VERGADERING VAN 24 NOVEMBER 1915.
Voorstel van B. en W. tot wijziging van de verordening regelende de jaarwedden van het onderwijzend personeel.
waardeeren en op eene tastbare wijze van die waardeering
moeten getuigen.
Dat was de reden, M;ijnheer de Voorzitter, waarom jk
ier voor was om aan het verzoek van den heer Smeltzer
tegemoet te komen.
Nu Burgemeester en Wethouders daarvoor een eenigs-
zins andere oplossing gevonden hebben en hetzelfde voor
alle onderwijzers willen voorstellen, die dertig en veertig
dienstjaren in de gemeente tellen, wat zeker toch jgevallen
zullen blijven, die niet lederen dag voorkomen, iets wat
eene zeldzaamheid genoemd kan worden, ben ik er nog
Sterker voor om aan het voorstel van Burgemeester Jen
Wethouders mijne stem te geven.
De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben liet
geheel eens met het gesprokene door den vorigen spreker.
Ik zou U willen vragen of het de bedoeling is om deze
verordening artikelsgewijze te behandelen?
De Voorzitter: Wanneer de Raad niet met het beginsel
in het .voorstel van Burgemeester en Wethouders gelegen
medegaat, behoef ik de verordening ook niet te doen
behandelen.
De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter! U heeft
gesproken van dertig en veertig jaar. Waarom juist der
tig en veertig? En de tusschentijd? En krijgen alle onder
wijzers dit ook?
De Voorzitter: De 'eerste twintig jaar gaat voor elk
onderwijzer de jaarwedde periodiek vooruit. Wij wen-
schem dan ook na tien jaar weder eene verhooging te
geiven ein dan na tien jaar nog eene. Die tijdvakken zijn
gekozen, omdat het 'eene belooning is uitsluitend voor
deze diensten. De heer Smeltzer heeft twee en veertig
jaar in dienst dezer gemeente doorgebracht en komt al
leen voor beide verhoogingen in aanmerking. U moet U
maar niet voorsteilen, dat dit laatste veel zal voorkomen.
De heer E. van Wely: Neen, maar ik verwacht, dat
wij de oude onderwijzers zullen blijven houden en zij
nooit naar eene andere betrekking zullen trachten,
De Voorzitter: In het algemeen geloof ik, dat onder
wijzers, die twintig en meer dienstjaren hebben, geene
andere betrekking zoeken of nog zullen kunnen verkrijgen,
De heer Verhei jen: Mijnheer de Voorzitter! Dei voor
stellen zooals deze door Burgemeester en Wethouders
gedaan zijn, dragen mijne volkomen goedkeuring weg,
maar met het oog op de finantieele gevolgen die dit voor
stel hebben moet was het misschien wenschelijk dit jte
behandelen bij de begrooting in de afdeelingen. Ik zou
U willen vragen, of daartegen bezwaar bestaat?
De Voorzitter: Daar bestaat bij Burgemeester en Wet
houders bezwaar tegen. Juist daarom is het voorstel in
deze vergadering aan de orde gesteld, Burgemeester en
[Wethouders hebben daarvoor hunne speciale redenen en
daarom zagen zij het liever voor de .vaststelling der bei-
grooting behandeld.
Omdat deze verordening eene terugwerkende kracht zal
hebben en Gedeputeerde Staten hunne goedkeuring moe
ten verleenen is het noödig of gewenscht dat deze ver
ordening zoo spoedig mogelijk vaststaat.
Ik zal nu op de eerste plaats in omvraag brengeed
cf er geen bezwaar tegen bestaat in beginsel aan te nemen
om aan hoofden en onderwijzers die dertig en veertig
dienstjaren in dienst der gemeente tellen, telkens eene
verhooging op hunne jaarwedde toe te kennen.
De heer E. van Wely: Is daarmede bedoeld Mijnheelr
de Voorzitter zonder eenige onderbreking? Of zij lang
durig ziek zijn geweest of anderszins?
De Voorzitter: Waar er leden zijn die er zich tegen
hebben verklaard, zal ik de beweegredenen tot dit voor
stel in stemming brengen. De leden die, zich hiermede
niet kunnen vereenigen, kunnen dan tegen stemmen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
hierop met vijftien tegen twee stemmen aangenomen.
Tegen stemden de heeren Van Dorst en Backx.
De Voorzitter: Mijneheeren! Thans stel ik aan de
orde de wijzigingsverordening waarvan het concept heeft
ter visie gelegen en waarvan de bode U ieder een exem
plaar zal ter hand stellen.
Ik verzoek den Secretaris artikelsgewijze voorlezing er
van te geven.
Door den Secretaris wordt hieraan voldaan en tijdens
de voorlezing worden door den Voorzitter de volgende
correcties aangebracht:
Te lezen in art. I eerste lid: „twaalfhonderd en vijf en
veertig gulden" in plaats van „twaalfhonderd veertig
gulden."
Te lezen in art. I laatste lid: „beide laatste ancienUil-
teitsverhoogingen" in plaats van „laatste beide ancien-
nileitsverhoogingen."
De heer De Bruyn: Mijnheer de Voorzitter! In artikel 3
van de bestaande verordening staan omschreven de pen-
s'ioensbijslagen die de onderwijzers nu genieten. Daar lcomt
verschil van regeling in voor, zij krijgen daar vijfendertig,
dertig, vijfentwintig en twintig gulden toeslag.. Voor zoover
ik zie, wordt hier voor elk der onderwijzers twintig gulden
voorgesteld.
Mag ik weten, Mijnheer de Voorzitter, waarom die wij
ziging wordt voorgesteld, wat hiervan de reden is?
De Voorzitter: Het doet mij genoegen,t dat U deze op
merking maakt. De laagste bijslag die in artikel 3
voorkomt is twintig gulden en daarom hebben Burge
meester en Wethouders nu ook gezegd, wij geven niet
meer dan twintig gulden teneinde te vermijden, dat er
onderwijzers zouden zijn, die daardoor een hongeren bij
slag zouden gaan genieten. Wanneer wij die bijslag gin
gen bepalen op vijfendertig gulden, kragen zij, die nu maar
twintig of vijfentwintig gulden genieten daardoor eene
verhooging respectievelijk van vijftien en tien gulden.
Voor de in dienst zijnde onderwijzers geeft dit trouwens
niets, want die blijven behouden wat zij hebben, daar in
artikel 13 de volgende bepaling voorkomt, die niet inge
trokken wordt:
„Indien voor een of meer hoofden van scholen, onder
wijzers of onderwijzeressen van bijstand, die op het
„tijdstip der vaststelling dezer verordening in functie zijn,
„de jaarwedde berekend volgens de bepalingen dezer ver
ordening minder zou bedragen dan op dat tijdstip door
„hem genoten werd, treedt dientengevolge geene verlaging
„van jaarwedde in."
Dus .alleen de nieuw aan te stellen onderwijzers gaan
in jaarwedde achteruit.
Ik wil verder nogmaals herhalen dat het voorgestelde
maar eene gelegenheidswijziging is, want anders hadden
Burgemeester en Wethouders stellig nog andere voor-
VERGADERING VAN 24 NOVEMBER 1915.
Verordening tot wijziging der verordening regelende de jaarwedden van het onderwijzend personeel.
stellen gedaan. Dit moet niet uit het oog verloren worden.
Dan hadden zij ook de haken en oogen die in de veror
dening blijken voor te komen daaruit weg kunnen nemen,
en dat hebben Burgemeester en Wethouders nu absoluut
vermeden. Zij hebben alleen willen zorgen, dat door deze
wijziging der verordening de pensioensgrondslag van het
hoofd van school te Nispen verhoogd wordt met twee hon
derd gulden. Dat is de eenige bedoeling die voorzat. De
bestaande salarisregeling en de voorgestelde wijzigings
verordening vervallen beide in 1917.
Verlangt omtrent deze verordening in haar geheel nog
iemand het woord?
De heer Braat: Indien ik U goed begrepen heb Mijn
heer de Voorzitter, dan zal de bestaande verordening
blijven gelden tot einde 1917. Als dat zoo is, dan heb ik
verder omtrent deze verordening niets te zeggen.
De Voorzitter: De bestaande verordening moet in 1917
worden herzien.
De verordening wordt hierna in stemming gebracht
en met 16 tegen 1 stem ongewijzigd aangenomen.
Tegen stemt de heer G. A. van Dorst..
De vastgestelde verordening luidt als volgt:
De Raad der gemeente Roosendaal en Nispen;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING tot wijziging van de verordening,
regelende de jaarwedden van het onderwij
zend personeel aan de openbare scholen
voor lager onderwijs in de gemeente Roo
sendaal en Nispen.
ARTIKEL I.
De artikelen 1, 2 en 3 van de op 1 September 190S
vastgestelde verordening, regelende de jaarwedden van
het onderwijzend personeel, verbonden aan de openbare
scholen voor lager onderwijs in de gemeente Roosen
daal en Nispen worden gelezen als volgt:
Artikel 1.
De vaste jaarwedde, bedoeld bij artikel 26 der wet
tot regeling van het Lager Onderwijs bedraagt:
1°. voor elk hoofd eener school te Roosendaal
a. met minder dan vijf dienstjaren, twaalfhonderd vijf en
veertig gulden;
b. niet vijf en meer doch minder dan tien dienstjaren,
dertienhonderd vijf en veertig gulden;
c. met tien en meer doch minder dan vijftien dienst
jaren, veertienhonderd twintig gulden;
d. met vijftien en rnaer doch minder dan twintig dienst
jaren, veertienhonderd vijf en negentig gulden;
e. met twintig en meer doch minder dan dertig dienst
jaren, vijftienhonderd zeventig gulden;
f. met dertig en meer doch minder dan veertig dienst
jaren, zestienhonderd vijf en veertig gulden;
g. met veertig en meer dienstjaren, zeventienhbndejijdl
en twintig gulden.
2°. voor elk hoofd eener school te Nispen:
a. met minder dan vijf dienstjaren, een duizend wijf
en veertig' gulden;
b. met vijf en meer doch minder dan tien dienstjarep,
elf honderd vijf en veertig gulden;
c. met tien en meer doch minder dan vijftien dienst
jaren, 'twaalf honderd en twintig gulden;
d. 'met vijftien en meer doch minder dan twintig dienst
jaren, 'twaalf honderd vijf en negentig gulden;
e. met twintig en meer doch minder dan dertig dienst
jaren, dertien honderd en zeventig gulden;
f. 'met dertig en meer doch minder dan veertig dienst
jaren, veertien honderd vijf en veertig gulden;
g. 'met veertig en meer dienstjaren, vijftien honderd en
twintig gulden.
3°. Voor elk der onderwijzers en onderwijzeressen, jdie
de hoofden van scholen bijstaan:
a. met minder dan vijf dienstjaren, zes honderd en twin
tig gulden;
b. 'met vijf en meer doch minder dan tien dienstjareln,
zeven honderd vijf en veertig gulden;
c. met tien en meier doch minder dan vijftien (dienst
jaren, achthonderd en twintig gulden;
d. 'met vijftien en meer doch minder dan twintig (dienst
jaren, acht honderd vijf en negentig gulden;
e. 'met twintig en meer doch minder dan dertig dienst
jaren, 'negen honderd vijf en veertig gulden;
f. 'met dertig en meer doch minder dan veertig dienst
jaren, hen duizend en twintig gulden;
g. 'met veertig en meer dienstjaren, een duizend vijf pin
negentig gulden.
4°. voor elk der onderwijzers en onderwijzeressen, die
de hoofden van scholen bijstaan en den rang van hoofd
onderwijzer bezitten, honderd gulden meer en wanneer
zij den leeftijd van drie-en-twintig jaren volbracht heb
ben 'en ter voldoening aan artikel 24 der wet tot regeling
van 'het Lager Onderwijs moeten aanwezig zijn in de
scholen met meer dan vier onderwijzers, ^tweehonderd
gulden meer dan bij dit artikel onder 3°. sub a tot en
met g is bepaald.
Als diensttijd komt in aanmerking1 de tijd voor en na
de invoering dezer verordening doorgebracht in dienst
zoowel aan openbare als aan bijzondere lagere scholen'
als hoofd en als onderwijzer tot bijstand van het hoofd
der school, zoomede diensten, bewezen volgens artikel 33
der 'wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad A's 127) en vol
gens liet laatste lid van artikel 22 der wet van 13( Au
gustus '1857 (Staatsblad Als 103), met dien verstande, dat
ter verkrijging der beide laatste ancienniteitsverhoogingen
de diensttijd in deze gemeente moet zijn doorgebracht.
Artikel 2.
De vaste jaarwedde in het vorig artikel bepaald, wordt
verhoogd
1°. voor elk hoofd eener school en voor eiken onder
wijzer of elke onderwijzeres, die het hoofd eener school
bijstaat, in het bezit eener hem of haar verplicht|dnjdl
gestelde akte voor de Fransche, Duitsche of Engelsche
taal, 'de beginselen der wiskunde, het handteekenen, |de
landbouwkunde, de tuinbouwkunde, en de vrije en orde
oefeningen der gymnastiek met honderd en vijftig gulden
voor de eerstgenoemde akte, vijftig gulden voor de laatst
genoemde akte, en honderd gulden voor elke der overige
opgenoemde akten.
Wordt aan het hoofd eener school of aan een onder-