VERGADERING VAN 30 MEI 1916. Jaarwertderegelingen van de ambtenaren ter secretarie en van den concierge-bode. Het voorstel wordt gedaan,. I^ïjnehee'ren,. om de secre tarieuren voor de ambtenaren te bepalen van negen tot een, drie tot vijf en zes tot acht uur. De heer Braat: Wanneer de secretarie niet kan ge opend blijven tot drie uur, dan ben ik eb tegen. Naar mijne meening dient de secretarie die uren voor heit publiek geopend te zijn. De Voorzitter: Wordt het laatste voorstel van den heer Heerma van Voss door een lid ondersteund? De Voorzitter: Aangezien niemand der leden het voor- Stel ondersteunt, kan het geen punt van verdere behan deling uitmaken. De Voorzitter: Het voorstel van den heer Verheijein om in dit artikel te bepalen, dat de ^ambtenaren verplicht zijn binnen de kom van Roosendaal te wonen, kunnen Burgemeester en Wethouders niet aanbevelen. Wii ,zijn .van oordeel niet verder te mogen gaan dan het artikel nu voorschrijft. Aan elk ingezetene moeten zooveel mo gelijk gelijke rechten worden toegekend. Wij zijn van dit standpunt .uitgegaan. Verplichten wij de ambtenaren ter secretarie om in de gemeente te wonen. Het zou heel goed kunnen gebeuren, dat een ambtenaar die nu buiten de kom woonachtig is, door deze bepaling gedwongen: zou worden naar eene andere woning uit te zien, ;niet-> tegenstaande hij nu toch dichter bij dei secretarie woont dan een ander binnen de kom. Wanneer wij de kom van< Roosendaal eens goed (nagaan, dan zien wij1, dat op de Kade van het trottoir afstappende mein buiten de kom is, dat daarentegen het Groenstraat je nog in de kom der gemeente ligt. Indien wij' in de Nispeinsche straat van het trottoir afstappen zijn wij buiten de kom daarentegen; op Burgerhout tot aan de Hoqge Vaart bij Godefridus Dek kers zijn wij in de kom.. Voor alles kjoint er op aan, dat wij zorgen dat de ambtenaar in de gemeente moet wonen. Wij hebben daarom niet de vrijheid gevonden met het voorstel mede te gaan om in deze verordening te bepalen dat leen ambtenaar in de kom van Roosendaal moet wonen. Vroeger heeft dit er wel in gestaan, doch Bur gemeester en Wethouders hebben geoordeeld die bepa ling niet meer op te nemen, doch alleen vast te stellen, dat de ambtenaren in de gemeente moeten wonen. De heer Verlieijen: Na de gegeven toelichting, Mijn heer de Voorzitter, kan ik mij met de voorgestelde redac tie vereenigen. De heer K. van Wely verlaat de vergadering. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb met leenige verbazing het voorgestelde artikel 33 gelezen. Het is mij nog steeds niet duidelijk, ik heb er lang 'jen breed over nagedacht, maar ik had geen tijd eene be slissing te nemen voor ik mijn schrijven aan Burgemees lei en Wethouders inzond, welke houding ik tegenover het voorgestelde artikel 33 zou aannemen. Het wil mij., voor- komeip dat het afleggen van een eed eene verplichting is, welke wii .niet zoo maar zonder meer op de ambtenaren kunuen leggen. Nu is van den ee'nen kant zeer zeker de functie van ambtenaar ter secretarie een zeer gewichtige, maar van den anderen kant dunkt mjj, dat het gewicht van die betrekking niet motiveert het opleggen van eefn ambtseed zooals hier door Burgemeester en Wethouders wordt voorgeschreven. Daarom zou ik willen voorstellen Mijnheer de Voorzitter. ,om hot geheele artikel 33 uit dö verordening te lichten en in verband daarmede ook de overgangsbepaling bij artikel 39. Do Voorzitter: Wanneer de Raad meent, dat dit artikel uit de verordening moet blij ven v kan hij daartoe besluiten. Burgemeester en Wethouders 'laten de beslissing hier van geheel aan 'dein Gemeenteraad over. Wij meen-ep] daarin een waarborg te ziein om de ambtenaren hunne dichten zoo nauwgezet mogelijk te doen vervullen. Of men nu de functie van 'ambtenaar ter secretarie .niet hoog genoeg acht om een eed voor te kunnen schrijven, dat laat ik aan ieders inzicht over. De Burgemeester, Secre taris en Ontvanger leggen in 'handen van den Raad den eed of de belofte af, dal zij hunne plichten,nauwgezet zullen vervullen; dit schrijft de Gemeentewet voor en nu zijn wij van meening dit ook voor do ambtenaren, ter secretarStei te moeten voorschrijven. Denkt de Gemeenteraad er echter anders over, dan is ons dat ook goed. Voor een ambtenaar in dienst der politie is de eed voor geschreven, een ambtenaar van publieke werken is het afleggen van dein eed bij instructie opgelegd; dat gaf Burgemeester ein Wethouders aanleiding- een gelijke bepa ling voor de ambtenaren ter secretarie in deze verordening op te nemen. Nog eens, het is geen casus belli. Burgemees ter en Wethouders hebben den Raad alleen dei gelegenheid willen geven om zich daaromtrent uit te spreken. Voor de ambtenaren in dienst Va'n publieke werken heeft de Raad zelf in hunne instructie dein eed voorgeschreven en nu be schouwen wij een gmbtenaar bij publieke werken geen hooger ambtenaar dan een ambtenaar ter secretarie, de hoofdopzichter van publieke werken niet hooger dan den' hoofdcommies tsr secretarie. De 'heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Uwe ver gelijking van de ambtenaren ter secretarie met die van publieke werken gaat tot op zekére hoogte niet op. U heeft gezegd, dat de hoofdopzichter van publieke werken zeker geen hooger ambtenaar is dan pen hoofdcommies ter secretarie, maar het wil mij voorkomen, dat de ver plichting tot afleggen van den ambtseed niet zoozeer be paald wordt door het minder 'of moer gewichtige of min der of meer hooge der functie dan wel door den aard der functie. Nu zult U 'mij toegeven^ dat het karakter der functie van een ambtenaar van openbare werken veel meer overeenkomt met een ambtenaar Van politie dan met een ambtenaar ter secretarie,- omdat pen ambtenaar in dienst van openbare werken 'veel meer belast is melt het toepassen der wet omdat z'ij zooveel meer naar'buiteni werken dan eien ambtenaar ter 'secretarie. Hier is het zuivere administratie en ik vind, 'dat over 't algemeen1 volgens de bestaande Nederlancfsche w<?tten veel te veel de eed wordt afgelegd en 'daarom kan ik geen voorstander zijn van uitbreiding van 'den eedsdwa'ng -ein durf ik het voorstel doen artikel 33 'te schrappen. - Do Voorzitter: Ondersteunt eeln der leden het voorstel door den heer Verheijen nu gedaan? Het voorstel ondersteund door de lieeren Voelen enj E. van Wely, wordt door den Voorzitter in stelmmingl (gebracht. Bij deze stemming blijken de1 stemmen te staken. Voor stemmen de heeren J. Verheijen, J. A, Voeten, 11 VERGADERING VAN 30 MEI 1916. Jaarwedderegelingen van de ambtenaren ter secretarie en den concierge-bode. Jac. Vos, C. Backx, G. L Konings, A.. JSV. Braai en JE. H. M. van Wely. Tegen stemmen de heeren A. F. Vos, F. M. J. II. Schul, P. C. M. Konings, J. A. C. van Gastel, A. Heen-ma ivan Voss, A. J. M. de Bruyn en de Voorzitter. De 1 oorzitter: Dit artikel dient nu tot eene volgende vergadering tei worden aangehouden. De Voorzitter: Mijn-eheieren! Uitdrukkelijk wil ik hier doen kennen, dat, ofschoon in dit artikel staat,, dat de ambtenaren ter verkrijging 'van eervol ontslag verplicht zijn zes weken te voren ontslag aan te vragen, Burgemees ter ein Wethouders daardoor niet verplicht zijn of worden om dat ontslag zes weken na de aanvraag daartoe te ver kenen. Ik zeg dit te meer, omdat is gebleken, dat een onderwijzer, thans elders geplaatst, de meening voor stond, dat eene dergelijke bepaling welke in hunne sa larisverordening eveneens voorkomt, ook het recht gaf met de twee maanden ontslag te; kunnen vorderen. Dia, meening is volstrekt onjuist. Ik heb destijds hij de be- handeling van de ontslagaanvrage van dien onderwijzer daarop niet willen wijzen, en zijn .vertrek niet vertraagd; ik 'heb dien ouderwijzer die deze meening voorstond, mijne meiening in deze gezegd; doch daarom te meer wil ik nu in deze vergadering vóór de, vaststelling van dit artikel nadrukkelijk doen uitkomen, dat de bepaling in deze verordening alleen eene verplichting oplegt aan den ambtenaar, niet aan liet Gemeentebestuur. Het Gemeentebestuur kan aan een ambtenaar ontslag geven op een tijdstip waarop hot dat zal goedvinden. Dit geldt ook voor het onderwijzend personeel! Laat ons dat nooit uit 'het oog verliezen. De wet pp het lager onderwijs geeft aan den Raad de bevoegdheid, fret tijdstip van ontslag te bepalen. Voor iedere aanvraag heeft de Raad dus daar over te beschikken. Ik wens elite dat hier te zeggen omdat deze gelegenheid mij hier aanleiding toe gaf; de ambte naren ter secretarie zullen hieromtrent geene andere meening voorstaan, daar ben ik van overtuigd en de overige ambtenaren in dienst der gemeente kunnen het nu weten. De Voorzitter: Deze bepaling is overgenomen .uit de verordening van Breda. Ik wensch op deze bepaling, als zijnde geheel nieuw, uitdrukkelijk te wijzen. Boven schor sing, kan nu door Burgemeester en Wethouders als straf inhouding van jaarwedde worden opgelegd, althans indien de Raad dit artikel ongewijzigd in de verordening opneemt. De heer Verheijen: Mijnbeer de Voorzitter! .Sub 3 van dit artikel wordt voorgesteld bij overlijden de volle jaarwedden uit te kccren 'tot en met de zesde week, waarin liet overlijden heeft plaats gehad. Wanneer nu geene bijzondere bepaling hierbij wordt gemaakt, volgt daaruit, dat de uitbetaling zal geschieden aan de erfgenamen, die daar recht op hebben.' Nu wil heit rnij voorkomen^daï het niet altijd billijk is, dat die uitbetaling aan de -erfge namen geschiedt,* omdat het" kam gebeuren," dat hef'be drag dau wordt opgecischt door hen voor wi-ein het eigen lijk niet is bestemd en dus niet in hamden komt van de achterblijvende echtgenoote,. die daaraan groote be hoefte kan hebben. De bedoeling van het artikel is .eenigszins tegemoet te komen aan de kosten bij overlijden, ,als begrafenis enz. die de nagelaten betrekkingen hebben. Nu zijn krachtens de wet de erfgenamen verplicht de kosten van begrafenis en uitvaart te betalen, maar wij weten allen pit onder vinding, wanneer de verhouding van de echtgenoote en de nagelaten betrekkingen 'niet bij testament is geregeld,; kunnen daaruit zeer onaangename wanverhoudingen voort vloeien, dia aanleiding geven tot kibbelarij en ruzie, en juist de achtergebleven echtgenoote zal alles doen om 'de positie van haar overleden echtgenoot op te houden. Wij zouden dus het doel voorbijstreven, wanneer in dit geval niet aan de echtgenoote maar aan de apdere nagelaten' betrekkingen het salaris zou worden uitgekeerd." Het wil mij voorkomen Mijnheer de Voorzitter, dat Burgemeester en Wethouders hier de uitbetaling moeien! kunnen doen hetzij aan de achterblijvende echtgenoote^ hetzij aan de erfgenamen te hunner keuze. De Voorzitter: Begrijp ik U goed, dan is het uwe be doeling da uitkeiering op de eerste plaats aan de achter blijvende -echtgenoote te doen? De heer Verheijen: Hetzij aan de achterblijvende -echt genoote, hetzij aan de erfgenamen ter keuze van Burge meester en Wethouders. De Voorzitter: Ik vind zulks buitengewoon goed maar was -een beetje huiverig dit in dei verorcleninp te zetten.. Wij weten bij' opname boter aan wie de uitbetaling moet geschied-en. Alleen heb ik U ook gevraagd of het* niet beter is op de eerste plaats aan de achterblijvende echt genoote de uitkeering te doen. Voor ons is 'moeilijkheid niet te voorkomen gelijk het nu hier in het artikel staat; zoo-als het artikel nu luidt; bestaat de mogelijkheid dat een ambtenaar het aan een vriendin vermaakt en dan behoeft de gemeente toch zeker die uitkeiering niet te doen. Ik ben ar voor, dat deze- bepaling goed onder de pogen) wordt gezien. Dat is voor Burgemeester .en Wethouders van groot belang. Ik zou er ,mij zeer goed pi ede kunnep» vereenigen indien de redactie luidde: hetzij aan de ach terblijvende -echtgenoote, hetzij aan de overblijvende kin deren, -hetzij aan de wettige erfgenamen. De heer Verheijen: Ik ben er wel een beetje huiverig voor het salaris uit 'te keeren aan de testamentaire erf genamen, wanneer deze althans niet de achtergebleven, echtgenoote is. De -Voorzitter: Nu wij weiten wat de bedoeling ,is, zullen wij bij! de tweede lozing der verordening eene for mule hiervoor zien vast te stellen. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Kan hier misschien de regeling getroffen worden, dat bij vertrek van een ambtenaar uil de gemeente de eventueel ver schuldigde belastingen met het salaris van dien amblei- naar worden gecompenseerd? Het kan natuurlijk voor komen, dat dis ambtenaar plaatselijke belastingen te be-. talen heeft, en dat bij uitkeering van het hem toe-koin-enda salaris zonder meer het naderhand niet mogelijk is die belasting ts innen. De Voorzitter: Dan zullen Burgemeester ein Wethou ders goed doen met hem tijdig eene waarschuwing te geven. v De Voorzitter: Dit artikel dient te worden aangehou-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1916 | | pagina 24