VERGADERING VAN 30 MEI 1916.
Jaarwedderegelingen van de ambtenaren ter secretarie en van den concierge-bode.
hij op 't ooge,nblik ,zou kunnen genieten, terwijl hij daaren
boven nog krijgt eene toelage in de huishuur wanneer
hij gehuwd is of minderjarige kinderen bij1 hem inwo
nende heeft.
Een ander bezwaar tegen het nader voorstel van Bur
gemeester en Wethouders is voor mij, dat bij aanneming
van de nieuwe schaal Lnog blijft bestaan het in eerstel
instantie door mij geopperde bezwaar, duat bij bevorde
ring tot hoogleren rang een ambtenaar in salarieerinjg
zou achteruitgaan. Wanneer een adjunct-commies met
een maximum salaris van ƒ1100.— zou bevorderd worden
tot commies met een minimum salaris van ƒ1000.—, dan
zou die man door zijne bevordering een nadeel hebben
ein zie ik in de verordening geen enkele bepaling, die
toelaat; dat iemand anders dan op zijn minimum salaris
wordt aangesteld. Het staat zelfs uitdrukkelijk in de ver
ordening gememoreerd: de aanstelling geschiedt op het
minimum salaris. In ieder geval vind ik het toch ook niet
prettig, dat menscben met een hoogerein rang die mis
schien op hetzelfde bureau werkzaam zijn minder gesa
larieerd zijn dan anderen met lageren rang. Daarom,
Mijnbeer de Voorzitter, blijf ik de voorkeur geven aan de
door mij ontworpen 'schaal temeer nog, omdat in de tege
moetkoming in de huishuur eenigszins verschil in rang
is nedergelegd. Men zal mij toch moeten toegeven, dat
hetgeen een hoofdcommies voor zijne woning moet beta
len aanzienlijk verschilt Van dat gedeelte van zijn salaris
dat door een 'klerk voor zijn huishuur moet worden af
gezonderd en daarom, Mijnheer de Voorzitter, zou ik in
de tegemoetkoming in de huishuur een eenigszins opklim
mende schaal wenschen te behouden. Het wil mij daarbij
!nog voorkomen,- dat de salarieering met dei tegemoetko
ming in de (huishuur als één te beschouwen is. Daarbij;
komt nog, dat de (Ontworpen regeling alleen in zooverre
gewijzigd is, dat 'het eindcijfer voor de gehuwden het
zelfde blijft. Tot mij'n groot genoegen is correct doorge:-
kein de regeling,- dat (aan gehuwden een eenigszins grootere
tegemoetkoming moet worden gegeven dan aan ongehuw-
den.
De Voorzitter: Burgemeester <ein Wethouders blijven
de voorkeur geven aan hun nader voorstel. Ik geef ge
redelijk toe, dat de opmerking van den heer Verheijen in
zooverre juist is, dat zulks bij bevordering van een ad
junct-commies kan voorkomen, maar Burgemeester en
Wethouders meenen dit bezwaar ,te kunnen verhelpen
door artikel 9 toe te passen, hetwelk daartoe den weg
aanwijst.
Wij hebben gemeend de aanvangsjaar-wedde voor een
klerk niet lager :te mogen stellen, omdat een klerk reeds
nu vooruitzicht heeft tot 800.te kunnen klimmen, ter
wijl bij uw voorstel de klerk in zijn eindsalaris wordt
achteruitgesteld. Daarom hebben 'Burgemeester en Wet
houders hun voorstel behouden. Wij kunnen dus alleen in
het gedrang komen wat betreft den adjunct-commies;
welnu in dat geval zal er voor Burgemeester en Wethou
ders alle aanleiding zijn pm van artikel 9, ,lste lid, gebruik
te maken.
Wanneer niemand een bader voorstel doet, zal ik het
nadere voorstel van Burgemeester en Wethouders het
eerst in stemming brengen.
De heer Verheijen: Door U wordt correct opgemerkt,
dat een klerk op 't oogenblik het vooruitzicht heeft te
kunnen opklimmen tot 800.—. Zijn salaris loopt volgens
de tegenwoordige verordening van 400 tot 800 gulden.
Ik vind dit hu niet zoo'n groot bezwaar, omdat in de;
nieuwe verordening zooals deze door Burgemeester en
Wethouders is aangeboden en door den Raad voorloopig
is gesanctioneerd, voorkomt, dat wanneer leen klerk voldoet
aan de bepalingen van artikel IV, dat wil zeggen een dei-
in do verordening genoemde diploma's behaalt,- bij door
Burgemeester en Wethouders voor eene bevordering in
aanmerking kan worden gebracht. Dat "vind ik een vol
doend correctief; daardoor zal de man hopelijk worden
aangespoord om te werken ien daardoor is het bezwaar;
tegen de door 'mij voorgestelde regeling ondervangen.
De Voorzitter: Ik zal ;nu het nadere voorstel van Bur
gemeester en Wethouders in stemming brengen.
Da heer Verheijen: Is het uwe bedoeling, Mijnheer
de Voorzitter, op 't oogenblik in stemming te brengen het
geheele nadere voorstel zooals wij heit hebben gekregen,;
waarin artikel 8 ein artikel 10 tegelijk zijn verwerkt?
De Voorzitter: Ja, artikel 8 en artikel 10 houden ver
band met elkaar.
In stemming gebracht worden de artikelen VIII en X
zooals die nader door Burgemeester len Wethouders ge
wijzigd zijn voorgedragen goedgekeurd.
Voor stemmen de heerenJ A. Voeten, A. F. Vos,
P. C. M. Konings, J. Vos, C. Backxj G. J, Komings, ,K.
F. Wl. [M. van Wely, J. A. Q. van Gastel, A. .Wi* Braatj
A. Heerma van Voss en de Voorzitter.
Tegen stemmen de heeren: J. Verheijan, F. M. J. H.
Schul, E. 'H. M. van Wjely. en A. J. Mi. da Bruyn.
De Voorzitter: De heer Verheijen stelt voor het vierde
en vijfde lid van artikel IX te doen vervallen.
Hiermede gaan Burgemeester iern Wethouders accoord.
De Voorzitter: Op dit artikel is geen nader voorstel
ingekomen.
Kunnen de leden zich met dit artikel vereenigen?
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! In de voor
laatste alinea staat-De verhooging der jaarwedde voor het
behalen van een diploma, akte of graad,- in dit artikel
genoemd, gaat in met den eersten dag der maand, waarin
eein diploma, akte of graad is behaald.
Ik zou daarvoor willen lezen: gaat in met den eerstein
dag der maand volgende op die waarin eeln diploma, akte
of graad is behaald.
Veronderstel dat iemand den dertigsten een diploma
behaalt, dan krijgt hij voor die geheele maand de verhoo
ging. Nu zou ik het billijker vinden die verhooging Jte
doen ingaan met 'de volgende maand.
De beier Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Ik betreur
het, dat de heer Braat dit nader voorstel doet. Ik kan,- tot
mijn spijt, daarmede Iniet sympathiseeren, en wel omdat
niet heit bezit 'van een diploma als zoodanig: wordt ge
salarieerd De Raad 'heeft er steeds prijs op gesteld, dat
diploma's behaald worden,- omdat het behalen van een
diploma aantoont en bewijst, dat iemand serieus gewerkt
heeft, dat hij' meer capaciteiten bezit en meer capaciteiten
ten dienste der gemeente kan stellen, dan wanneer hij het
diploma niet zou behaald hebben. Maar, Mijnbeer de Voor
zitter, het spreekt 'nu vanzelf wanneer iemand op den
dertigsten eener bepaalde maand een diploma behaalt hij'
7
VERGADERING VAN 30 MEI 1916.
Jaarwedderegelingen van de ambtenaren ter secretarie en den concierge-bode.
van dein eersten dier maand af wel dezelfde capaciteiten
zal bezitten. Ik kan mij tenminste niet voorstellen, dat
iemand tusscben den eersten ,en den dertigsten van die
maand in het bezit komt van de capaciteiten, die noodig
zijln om een bepaald diploma te kunnen behalen.
Eieinige bezuiniging kan toch zeker geen motief zijn,
Mijnheer de Voorzitter, om 'het voorstel van den heer Braat
aan te nemen!'
Ik acht heit volkomen correct dh alleszins billijk, dat
het voorstel door Burgemeester en Wethouders wordt ge
daan de salarisverhoogimg te doen ingaan met dein eersten
dag van de maand waarin een diploma wordt behaald.
De 'heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij met
heit gesprokene door 'den heer Verheijen volstrekt niet
yereeinigen. De heer 'Verheijen begint te zeggen, wanneer
iemand b.v. den 30 Januari (een diploma behaalt, hij die
kennis ook wel '1 Januari -zal gehad hebben. Maar, Mijn
heer de Voorzitter, 'hij' kan die kennis misschien wel
twee jaar te voren gehad hebben. Dat is dus geen soort
van redeneering
Ik vind het 'billijk; dat ,de verhooging! voor het behalen
van 'een diploma ingaat met ,het begin der volgende maand.
Een diploma kan behaald worden drie, vier weken na
het begin der maand, het kan gebeuren, dat het den der-
tigstein behaald wordt. 'Ik zie geen, enkele reden om voor
dien eenen dag de verhooging ,voor de geheele maand toe
te kennen.
Ik herhaal nog eens, Mijnheer ,de Voorzitter, dat het
geen de heer Verheijen zegt, dat iemand den eersten der
maand dezelfde kennis wel zal gehad hebben indien hij
den laatsten der maand zijn diploma haalt, in 't geheel
niets zegt. Zoo iemand kan evengoed twee jaren te voren
die kennis gehad hebben. Wjat ,is dat nu voor eene rede-
neiering?
Dei Voorzitter: U 'stelt dus voor het artikel te doen
luiden: met den 'eersten dag .der maand volgende op die
waarin het diploma is behaald.
De heer E. van [Wely: Wanneer ,nu ZOO; iemand zijn
diploma den tweeden der maand haalt, moet die persoon
dan een maand voor niets werken?
De heer Braat: Zoo iemand werkt nieit voor niets..
De heer E. van Wely: U spreekt slechts van den der-
tigsten eener maand, maar laat ons nu het geval eens om-
keeren. Neemt eens aan, dat ,op den vijftienden door een
ambtenaar een diploma behaald wordt.,.moet hij dan twee
weken toegeven?
Die heer Braat: Waarom moet zooi'n bepaling terug
werkende kracht hebben?
Die heer E. van WelyWel omdat hij meer capacitei
ten bezit!
De heer Braat: De verhooging kan pas ingaan wan
neer de acte behaald is |en niet vroeger dunkt mij.
Da heer Van Gastel: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb
gezien, dat da belooning .voor ;ean en ander verhoogd is
tegenover vroeger.
De Voorzitter: U ,'zult zich herinneren, dat de vorige
regeling tot driemaal toe in den Raad is behandeld. Da
laatste maal is de verhooging voor het bezit van bet di
ploma 25.— hooger gesteld, zoodoende js er tusscheq
leierste en tweede iverhooging geene opklimming. Nu is
«iet wenscbelijk, dat voor het diploma van candidaat-
inotaris een hooger bedrag wordt uitgekeerd dan voor de
akte staatsinrichting en yoor deze pen hooger bedrag
dan dat voor het diploma van candidaat-secretaris. Van-,
daar, dat Burgemeester ein Wethouders bij deze wjjziging
hebben voorgesteld om voor de .akte M. O. Staatsinrichting
en Staatshuishoudkunde 50.meer toe te kennen en
voor 'het diploma candidaat-notaris eveneens 50.meer,
waarop in den brief aan de leden is gewezen.
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben ook te
gen de verhooging van die belooningen voor diploma'?.
Ik ben eigenlijk in principe tegen het toekennen van be-
looningeu voor diploma's. Mij dunkt, dat hier eene incon
sequentie bestaat. De directeur van de; Burgeravondschool
mag niet in den namiddag lesgeven om zich niet te ver
moeien voor het avondonderwijs e;n hier wordt aan de
ambtenaren ter secretarie, die een zware dagtaak te ver
vullen hebben, feitelijk gezegd: nu begin je zware examen
studie te doen, studeert er geheele ,of halve nachten aan
door, dan ben je 's morgens maar lpalf man wanneer jei
op de secretarie verschijnt om je werk te doen. Hier
wordt men tot zware studie aangezet ien dat vind ik eejne
inconsequentie. Ik prijs het behalen van diploma's ten
zeerste, dat pleit voor de ambtenaren ,maar dat zulks
juist de gemeente 'moet betalen.,..ben ik in principe tegen.,
Ik wil niet vporstellen., Mij'nheer de Voorzitterv de be-
looningen af te schaffen, maar ik ben wel tegen deze
nieuwe verhoogingen.
De heer Jac. 'Vos: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben het
met de zienswijze van den heer Braat niet eens. Daardoor
zou .eelne gelegenheid geopend worden pm minderwaardig
personeel op de (secretarie te krijgen, immers ijverige)
ambtenaren welke hun lijd besteden (om verschillende
diploma's te behalen, zouden naar betere plaatsen solli-
citeeren. Ik vind het zeer correct, dat eene verhooginjg
voor de verschillende actes in de verordening wordt in-
gelascht.
De heer Braat: Mijnbeer de Voorzitter! Den heer Vos
zou ik willen opmerken, dat juist voor de ambten,are!n
welke diploma's behalen de promotie heel langzaam gaat
omdat het personeel ter secretarie te klein is, want ver
onderstel dat dezelfde heeren welke thans in dienst zijn
hier blijven,- dan is er geen promotie te maken. Hoe
meer diploma's zij, dus kunnen behalen hoe spoediger
zij weg zien te komen, zoodat de gelden daaraan besteed
voor de gemeente geen (nut hebben.
De Voorzitter: Daar zou ik tegenover stellen, hoe beter
de ambtenaren worden gesalarieerd des te minder lust
er voor hen zal bestaan om naar andere plaatsen, Sta
solliciteerein.
Die verhoogingen komen voor in de meeste verordenin
gen welke Burgemeester en Wethouders te hunner be
schikking hebben gehad ein waaruit zij deze salaris-ver
ordening hebben samengesteld. Ik kan U wel zeggen;
dat wij gegrasduind hebben in de verordeningen van de
voornaamste gemeenten van geheel het land, van gemeen
ten die in zielental gelijk of hooger waren dan Roosen
daal. Nu hebben wij vooral drie verordeningen tot leidraad
genomen, de verordeningen van 's-Hertoigenbosch, Breda dn
Helmond, die alle in dit of het vorige jaar njag zijnl
vastgesteld. De regeling van Helmond, eiein gemeente met
16000 inwoners, is zoowat geheel gelijk aan de regeling
jdi© wij U voorstellen.
Ik zou het len zeerste betreuren wanneer artikel 9