VERGADERING VAN 31 MEI 1916. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het bouwen van een watertoren. onder deel en van het pompstation uitgebreid worden, die met elkander in. verband moeten blijven, niet waar? Zoo beeft destijds ook een punt van rijpe overweging uitge maakt wat het beste was, het leggen eener buisleidiing van 150 m.M., wat voldoende was voor 60 M3 per uur, of eene van grootere capaciteit. Wij hebben ons toen voor ©ene buis van 225 m.M. gedecideerd, om bij eein of ander bijzonder geval, zooals brand bijv.s ook met twe© machines te kunnen werken, en 120 M3 per uur naar de stad te kun nen voeren. Twee buizen van 150 m.M. zouden veel meer gekost hebben, dan deze één buis van 225 m.M., die nu later ook voor eene machine van 120 M3 per uur kan dienen. Met die voedingsbuis van het pompstation naai de stad hebben wij in dein geest van den heer Verheijen. gehandeld, maar dat hebben wij gedaan omdat wij daar voordeel in zagen; in een grooteren toren dan voorgesteld zien wij echter nadeel. U weet wel, Mijneheeren, dat dank zij den ijver van onze ©xploitatieafdeeling, en het verkregen groote aantal aansluitingen, wij kunnen zeggen, dat dei finantieeïe re sultaten van het waterleidingbedrijf niet zijn tegengeval len, maar dat had ook anders kunnen zijn. U weet ook,, dat „wij voor deze zaak, die toch indertijd niet al te mooi is geweest als ik mij zoo mag uitdrukken, al onze. tech nische en finantieel© bekwaamheden ein ervaringen op dit gebied hebben moeten aanwenden om zei tot eene geizonde zaak voor de gemeente en ons zeiven te ont wikkelen, en met dat streven voor oogen zou ik het niet met mijne overtuiging overeen kunnen brengen, wan neer wij den toren grooter gingen maken. Ik kan U niet zeggen of, zooals ik liet in de Commissie heb hooren uit drukken, dat de y oor gestelde; toren voor honderd jaar zal kunnen dienen, maar dat die toren samen met den ouden toren voor een lange reeks van jaren, en naar ik overtuigd ben minstens voor den duur van den pachttijd, d. i. tot '1941, voldoende zal wezen, dat durf' ik U wel te zeggen en dat 'komt mij voor ook het uiterste te zijn, .waarvoor wij beden hebben te zorgen. Waardeloos zal daarna echter de nieuwe toren zeker niet zijn, maar hij zal dgarna wellicht gecompleteerd moe ten worden door een tweeden dergelijken toren, die, dan misschien beter aan de andere zijde van de stad zal wor den .geplaatst. De heer Verheijen: De heer Halbertsma gelieve mij ten goede te houden, dat ik door zijne nadere gegeven in lichting niet precies overtuigd ben van de juistheid van zijne berekening. Wij schijnen op een afwijkend stand punt te staan wat betreft het economische deel van het bedrijf ©n nu heeft de heer HalberLsma gezegd, dat deze zaak niet zoo schitterend was op het moment, waarop zij door de Maatschappij werd geentameerd, doch de heeren, die indertijd met mij deel uitmaakten van de Waterlei- dingcommissi© zullen zich herinneren, dat ik toen geheel anders tegen de zaak heb aangekeken dan verschillende anderen in deze gemeente. Wanneer die, heeren hunne memorie raadplegen zullen zij mij toegeven, dat ik de toen voorgestelde oplossing zeer optimistisch bekeek, en dat op 't oogenblik mijne verwachtingen nieit alleen zijn vervuld maar zelfs ©enigszins zijn beschaamd, dat de ren tabiliteit van Roosendaal's waterleiding in vrij korten tijd zou worden bereikt. Daar was ik zoo van overtuigd, dat toen op een gegeven moment door een onwillekeurig verzuim in den Bosch een kink in den kabel dreigde te komen, ik heb voorgesteld ©ene combinatie te vormen, waarin ik mij zeer sterk zou interesseeren, om de exploi tatie der waterleiding voor onze rekening te nemen. Wanneer de ,heer Halbertsma zegt, dat het bedrijf er toen niet zoo rooskleurig voor stond, dan geef ik dat ge deeltelijk toe, doch de zaak stond er toch niet zoodanig- bij, dat de Maatschappij speciaal met het oog op de ver plichte aansluitingen en den toestand van de drinkwater-^ voorziening, serieus vrees behoefde te hebben voor een ernstigen strop. Ik geloofde ©n wij waren daar allen van overtuigd, dat de toestand van onze waterleiding na ver loop van tijd zich zoodanig zou ontwikkelen Mat de Maat schappij een zeer voordeeligen koop gedaan zou hebben. Daar ben ik nog van overtuigd ©n het feit, dat het bedrijf nog immer groeit, versterkt mijne meening. Een ander verschil is dit: De beer Halbertsma meent, dat wanneer de verschillende onderdeelen van de water leiding te groot worden opgezet, daardoor de rentabi liteit serieus wordt gedrukt, doordat rente en aflossing te zwaar op het bedrijf drukken. Maar de heer Hal bertsma, die geen vreemde is in Jerusaiem, zal mij toe geven, dat bij tal van bedrijven, die den laatsten tijd in Nederland zijn opgericht, de ernstige fout is begaan,- dat bij aanleg de opzet te klein werd genomen en dat die voorspoedige groei, grooter dan oorspronkelijk werd ver wacht, dan zeer ernstige nadoelen met zich bracht om dat bij uitbreiding van de bestaande zaak, ziooals dei heer Halbertsma heel goed weet, veel meer kosten aan rente en afschrijving in de toekomst, omdat daardoor zaken die voor ©en deel waardeloos worden en niet meer voor bet bedrijf van nut zijn, in te korten tijd moeten worden afgeschreven. Daardoor wordt de rentabiliteit veel ern stiger gedrukt dan door een klein beetje te veel in de eerste jaren bij een grooteren opzet de rentabiliteitsrei- kening wordt belast. De ondervinding beeft dat in Ne derland aangetoond, bijzonder in heit electrisch bedrijf. Daar hebben wij frappante voorbeelden, dat bedrijven zeer nadeelige gevolgen hebben ondervonden van te klei nen opzet en die te kleine opzet meen ik, dat ook fn Roosendaal te conslateeren is, nu gebleken is, dat de maatschappij zich bij de raming van bet te verwachten debiet heeft vergist, nu gebleken is, dat de vergrooting van een pompcapaciteit van 30 M3 per uur bij da oude wa terleiding tol 60 bij de nieuw© waterleiding eene mis vatting is geweest, zoodat veel spoediger de totale: capa citeit van de pompen noodig is voor de watervoorziening van Roosendaal dan daarop werd gerekend. Daarom ben ik er huiverig voor, dat ook in de toekomst de berekening van de Maatschappij weer niet optimistisch genoeg ten aanzien van het bedrijf zal zijn en dat de watertoren,, die op 't oogenblik voorgesteld wordt fa bouwen en circa een halve ton zal kosten, spoediger niet meer aan da verwachtingen zal beantwoorden dan is geraamd. De heer Halbertsma zal moeten toegeven, dat het aan tal aansluitingen verre de verwachtingen heeft over troffen en wij nog lang niet zijn ,waar wij kunnen komen, dat de groei van Roosendaal sterker is dan wij haddejn verwacht, en dat het waterverbruik per hoofd grooter is dan werd geraamd. Ik zou thans den lieer Halbertsma willen vragen pf hij mij kan verzekeren dat bij' dit voorstel rekening is 27 VERGADERING VAN 31 MEI 1916. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het bouwen van een watertoren. gehouden met dit accres, wanneer dit niet hetjgeval is zou ik hem willen vragen op de ©erste plaats thans geen definitief besluit te nemen, maar zijne calculatie te her zien iein te willen nagaan of do watertoren met gerin'gel kosten kan worden uitgebreid. De heer Halbertsma: In hetgeen de heer Verheijen gezegd heeft, heeft voor enkele gevallen zeker wel pens ©en deel waarheid gelegen. Ik zeg voorzichtig ©en deel, want wanneer ©enige gemeente zich buitengewoon sterk ontwikbelt, ligt liet in den aard der zaak, pa is het heel natuurlijk, dat het gemeentebestuur of de burgerij zegt, onze vroegere adviseur heeft die zaak te klein opgezet; dat is achterop dan gemakkelijk te zeggen, maar wanneer het tegenovergestelde gebeurt, wanneer die ^verwachtingen niet uitkomen, dan zegt men, de ad viseur beeft die zaak te groot opgezet' precies als met ©en© fabriek ook wel gebeurt, en wanneer de zaak dan te groot opgezet blijkt te zijn, dan zegt men, ja die zaak had wel kunnen gaan, wanneer zij maar niet van ,cjien grooten opzet was geweest, daarop drukt te veel af schrijving en rente. Ik zal U uit mijn eigen ingenieiuns,- practijk een voorbeeld noemen. Indertijd heb ik voor de „Industrieete Maatschappij" te Amsterdam drie waterleidingen tegelijk gebouwd, Bus sum, Velp len Roermond en heb ze allo drie naar mijn beste weten opgezet, ik zou zeggen met dezelfde zeker heidsgraad, en wat is gebleken? Roermond heeft zich bijna niet ontwikkeld, de ontwikkeling die er was is1 teruggebleven bij de verwachtingen, Velp' is daarin ook achtergebleven, terwijl Bussum ©norm is vooruitgegaan. Bijgevolg, alhoewel ik alle drie: waterleidingen evengoed opgezet ©n berekend had, kon men tien jaar daarna zeg gen, had de heer Halbertsma Bussum m'a'ar wat grooter aangelegd terwijl men in Roermond en Velp wel wilde dat ik de werken wat kleiner had gemaakt. Ik ben het volmaakt met U eens, dat het niet goed lis de zaak t© klein te ©ntameeren, maar wanneer ik pu volgens mijn© berekening, (waarbij' ik niet mag aannei- men, dat hier zooveel militairen en vluchtelingen blijven), tot de conclusie kom, dat wij hier voldoende zullen heb ben aan een watertoren van 300 M3, mag ik dan,- waar wij1 buitendien in Roosendaal nog dei beschikking hebben over eien toren van 150 M3, het voorstel doen voor het bouwen van ©en toren van bijv. 400 M3, en zoude het commercieel zijn om in plaats van 45000.©en f 60.000. in de waterleidingszaak te steken, waarvan die vijftien duizend gulden meep piet noodig zijn en dus gespaard kunnen worden? Dat zoude toch voor ons in 't jaar bijna duizend gulden uitmaken aan rente en aflossing waarmede wij belast zouden worden, en wat ook ten nadeele der gemeenste zoude komen daar zij in onze winsten deelt. Daartoe meen ik nieit te mogen adviseerein. Uwe vraag of ik er van overtuigd ben, dat dei toren! zooals wij die hebben voorgesteld van voldoende capaciteit is en zal blijken te zijn, die vraag kan ik volmondig met ja beantwoorden. De beier Verheijen: Ik ineen gevraagd te hebben of bij' de berekening van de capaciteit van den toren door U voldoende rekening is gehouden met het feit, dat het aantal aansluitingen sneller toeneemt dan oorspronkelijk verwacht was en dat het verbruik per hoofd grooter is dan bij de oorspronkelijke raming was aangenomen, of met deze twe© factoren bij uwe berekening ook rekening is gehouden met het accres, dat ook in de toekomst is te verwachten. Wanneer U mij daarvan de verzekering kunt geven, dan geef ik graag mijn© stem aan het voor stel, maar waarvoor in ieder geval bij aanneming de heer Halbertsma d© volle verantwoordelijkheid blijtft dragen. De beer Halbertsma: Uwe vraag of wij met de toe neming rekening hebben gehouden, kan ik eveneens vol mondig met ja beantwoorden. Ik moet hiier echter1 eene zaak bij opmerken en wel dit: U z©gt, dat verdere toe name ook zal plaats vinden en dat ben ik volmaakt met U ©ens, maar niet in dezelfde mate zooals dit thans het geval is geweest, want zonder de verplichte aan sluitingen zouden wij de 2200 aansluitingen, die wijr nu bereikt hebben, misschien eerst bereikt hebben over vijf of tien jaar of misschien nooit gekregen hebben. De heer Verheijen: Die zoudt U nooit gekregen hebben. De heer Halbertsma: In ieder geval, waar nu de toenam© over 't algemeen vlugger is gegaan, zou zij dan over eene langere periode geloopen hebben. Wij hebben nuals het ware ©ene plotselinge stijging verkregen, maar nu wij het hoogtepunt daarvan hebben bereikt, zal de verdere toename lang niet in dezelfde mate plaats hebben, maar zat de verdere stijging langzamer geschieden. Wij. staan nu voor het 'feit, dat bijna ieder huis hetwelk daar voor in aanmerking komt, aangesloten is.. Het groote voordeel, dat wij "door de verplicht© aansluitingen veel eerder op dit punt zijn aangekomen, is, dat de water leiding thans werkelijk dient ten nutte van iedereen en daardoor ook iedereen bijdraagt tot de rentabiliteit dezer hygiënische inrichting. Wat het verbruik per hoofd betreft, zeker hebben wij daarmede rekening gehouden, maar wij hebben er niet op gerekend, dat de waterverkwisting! door zal gaan, zooals dez© op 't oogenblik plaats vindt. Wij meeinen dat niet behoeven t© doen, want het reglement geeft ons daarvoor middelen aan de hand en wij rekenen op de medewerking van het gemeentebestuur, dat wij van die middelen te zijner tijd ook het werkelijk noodige gebruik zulten kunnen maken. Nu wij hier op de kwestie der verkwisting zijn gekomen, zult U mij1 toestemmen, dat er eigenlijk geen zaak zoo goed is of zijl kan door ver kwisting geheel bedorven worden en dit is ook in hooge mate bij ©ene waterleiding het gevat. Wij' weten, dat volgens de .bepalingen voor het be sproeien van stratdn en gevels vier gulden moet betaald worden, indien dat geschiedt door slangen, wij weten) dat van die bepaling in sommige gevallen afgeweken wordt en wij zijn voornemens daarop scherper dan tot heden is geschied toe te zien. Verder zegt het reglement, dat het waterleidingbedrijf zich het recht voorbehoudt, daar, waar tarief A. of het uitzonderingstarief A. I door den verbruiker is gekozen en wordt toegepast, en ge gronde redenen om wa^ferverkwisting te vermoeden aan wezig zijn, te vorderen,- dat voor belt vervolg de levering ©n berekening van bet verschuldigde zal plaats hebben overeenkomstig tarief B, ©n dat de verbruiker verplicht is aan dez© vordering gevolg t© geven. Rekenende pp uw aller steun vertrouwen wij, dat wiji zonder onnoodig scherp op te treden, in die misbruiken verbetering zullen kunnen brengen. Daar waar liet noodig is zullen wij aan

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1916 | | pagina 32