4 VERGADERING VAN 30 SEPTEMBER 1915. Benoeming van een hoofd van school C. Mededeeling van ingekomen stukken. VI. Benoeming van een hoofd van school C in de Bur- gerhoutsche straat alhier. Op de voordracht zyn geplaatst als lste candidaat J. H. H. Grooten, hoofd eener openbare school te Princenhage. 2de candidaat P. J. M. van Lierop, lste onderwijzer aan school C alhier. 3de candidaat Th. II. v. d. Horst, hoofd eener bijzondere school te Etten. De Voorzitter: Ten einde in de vacature van hoofd van school C zoo spoedig mogelijk te voorzien, hebben wij ons beijverd U reeds nu in deze vergadering taan voordracht ter benoeming te kunnen aanbieden, hetgeen ons met de welwillende medewerking van den Districts- Schoolpozie'ner is kunnen gelukken. Ik stel U thans voor over te gaan tot benoeming van een onderwijzer staande aan het Hoofd van school -C op de bestaande of nader vast te stellen instructie voor het onderwijzend personeel en op de bestaande of nader vast te stellen salarisregeling voor dat personeel. Hierna gaat de Raad tot stemming over. Na afloop daarvan zegt: De Voorzitter: Het getal tegenwoordig zijnde leden be draagt 16. In de bus werden bevonden 16 stembriefjes. Hiervan zijn als zijnde niet of niet behoorlijk ingevuld van onwaarde geene. Het getal geldig uitgebrachte stemmen bedraagt der halve 16. Van dit getal hebben verkregen: de heer Grooten 10 stemmen, de heer Van Lierop 3 stemmen en de heer Van der Horst 3 stemmen, zoodat met vol strekte meerderheid van stemmen is gekozen en mitsdien benoemd tot onderwijzer, staande- aan het hoofd yan school C alhier, de lieer Jo-annes Hermanus Hubertus Grooten, thans hoofd een-er openbare school te Prin cenhage. Deze benoeming gaat in met 1 Januari 1916. De heer Voeten: Mijnheer de Voorzitter! Welke zijn de motieven geweest, dat de heer Franken, onderwijzer te Oudenbosch, niet op de voordracht is geplaatst? In de vergadering van 3 Maart 1915 brengt U voor de daad van opoffering en welwillendheid van den heer Franken openlijk een woord van lof en verklaart bij 1de -eerste gelegenheid de beste daarmede rekening te zul len houden. De Voorzitter: Om welke reden zou de h,eer Franken op de voordracht moeten geplaatst zijn? De heer Voeten: Omdat hij, zooals U in de verga dering van 3 Maart heeft verklaard, voor zijne benoeming tot onderwijzer aan school B had bedankt, D-e Voorzitter: De totstandkoming eener voordracht voor hoofd eener school of voor onderwijzer geschiedt niet op dezelfde wijze. Bij de benoeming van een onderwijzer ligt het opmaken der voordracht geheel in handen van Burgemeester ion Wethouders, maar bij de benoeming van hoofd eener school wordt de voordracht ingevolge de wet opgemaakt door Burgemeester en Wethouders met den Districts schoolopziener. Het medezeggenschap van Burgemeester -en Wethouders bij de opmaking van eeme dergelijke- voor dracht is niet groot, waar de wet de eindbeslissing in hoofdzaak doet berusten bij den Districts-Schoolopziener. Vandaar dat eene voordracht voor lio-ofd eener schoo-l niet altijd weergeeft, hetgeen Burgemeester en Wethou ders wenschen. De heer Voeten: Mijnheer de Voorzitter! Mag ik no-g -een klein verzoek doen? Waarom hebben de- leden van den Raad geen uittreksel van het afschrift van het olografisch testament van Mr. Van Cooth? Zulks om dat de leden rekening zouden kunnen houden met de keuze van een leeraar. In die wilsbeschikking yan Van Co-oth staat, dat de raadsleden zo-o'n afschrift moe ten hebben. De Voorzitter: Dat is wel een vraag die voor mij geheel a 1'improviste komt. U kunt wel veel van mijn geheugen vorderen, maar toch niet alles. Hebben Burgemeester en Wethouders indertijd niet aan de opdracht voldaan, toen het legaat is aangenomen? De heer Voeten: Zeker, toen wel. De Voorzitter: Moeten Burgemeester en Wethouders dat nu telkens voor elk inkomend lid blijven doen? Ik begrijp trouwens niet, wat uwe vraag met het punt aan de orde te maken heeft. De- heer Voeten: Ik heb dit slechts willen vragen jna afloop der gehouden stemmingen. De Voorzitter: Dan hadt U wel de beleefdheid mogen hebben den Voorzitter omtrent uwe vraag voor de ver gadering hiervan te prevenieeren. Ik hoop U op deze vraag in de volgende vergadering waar U de- beantwoording van zulk een importantie vind, een afdoend en ter zake dienend antwoord te geven. U mo-et wel begrijpen, dat ik geen catechismusles kan opzeggen, of ik moet deze eerst uit het hoofd hebben! geleerd. VII. Mededeeling van ingekomen stukken. De Voorzitter: De vergadering heb ik mede- te de-el en, dat zijn ingekomen: f L Besluit van Gedeputeerde Staten van 8 September jl., houdende goedkeuring van het besluit, waarbij aan den Gemeente-Secretaris e-ene personeele toelage werd toe-gekend. 2. Brief van den heer A. A. Rade makers, gemeeinlei- secretaris, houdende dankzegging voor de verleend-a gratificatie. 3. Brief van de heeren P. C. M. van Hees, hoofdopzichter en A. Dekkers, opzichter van gemeente-werken, houdeude dankzegging voor de verhooging hunner jaarwedde. 4. Brief van den heer W. Smeltzer, d.d. 13 September 1915, houdende kennisgeving van zijn voornemen tot het nemen van ontslag als hoofd van school E te Nispen.. 5. Een vijftal besluiten van het college van Gedepu teerde Staten houdende goedkeuring van leven zooveel in onZe vorige vergadering genomen besluiten tot wijzi ging der begrootingen 1914 en 1915. De heer G. Konings: Mijnheel' de Voorzitter! Bij ide VERGADERING VAN 30 SEPTEMBER 1915. Mededeeling van ingekomen stukken. verbouwing van het politiebureau in de Brugstraat, welke h-e-t vorige jaar plaats had, is oo-k in gebruik geno-meh het in dat gebouw aanwezige lokaal, dat diende to-t berg plaats voor brandbluschmiddelen voor dien kring, zoodat vanaf dien tijd de kring Brugstraat niet meer in het bezit is van eene bergplaats van brandbluschmiddelelm Daarom zou ik Burgemeester e-n Wethouders willen ver zoeken hierin zoo spoedig mogelijk te voorzien en toch z-ek-er bij de aanstaande begrooting daarmede- rekening te willen houden en voor dergelijk werk een post uit ,te trekken, op-dat de kring Brugstraat niet langer verstoken blij ve van een goede bergplaats voor brandbluschmiddelen. Naar ik vermeen, zijn sedert dien tijd de brandblusch middelen ergens buiten dien kring opgeborgen. Het kan niet anders dan zeer na-deelig werken, wanneer de brand bluschmiddelen zich niet in de onmiddellijk nabijheid of het centrum van den kring bevinden, waarvoor zij be stemd zijn. Op de tweede plaats wenschte ik met het o-o-g op dei geringe breedte en het tegenwoordig zeer drukke ver keer in de Kloosterstraat Burgemeester en Wethouders te vragen, of er geen mogelijkheid bestaat, om met het oo-g op dat drukke verkeer in -die straat, -een verordening !in het leven te roepen, waarbij wordt bepaald, dat het ver keer met rij- en voertuigen vanaf de Dominéstraat tot aan de Schoolstraat slechts van ééne zijde mag plaats hebben. 't Is een idéé, Mijnheer de Voorzitter, dat ik opper met het oog op het drukke verkeer, dat in -die straat plaats heeft. Meer dan eenmaal heb ik moeten oonstate-eren, dat, wanneer voertuigen elkander ontmoeten, zij genoodzaakt zijn met dé wielen o-ver het trottoir te- jijden, wat e-en ion- houdbare toestand is. 't Is in die straat zeer druk door schoolgaande kinderen, de militaire bureau's, die -daar gevestigd zijn enz., en ik geloof, dat door eene- dergelijke verordening het verkeer veiliger zou wo-rden. Verder wensch ik de aandacht van Burgemeester en Wethouders te vestigen op de Egyptische duisternis, 'die- wederom heerscht in de Vuchtstraat speciaal vanaf de Dominéstraat tot ter hoogte van Uwe woning, Mijnheer de Voorzitter. Ik heb dien toestand ook het vorige- jaar hier besproken en toen is daar tijdelijk eene verbetering ,in aangebracht, 't Is tegenwoordig in die straat 's avonds -echter wederom zoo donker, dat men gee-n hand voor oo-gen kan zien. Met het oog op het tamelijk drukke ver keer, dat in die straat door gaande en komende- reizigers naar -en van het station plaats heeft en deze straat in het centrum der stad gelegen is, zou ik Burgemeester en Wet houders willen verzoeken maatregelen te treffen, dat ook de beide lantaarns, die bij de woningen van de heeren Ti-ebackx en Ch. Schul geplaatst zijn des avonds werden ontstok-en. D-e- heer Voeten: Mijnheer de Voorzitter, ik hoor weinig m-eer over de verharding van het zoogenaamde ;Huls- donksch wegje. Wordt die klinkerweg niet aangelegd -en zullen wij die groote subsidie moeten verliezen, die wij zouden krijgen, als de klinkerwegen tijdig worden afge werkt De Voorzitter: Beide sprekers zal ik trachten te be antwoorden. De heer Konings heeft eene opmerking ge maakt over de plaats der brandspuit aan jle Brugstraat. Ik meende, dat die brandspuit met welwillende medewer king van den heer Verstegen in gen loods bij diens fabriek geplaatst was. Nu blijkt, dal ik mij daarin vergis, zal ik hieromtrent navraag doen. Mocht de noodzakelijkheid door het brandweercorps gedeeld worden van het hebben ee-ner bergplaats in dien kring, dan zal met dien wensch zeer zeker bij de eerst volgende begrooting rekening worden gehouden. Wat betreft de afwezigheid eener brandspuit in de kom van Roosendaal kan ik U mededee-len, dat deze indertijd is overgebracht naar de Kruisstraat op verzoek van den to-enmaligen militairen commandant te Bo-rteldonk. Die spuit is daar gebleven en geplaatst bij Corne-lis van Gastel aan de Kruisstraat. i De heer G. Konings: Ik heb meer het oog op den slan genwagen, Mijnheer de Voorzitter, ik laat die spuit nog rusten, welke zeker een eerste middel is bij een uit- brekenden brand. Die slangenwagen is niet meer in den kring van de Brugstraat, maar ondergebracht in het brand spuithuis naast de Vischmarkt. De Voorzitter: Wij wenschen niets anders dan de meest mogelijke medewerking aan het brandwe-erb-estuur te ver kenen. Wat betreft de afsluiting der Kloosterstraat, wij heb ben in onze vergaderingen meermalen besproken, of wij de bevoegdheid bezitten, die straat slechts in ééne rich ting te doen berijden en in hoeverre wij ze kunnen af sluiten. Waar in deze vergadering thans daarover do-o-r U gesproken is, zeg ik U toe, deze zaak nogmaals vin het Dagelijksch Bestuur ter tafel te zullen brengen ten -einde daaromtrent eene oplossing te verkrijgen. Van het resultaat, hetzij wij met Uw denkbeeld kunnen mede- gaan, hetzij wij ons daarmede niet kunnen vereenigen, zullen wij U in eene volgende vergadering mededeeling doen. Wat door U gezegd is omtrent de Egyptische duister nis die in de Vughtstraat des avonds bestaat, dit moet ik U volkomen toegeven. Ik meen echter te weten, dat de Commissie van Toezicht opdracht heeft gegeven, pm alle lantaarns des avonds te doen branden en daarbij te zorgen, dat ze op tij d worden ontstoken en ook o p tijd worden uitgedoofd. De tijd is nu voorbij maar 't is altijd met Roosendaalsche kermis geweest, dat alle lan taarns werden ontstoken, -en to-t mijn spijt heb ik ook moeten ondervinden, dat dit jaar daaraan de hand niet is gehouden. Ik hoop, dat de Commissie opdracht zal geven, wan neer dit niet reeds is geschied,, om de Egyptische duis ternis, die in sommige openbare straten bestaat, te doen ophouden. Ik stel eene goede verlichting bijzonder pp prijs e-n, wat mij betreft zou ik wenschen, dat nooit -eeni -enkele lantaarn ni-et ontstoken bleef. Wanneer het noodig is wegens gebrek aan .steenkolen voor de fabricage zuinigheid te betrachten, moet elk ge meentenaar daarin hel voorbeeld geven, maar vóór alles dient de publieke verlichting te worden gediend. Ik heb omtrent een en ander mijn gevoelen duidelijk en met nadruk doen kennen; ik hoop nu maar, ]dat eenieder, wien het aangaat dit zal weten ter harte te nemen. E-en en ander heeft mij reeds geruimen lijd vreesdijk gehinderd, doch ik ben de persoon niet, die daarvoor

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1915 | | pagina 43