecalculeerd.,
Volgens die berekening zouden wij bij! uw voorstel drie-
©nzestigduizend gulden moeten uitgegeven hebben, doch
ik geloof, omdat er heel veel metaaldeelen bij zijn, piet
29
VERGADERING VAN 31 MEI 1916.
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het bouwen van een watertoren.
te hoog te taxeeren wanneer wij op 't oogenblik in plaats
van ƒ63000.— negentig duizend gulden zouden moeten
betalen. Daarbij zoude U dan bovendien nog vandaag
of morgen den nieuwen toren moeten bouwen. Vandaar
dat ,wij er de voorkeur aan hebben gegeven om slechts
den bouw van den toren voor te stellen.
De Voorzitter heeft mij gevraagd op hoeveel aanslui
tingen wij hebben gerekend. Wij' hebben echter die bei-
rekening niet gemaald naar aanleiding van het aantal
aansluitingen alleen. Het waterverbruik is een product
van het aantal aangesloten ingezetenen en het verbruik
per hoofd en naar dit product hebben wij onze bere
kening opgezet. Wij hebben gevraagd, hoe zal zich het
waterverbruik in de volgende vijfentwintig a dertig jaar
ontwikkelan, en op grond daarvan hebben wij berekend,
hoe groot de toren moet zijn.
De Voorzitter: Ik heb alleen mijn vraag gesteld naar
aanleiding van de cijfers, die de heer Braat ons gisteren
officieel heeft kunnen medcdeelen. Volgens die gegevens
is te Bergen-op-Zoom ©en waterioren gebouwd met ©ene
capaciteit van 300 M3, terwijl als ik mij goed lierinn(e[r
daar 2100 aansluitingen zijn, verkregen zonder verplichte
aansluiting.
Hieit aantal aansluitingen is ongeveer gelijk, die gemeenten
zijn ongeveer gelijk in uitgestrektheid en het aantal in
woners is ook ongeveer gelijk, dat klopt zoowaL alle
maal met elkaar Het is U bekend, dat hier Nispen is
aangesloten, terwijl ik niet weet ,of in Bergen-op-Zoom
de aansluiting voor Borgvliet is gedaan. In Bergen-op-
Zoom beeft men tien jaar geleden een watertoren gebouwd
van 300 M3 inhoud en nu is hier gisteren in dei vergadet-
ring- gezegd, wij zijn er niet op tegen, dat een watertorenl
moet worden gebouwd, maar wij willen de absolute ze
kerheid hebben, dat de toren welke wij gaan bouwen
voldoende groot is voor de naaste toekomst, dus berekend
is op de uitbreiding der gemeente. Nu heeft U gezegd,
dat wij den kleinen toren nog immer als reserve hebben,
maar ik voor mij beschouw de zaak zoo, dat wij onzen
toren moeten bouwen alsof de kleine niet bestond. Ik
ben bet in dit opzicht met den beer Verheijen eens,
wanneer de toren niet groot genoeg zou blijken in de
naaste toekomst, niet op ©enige guldens te zien maar
een grooteren toren te bouwen en ik ben er ook van
overtuigd, dat dit de gemeente ook zou doen. Wij als!
gemeentebestuur zouden daar althans niet tegen opzien.
Wij! dienen voor alles overtuigd te zijn. De ingeizctemeln
kunnen dan nooit zeggen, de Raad van 1916 heeft niet
verder onderzocht en is eenvoudig medegegaan met de
voorstellen die door de Maatschappij gedaan zijn en daar
om zou ik graag van U de stellige verzekering hebben,
dat de te bouwen toren van 300 M3 voldoende groot is
voor de te verwachten aansluitingen in dc naaste toskomst,
aansluitingen, die wij noodwendig moeten krijgen, want
de nu bestaande oorlogstoestanden doen ons voorzien, dat
.wij hier bedrijven zullen te verwachten hebben, die wij
anders nooit zouden krijgen, welk© bedrijven natuurlijk
ook aansluiting aan het waterleidingnet zullen vragen.
Mij is o.a. bekend, dat wij hier eene groote efectriscjhe»
exportslachterij zullen krijgen, ©n wanneer nu dergelijke
bedrijven te wachten slaan, dan dienen wij daarmede
reeds nu rekening te houden. Bouwen wij nu een toren,
die in de naaste toekomst niet voldoende is, dan zullen'
wij ©r nog een tweede reservetoren bij' moeten bouwen
©n daar ben ik huiverig voor.
Veel beter is dan, dat voor dei meerdere rente en af
lossing die de Maatschappij daardoor zou hebben te be
talen een compromis met de gemeente werd getroffen
dan dat later nogmaals geld voor ©en toren moet worden
uitgegeven. Dat is de hoofdzaak waarom ik in deze ver
gadering van U gaarne de pertinente verklaring zou
willen hebben, dat een toren van 309 M3 in de paasfe
toekomst voldoende groot zal zijn. In dat opzicht moet
U ons volkomen gerust kunnen stellen. De Raad van
Roosendaal zal veel liever geld geven voor een grooten
toren dan voor eens kleineren als zulks beter is te achten.
De heer Halbertsma: Zooals ik gezegd heb, hebben
wij op de toename van het waterverbruik gerekend. Wan
neer wij ©ene machine van 120 M3 met toebehooren zou
den bijplaatsen, zoodat het pompstation per uur de dub
bel© capaciteit van thans zou kunnen leveren, dan nog
zoude de toren groot genoeg zijn.
Do heer Verheijen: Dat is de vraag niet. De vraag van
den Voorzitter is, of in afzienbaren tijd de te bouwen
watertoren voldoende is om ook zonder uitbreiding van
de pompen het verschil van het maximum uurverbruik
•en de maximum uurcapaciteit van de pompen gedurende
den t© verwachten duur van het maximum verbruik te
nivelleieren.
De heer Halbertsma: Wanneer U de capaciteit niet
vergroot, kunt U niet verder komen dan het uiterste
of 24 X 60 M3 1440 M3 per dag. Wanneer U spreekt
over de verdere toekomst, dan moeten wij ook spreken
tover de vergrooting van de capaciteit buiten.
De heer Verheijen: Dat kan een heelen tijd uitgesteld
worden wanneer de toren grooter wordt gemaakt.
Wij' beschouwen de normale uitbreiding van het be
drijf zoo, dat b.v. ook bij! stichting van den nieuwen wa
tertoren na verloop van 10 jaar dei pompencapaoiteiit
moet worden vergroot; die pompen en filters moeten ech
ter ook zoodanig gecalculeerd zijn, dat gij! over 15 of 20
jaar nog voldoende zijn.
Wanneer U zegt bij den bouw van dezen toren hebben]
wij1 rekening gehouden met de uitbreiding van het pomp
station, dan is liet maar de vraag wanneer U die uitbrei
ding verwacht. Natuurlijk moet U rekening houden met
vergrooting der pompen, want die uitbreiding van het
pompstation moet in de toekomst komen. Wanneer de
dagcapaciteit eenmaal bereikt is;, moeten de pompen ver
groot worden. Indien U geen, 'rekening houdt met .uit
breiding van de capaciteit der pompen is U onvoorwaar
delijk veroordeeld, dan moet de bouw van dezen toren
binnen vijf jaar toch gevolgd worden door zeer aanzien
lijk© uitbreiding van de pompencapaciteit.
De heer Halbertsma: Ik begrijp U niet, 't is toch
een afgescheiden zaak. Op 't oogenblik is hier het grootste!
verbruik bijna 1200 M3, hetwelk kan ingekrompen wor
den door maatregelen te nemen tegen de verkwisting,
maar van den anderen kant door verdere geleidelijke
ontwikkeling van het verbruik ook weer zal toenemen.
Wanneer nu dat verbruik, en daarom is het van groot
belang de waterverkwisting tegen te gaan, per dag grooter
Wordt dan de capaciteit van het pompstation buiten, wan
neer dat verbruik b.v. 1500 M3 zou worden, dan moeten
wij aan uitbreiding van het pompstation, gaan denken.