VERGADERING VAN 23 JANUARI 1915. Vaststelling eener verordening houdende maatregelen tegen vasthouding of prijsopdrijving van graan, meel en brood verantwoorde 1 ijkheid. Wij hebben er ons maar Dij neer te leggen. De heer Backx: Zou het niet anders kunnen gevonden worden? Als de menschen hun eigen gerief eens mochten behouden en de andere rogge moest afgeleverd worden? De Voorzitter: Wanneer de Minister nu zegt: Hel mag niet De lieer BackxHij schrijft dat toch ook, als geene maatregelen kunnen genomen worden toch beslag zal worden gelegd op alle rogge. De Voorzitter: De Minister wenscht, dat in zijn geest zal gehandeld worden en de verordening wordt nu in zijn geest voorgesteld. Wenscht de Gemeenteraad dal niet te doen, dan treedt de Minister op. Waarom moet iemand die bezitter is van rogge anders behandeld worden dan iemand, die rogge en tarwe moet gaan koopen. Leg mij "dat eens uit! 't Is een© bepaling, noodig voor 'l algemeen, niet alleen voor de categorie personen, die rogge bezit. De heer Backx: Menschen die rogge moeten gaan koopen De heer Van Gastel: En arme menschen ook Mijn heer Backx. De heer Backx: Wij moeten de rpgge afstaan en alle, voeder is duur De heer Verheijen: Wij moeten alles wel duur koopen. De heer Backx: Wanneer de prijs overeenkwam van tarwe en rogge dan was het niets, maar nu is hel onder scheid te groot. Hierop wordt artikel 3 aangenomen. De Voorzitter: Ik zal nu verder gaan met de behan deling der verordening. De Secretaris: Artikel 4. 1. Burgemeester en Wethou ders bepalen welk gewicht voor den verkoop bestemd brood moet hebben. 2. Het door hen vastgestelde gewicht moet op het brood zijn aangegeven. 3. De pi-ijs van het brood wordt door hen vastgesteld. 4. Het is verboden: a. brood te verknopen of brood voor den verkoop in voorraad te hebben, dat niet voldoet aan de oischen te stellen of gesteld krachlens het le en 2e lid van dit artikel b. voor brood een li oogeren prijs te bedingen dan dien, welke overeenkomstig het 3e lid van dit artikel is vastgesteld. De heer Braat: Mijnheer do VoorzitterIk hen er niet voor om den prijs van het brood te bepalen. Dat verlangt de Minister ook niet. Mij dunkt, dat liet niet absoluut hoog noodig is in te grijpen in andermans zaken. De heer Voeten: Dal doel men bij ons ook, ingrijpen in andermans zaken De heer Braat: Ik ben daar legen. Ik vind liet niet goed om den prijs van het brood te bepalen, zoolang het niet hoog noodig is, zoolang er werkelijk geen misbruik van wordt gemaakt. De heer Jac. Vos: Mijnheer de VoorzitterIk hen van oordeel, dat de prijs van hel brood moet kunnen worden' vastgesteld, en stel voor in alinea 3 art. I te lezen: De prijs van het brood wordt vastgesteld gelijkstaande met den kostenden prijs van gemengd meel. Als toelichting daarvoor het volgende: De prijs van liet brood kan gelijk gesteld worden met den prijs van het gemengd meel. Gemengd meel geeft een rendement van 3 tot 4, een H.L. rogge van 75 kilo geeft 100 kiioi brood en buitenlandsche rogge zelfs nog meer. Een H.L. buitenlandsche rogge geeft 52 vierponders. Derhalve kan veilig het brood vastgesteld worden op den kostenden prijs van het meel, omdat met den prijs van het meel ook de prijs van het brood stijgt. Als voorbeeld zouden wij kunnen nemen, wat kost de rogge met maalloon per 100 kilo? De heer Voeten: 13 gulden. De heer Jac. Vos: Dan kan men hel precies uitrekenen. Wat er overschiet is voor den bakker. De Voorzitter: Ik zou in overweging willen geven dat niet in de verordening vast te leggen. Burgemeester en Wethouders zullen gaarncT met uwe toelichting rekening houden, wanneer zij den prijs vast stellen. Wij hebben er gisteren reeds over gesproken hoe Wij de broodprijzen zullen bepalen. Daarin zit juist de grootste moeielijkheid. De heer Jac. Vos: '1 Mag |ook gerust varieeren; ,dal gaat ook telkens mee Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter: De door U aangegeven methode komt mij buitengewoon geschikt 'voor. Daaraan kunnen Burge meester en Wethouders zich spiegelen, maar om dat in cene verordening vast te leggen dat kan ik niet aanraden. De heer Jac. Vos: De vorige vergadering is juist den nadruk er op gelegd om dit vast te leggen. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Het komt mij voor, dal in de le alinea van artikel 4 eene contra dictie staat met de missive van den Minister ivan Landbouw. Wanneer ik de missive goed in mijn hoofd heb, zou daaruit blijken, dat Ide Burgemeester de bevoegdheid heeft om den prijs vast te stellen. De Voorzitter: Dat was ik ook van meening, maar do Secretaris zegt van neen. De heer Verheijen: Dan zou hier worden geredigeerd' dat de prijs moet worden vastgesteld door den Burge meester in plaats van Burgemeester en Wethouders. Dat bezwaar wil ik op 't oogenblik laten voor wat hel is. Een ander bezwaar had ik tegen 'het imperatief vast leggen van de verplichting voor den Burgemeester of Burgemeester en Wethouders, zoolang de noodzakelijk heid daarvan niet evident is aangetoond of gebleken* Daarom ben i k er voor te lezenDa prijs van het brood! kan door hen worden vastgesteld. In plaats van het imperatieve voorschrift hel facultatieve te zetten. De heer BraatDal is in elk geval alweer beter. De Voorzitter: De heer Verheijen weinschf voor liet 3e lid van artikel 1 te lezen: De prijs van liet brood klam; door hen worden vastgesteld. Mijnheer Jac. Vos kunt U zich er mede vereenrgen', dat in de verordening- niet wordt vastgelegd, naar de ge gevens die 1' ons heeft verstrekt, de verplichting om een prijs vast te stellen? Ilc zeg U iheel gaarne toe, dat wij V dankbaar zullen zijn voor de gegevens, die U ons zult willen verstrekken, (Jaar Burgemeester en Wet houders in 4 geheel geen deskundigen in d,eize zaak zijn. Gaarne zullen wij van elke ons gegeven inlichting gebruik VERGADERING VAN 28 JANUARI 1915. Vaststelling eener verordening houdende maatregelen tegen vasthouding of prijsopdrijving van graan, meel en brood. maken, wanneer Burgemeester en Wethouders daardoor een billijken maatstaf tot 'het vaststellen van den prijs kunnen vinden. Daar kan nog iels anders bij komen, er kunnen zieh zaken voordoen, die heden nog niet zijn te voorzien of te kennen en dan zouden Burgemeester en Wethouders gebonden zijn. Bovendien achten 'Burgemeester en Wet houders zich zedelijk verplicht Benige vertrouwbare en geloofwaardige bakkers vooraf te hooren. Voor de prijs vastgesteld wordt, komt het mij voor dat Burgemeester en Wethouders het gevoelen over den prijs van twee zijden moeten hooren. De heer Jac. Vos: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij best met Uw voorstel vereenigen. Wij zijn hier bijeen om de verordening vast te stellen en die verordening moet practisch uitvoerbaar zijn. Daarom geef ik graag mijn voorstel cadeau. De heer P. Konings: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou U willen vragen of uitsluitend het gewicht van het rogge brood moet worden aangegeven? De Voorzitter: Mij is gezegd, nu niet, maar eenigen tijd geleden, ik dacht toen dat het gewicht van het witte brood niet kon worden aangegeven, dal dit voor witte brood ook kan. Ik heb het vroeger nog gekend 't was in de Meierij dat het roggebrood altijd rwas gemerkt. Op het brood stond toen altijd het gewicht. Er moest natuurlijk eene kleine speling gegeven worden voor het zoogenaamde uit hakken in den oven, daarvoor moest een percentage van het gewicht afgetrokken worden. Op elk brood stonden de initialen van den bakker en het gewicht. Dat lieb ik altijd zoo gekend, dat is voor mij niets nieuws, maar op mik of het zoogenaamde witte brood heb ik het nooit gezien. Een bakker, die niet ver in deze zaal van mij af staat, heeft mij gezegd, dal het voor wittebrood 'ook wel kan. Witte brood mag voorloopig nog gebakken worden; deze verordening was er geheel op gebaseerd dit niel te mogen bakken tenzij in bijzondere gevallen. Nu wij dat gewijzigd hebben volgt daaruit, dat ook het gewicht van wittebrood' moet bepaald worden. De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! In artikel 4 alinea 2 wordt gezegd: Het door hen vast gestelde gewicht moet op hel brood zijn aangegeven. Nu zou er aan toegevoegd moeten worden, die bepaling is inaluurlijk onderhevig aan controle, want indien er niet gecontroleerd wordt kan men ze evengoed .weglaten, dat de initialen van de bakkers ook worden aangegeven. Dat is het eenige bewijs voor controle. De Voorzitter: Ik zal daarop straks nog nader terug komen. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Gaat de Gemeenteraad mede met het voorstel zooals het door mij gedaan is? De VoorzitterDe ;heer Verheijen heeft voorgesteld het 3e lid van artikel 4 te lezen: De prijs van het brood kan door hen worden vastgesteld. Is er iemand der leden, die er bezwaar tegen heeft? Niemand? Dan is artikel 4 met de wijziging door den heer Verheijen voorgesteld, aangenomen. De Secretaris: Artikel 5. 1. Het is aan broodverkoopers verboden meer dam 3 K.G. roggebrood per persoon per week af te leveren. 2. Zij' zijn verplicht een lijst (broodlijst) hij te houden van het verkochte roggebrood. De lijsten worden koste loos vanwege Burgemeester en Wethouders verstrekt. Het model wordt door Burgemeester en Wethouders vastge steld. 3. De broodverkoopers zijn gehouden de broodlijsten. iederen Maandag ter Secretarie der gemeente in te leveren. i De Voorzitter: Zou men hier met broodverkoopers le verstaan hebben bakkers, 'die hun brood doen slijten of zijn 'het meer zij, 'die het brood bij {le klanten zelf be zorgen De heer Verheijen: Het komt mij voor Mijnheer de Voorzitter, dat iedereen (die brood verkoopt, bedoeld is. De heer Jac .Vos: Mijnheer de Voorzitter! Zou dat niet kolossaal omslachtig zijn dat bijhouden van die lijsten? De Voorzitter: Daarom juist stelde ik die vraag. Wij krijgen nu het geheele bedrijf Van den bakker te zien, De heer Van Gastel: Dat zal een administratie worden. De heer Jac. Vos: Mijnheer de Voorzitter-' Ik zou wil len voorstellen dit artikel te schrappen en een nieuw artikel 5 in de plaats te stellen, te lezen als volgt: 'Het is verboden aan .huurhouders, voerlieden en zij, die in het bezit zijn van een of meer paarden of eenig andejr vee, meer brood te verkoopen dan 3 Kilo per persoon en per week. Dan is die lijstengeschiedenis ineens on dervangen. In het eerste lid van het artikel staat toch ook, dat er niet meer dan 8 Kilo mag verkocht worden. "Dat is wel 'niet te achterhalen, maar daar zou toch eene zekere controle op uitgeoefend kunnen worden. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! ik had oorspronkelijk ook gedacht, dat de controle zooals die in art. 5 wordt voorgeschreven, buitengewoon omvangrijk zou worden. Wanneer de lijsten echter een| weinig practisch worden ingericht en de bakkers die op de toonbank ter invulling leggen, komt het mij voor, dat er niet veell bezwaren tegen kunnen bestaan. Wanneer b.v. de meid van den Secretaris een brood' haalt is die invulling direct gebeurd. Dat behoeft geen calligrafie te zijn, als het invullen maar duidelijk en netjes is kunnen de lijsten iederen Maandag ter Se cretarie worden ingeleverd. Wanneer U die lijsten niet aanhoudt, geloof ik niet, dat wij leenige controle hebben! op de uitvoering van onze verordening. Nu behoeft niet alles zoo gejëten te worden als het gekookt is, kleine over tredingen in de uitvoering kunnen practisch over hel hoofd worden gezien, maar ïn ieder geval houden wij' daarin een stimulans voor de bakkers om de verordening na te leven. Schrijven wij voor1, dat (niet meer dan 3 kilo aan een bepaald persoon mag worden afgeleverd en wij hebben daarop geen controle, dan kunnen wij heter geheel de verbodsbepaling laten vervallen; dan hebben wij er toch niets aan. De Voorzitter: Als het alleen broodventer's betreft kan ik mij met het bepaalde vereenigen. Ik zal b.v. bij bakker Piet 3 kilo koopen ien bij 'bakker Jan ook 3 kilo. Dart, heeft ieder bakker aan de verordening voldaan.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1915 | | pagina 9