6 VERGADERING VAN 19 JANUARI 1915. Voorstel tot wijziging van art. 2, eerste lid, van de jaarwedderegeling van het politiepersoneel. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte en minstens 23-jarigen leeftijd aan schooi B. tikel 2 der jaarwedderegeling politiepersoneel 1914, min der bedraagt dan vijftienhonderd gulden. Dit besluit wordt geacht in werking te zijn getrredein den lsten Januari 1915 'en vervalt bij aanstelling van ©en Commissaris van Politie." De heer E. van Wely: De bedoeling is dat zijn maxi mum tractement ƒ1500.— zal bedragen niet waar? De Voorzitter: Zijn tractement gaat door. De nieuwe regeling vervalt wanneer een commissaris van politie wordt aangesteld. De heer Jae. Voss: Mijnheer de Voorzitter.' Ik kan best met het voorstel meegaan, waar hier in den Raad stem men zijn opgegaan, die zich met Uw kabinetschrijven kunnen vereenigen. Ik heb uitgerekend, 'dat volgens het laatste voorstel de gemeente in 4 jaar tijd een voordeel heeft van ƒ200. Volgens het voorstel in Uw kabinetschrijven zou totaal in 4 jaar tijd ƒ6200.— worden betaald en nu in het geheel ƒ6000.1—. Ik kan mij geheel met het voorstel vereenigen, omdat blijkt, dat de inspecteur van politie ©en man is, die voor zijn taak berekend is. Ik ben ©r voor, ambtenaren' die blijk geven voor hunne taak berekend te zijn, goed te beloonen. De Voorzitter: Hebben de heeren mijn voorstel goed begrepen? Dan zal ik dit in stemming brengen. Wanneer dit voorstel wordt aangenomen, krijgt de in specteur direct een vast salaris van vijftienhonderd gulden. De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter Ik wil mijne stem motiveeren. Ik ben er tegen, niet zoozeer om de verhooging van het salaris, maar omdat het tei spoedig verhoogd wordt. De heer E. van Wely: Ook ik ben er om dezelfde reden tegen Mijnheer de Voorzitter. Het voorstel van den Voorzitter in stemming gebracht wordt aangenomen niet 11 tegen 4 stemmen; tegen stemmen de heeren Braat, De Bruyn, Verheijen en E. van Wely, Genomen is derhalve het navolgende besluit: De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen; Gezien het voorstel van den Burgemeester, Hoofd van Politie. Gehoord de toelichting van den Voorzitter. Besluit; te bepalen: De Inspecteur van Politie geniet ©en bijslag op zijne/ jaarwedde tot het bedrag, dal zijne jaarwedde naar art. 2 der jaarwedderegeling van het Politiepersoneel 1914 min der bedraagt dan vijftienhonderd gulden. Dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden op den lsten Januari 1915, en vervalt bij aautstiaU,ing van een Commissaris van Politie. Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der gemeente Roosendaal en Nispen van den 19den Ja nuari 1915. De Secretaris, De Voorzitter, A. A. RADEMAKERS. AUG. COENEN. IV. Benoeming van een onderwyzer met verplichte hoofd akte en minstens 23jarigen leeftyd aan school B in de Vughtstraat, (hoofd de heer J. Th Coumans), na voorafgaande behandeling van de rapporten van de hoofden van scholen. Op de voordracht zyn geplaatst de heeren: 1. Weyts W. Th., onderwyzer alhier. 2. Franken P. A., te Oudenbosch. 3. Stoffers J. W. H., te Nederweert. 4. Créton E. II., te Zevenbergen. 5. Kuystermans P. H. J. M., onderwyzer te Ginneken. De Voorzitter: Mijneheeren! In onze vorige verga dering heb ik U friijn standpunt uiteengezet en mijne zienswijze hierover doen kennen. Thans kan dit punt wederom een onderwerp van bespreking uitmaken len zal ik gaarne het gevoelen vernemen van hen, door wien, de stukken zijn ingezien, indien zij idit noodig achten. Noch van Burgemeester ©n Wethouders, noch van de plaatselijke schoolcommissie krijgt U een voorstel lot op heffing van de 7e klasse aan school C. Wïj laten dit aan de prudentie van dein Raad over. De zaak is in onze vergadering ©n ook in de vergadering der schoolcommissie besproken. Wij vinden geen termen om U het voorstel te doen de 7e klasse aan school dienende yoor school C ©n D, op te heffen. In de vorige vergadering is door mij gezegd geworden, dat de scholen C en D door 700 jongens bezocht worden; dat is niet geheel juist, doch in ©lk geval tellen beid© scholen gezamentlijk een 500-tal leerlingen. Die leerlin gen komen natuurlijk successievelijk ten laatste in de hoogste klasse en hebben zij na 6 leerjaren te hebben! genoten nog in de 7© klas gelegenheid om hunne studie door te zetten. Dat zijn gewoonlijk de meest oppassend© jongens van de school. Wij vinden geen termen aanwezig U voor te stellen die klas op te heffen. De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter.' Is ©r, nu geen mogelijkheid om ©en beetje in de toekomst te zien en er voor te zorgen, indien wij nu iemand benoemen! die in Roosendaal is en waardoor natuurlijk weder een) plaats vacant komt, dat voor die vacature iemand voor- loopig wordt aangesteld? Nu de Vincentiusschool zooveel leerlingen tot zich zal trekken, komt de tijd Van zelf dat die onderwijzers ,op nonactiviteit zullen moeten gesteld worden. Hebben wij eenmaal onderwijzers benoemd, dan heb ben W|ij ze ook te betalen. Volgens mij zou No. 1 gestemd! moeten worden, omdat daardoor ©en vacante betrekking komt, die tijdelijk zou 'kunnen aangevuld worden. Het onderwijs mag 'niet tegengehouden worden, daar ben ik voorstander van, maar 't is zeker wanneer dei nieuwe Vincentiusschool in werking treedt ©r weer een stroom leerlingen naai' toe zal gaan. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! De ver schillende verslagen van de hoofden van scholen heb ik nagegaan en ik weet niet of ik Üe kunst versta iom tusschen de regels door te lezen. Met even zooveel woor den wordt gezegd in de rapporten der hooiden van schol len A, B en D, dat er aan iedere school eien leerkracht aaanwezig is boven het wettelijk minimum. Maar het- VERGADERING VAN 19 JANUARI 1915. Benoeming vsn een onderwijzer met verplichte hoofdakte en minstens 23-jarigen leeftijd aan school B. zelfde wordt niet expressis verbis gezegd voor school C en juist in onze vorige vergadering is door ,U reeds' reeds gezegd, dat de mogelijkheid zou bestaan om de leerkrachten aan deze school verbonden met een te ver minderen. Het hoofd van school C verklaart niet, dat er aan zijne school een leerkracht is boven het wettelijk minimum, ik wil in het midden laten of er een is boven het wettelijk minimum of niet, maar in de conclusie van zijn rapport wordt gezegd: indien ©r iets moet gedaan worden, zou aan mijne school de vervolgklasse kunnen worden opgeheven ©n dan zou er ©en leerkracht over zijn. Wanneer ik nu de kunst toepas om tusschen jde regels door te lezen, dunkt mij, (dat er aan die school ©ep leerkracht over is. Laten wij idie afschaffen, want ik vind het voor Roosendaal wel een klein beetje luxe om aan iedere school een leerkracht boven het wettelijk mini mum aanwezig te hebben. Nu wij de gelegenheid hebben om een leerkracht van de eene naar de andere school over te plaatsen, en daardoor in de toekomst mogelijk wordt gemaakt het opheffen van een leerkracht, die te veel aanwezig is, dan zou 'ik zeggen, laat de Raad in deze prudent zijn, laten wij vandaag de overplaatsing van da ©ene naar de andere school doen, opdat wanneer in de toekomst bewaarheid wordt wat het hoofd van school C vreest, wij geen leerkracht op wachtgeld zouden behoeven te stellen. Mijnheer de Voorzitter, dit over de stukken. Ik wil verder alleen nog dit zeggen, dat ook de toon van de rapporten mij niet altijd even aangenaam heeft aange daan. Ik vind het onprettig wanneer ©en hoofd van school reeds bij voorbaat verklaart, dat iedere poging tot op heffing ©ener leerkracht aan zijne school aanwezig, moet beschouwd worden als een© daad van slechte politiek. Ik geloof, dat de hoofden van scholen al te veel het oog hebben gehad op het onderwijs zelf. Er wordt over 't hoofd gezien, dat de gemeenteraad van Roosendaal nog andere belangen dan specifieke onderwijsbelangen heeft te behartigen, niet alleen te waken heeft voor liet onder wijs, maar ook voor den finantieelen toestand der gemeente en dat wat werkelijk het zwaarste is ook het zwaarste moet wegen. Ik geloof Mijnheer de Voorzitter, dat een hoofd van school niet heeft te beslissen wat den Raad in deze te doen staat. De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb niet de gelegenheid gehad de rapporten der hoof den van scholen in te zien, maar ik wilde toch graag ©ven het woord aan de hand van hetgeen de heer Ver heijen heeft kenbaar gemaakt. De heer Verheijen zegt, dat de hoofden van de scholen! A, B en D allen verklaren, dat ©r aan hunne inrichtin gen een onderwijskracht boven het wettelijk minimum is. Hoe moet men dat verstaan? Ik verlmoed, dat wij dat anders verstaan dan de hoofden van scholen zelf. Ik zal U alleen zeggen, dat aan school A ieder onderr wijzer twee klassen heeft. Hoe legt men dat uit? Dat is een rekenkunst je, dat een gewoon mensch niet begrijpt, maar ik beschouw het zoo>, dat aan school A te weinig krachten zijn om de kinderen behoorlijk op te leiden, wanneer een onderwijzer twee klassen voor zijn reke ning heeft. Dat gaat niet voor één kracht en hier komt het voor in alle klassen. Mij dunkt, dat er aan die school te weinig leerkrachten zijn in plaats van te veel. Daarom geloof ik, dat die uitdrukking „boven het wettelijk mi nimum" eene uitdrukking is, die misschien in verband zal staan met de subsidie, 'die de gemeente krijgt of iets dergelijks, maar geen betrekking daarop heeft, dat er te veel onderwijzers aan eene school zijn. Juist daarom met die wetenschap, kan ik er niet voor zijn om direct die zevende klas aan school C op te heffen, die voor de beste leerlingen is van de hoogste klassen aan school C en D. Ware het, dat onze gemeente achteruitging pf de bevolking stabiel bleef, gaf ik den lieer Verheijen gaarne toe, dat men serieus daarover moest denken met het oog op de vergrooting van de ©ene of andere bijzone dere school, maar waai' onze gemeente sterk in bevolking toeneemt, zooals wij van den Voorzitter daar straks reeds mochten hooren, en op 't oogenblik reeds meer dan 18000 zielen telt, daar is het vergrooten van ©ene bijzondere school in onze gemeente, voor het oogenblik niet eene kwestie van afdanken van onderwijzers der openbare scholen, maar daar zou alleen het gevolg van wezpnj dat wij geene nieuwe scholen behoeven bij te bouwen! Zoo beschouw ik het voorloopig en daarom ga ik niet mede met het voorstel om den onderwijzer aan die klasse daarom over te plaatsen. De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter.' Ik ge loof, dal er een enorm misverstand bestaat en dat ik mij zeer onduidelijk moet hebben uitgedrukt, wanneer de lieer Heerma van Voss te kennen geeft, dat ik zou ge zegd hebben, dat er aan school "A ©en kracht te veel js, Het hoofd van school A wijst er op, dat zijne school eene aclitklassige school is met vier leerkrachten. Dat is volgens den regel van Bartjes een leerkracht voor twee klassen. Dat neemt niet weg, dat het onderwijs aan school A slechter behoeft te zijn. Wanneer klein/a klassen kunnen geformeerd worden, is dat niet in het nadeel van het onderwijs maar in het voordeel van het onderwijs. Alles wat in een© klas wordt gedebuteerd, zal veel gemakkelijker doordringen tot de hersenen van een betrekkelijk klein getal leerlingen dan tot een grooter getal. Men kan veel gemakkelijker instrueeren Iwinlig leerlingen dan veertig. Men kan zich veel gemakkelijker wenden tot een min der bevattelijke groep van 15 dan tot een groep van 30 met meer bevattingsvermogen. Bovendien zullen in eene grootere klas de minder bevattelijk© het tempo aangeven! waarin het onderwijs avanceert. Daarom vind ik kleinere klassen niet in het nadeel maar in het voordeel van lielil onderwijs, en ook bij kleinere klassen kan de selectie veel gemakkelijker worden toegepast en het tempo van onderwijs worden geforceerd en kan ook met minder lesuren worden volstaan. Dat het beter is, dat elke leerkracht een klas voor zijn rekening heeft dan twee, dat geef ik U toe. Wat ;ik U niet toegeef is, dat de schoolbevolking aan school C zal blijven wassen. Ik wil daaromtrent alleen aanhalen wat het hoofd van school C in zijn rapport vermeldt, n.1., dat het aantal leerlingen aan school C waarschijn lijk bij geringe uitbreiding der gemeente zal blijven dalen.. Dat is geen vooruitgang maar achteruitgang! Laat ons prudent zijn, eerst de kat ©ens uit den boom kijken, laat ons de mogelijkheid openhouden om in da toekomst een leerkracht te kunnen afschaffen. Laat ons

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1915 | | pagina 4