VERGADERING VAN 19 JANUARI 1915. oorstel tot wijziging van art. 2, eerste lid, van de jaarwedderegeling van het politiepersoneel. Ik stel U voor dit bij afzonderlijk raadsbesluit te be palen en de bestaande salaris-verordening niet te wij zigen. Ik doe dit voorstel aldus: 1°. omdat ik hierin een nog' betere waarborg zie, Idat de Inspecteur zijn uiterste best zal doen om zich een gei- scliikt ambtenaar te blijven toonen; 2°. opdat hij, door strenge plichtsbetrachting |en bij zondere studie van het politiewezen, zich nog beter in het politievak zal weten in te werken en 3°. omdat bij bevordering van dezen ambtenaar de jaarwedde voor een Inspecteur niet te hoog, is opgevoerd, waar hij dan niet die [diensten heeft te bewijzen, die nu bij ontstentenis van een Commissaris van Politie aan den tegenwoordigen Inspecteur zijn opgedragen. De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter U heeft daar hoofdzakelijk tractementen van commissarissen aan gehaald. Die tractementen worden geregeld door een an der, niet zoozeer door den Raad. Commissarissen worden! ons gezonden, en voor hein een minimum bepaald, dat gewoonlijk 1400 a 1500 gulden bedraagt. Ik geloof niet, dat er commissarissen zijn met een salaris beneden 1500. Ik vind het toch wel een beetje al te kras om 'eed inspecteur, die pas een half jaar in dienst is, onmiddellijk' te gaan verhoogen. En nu komen er al een paar honderd gulden bij. Nu wordt het 1600.eerst was het 1400.—. En dan daarbij, kan die inspecteur Fransch spreken of Duitsch? Wij weten daar niets van. De Voorzitter: De inspecteur beeft zijn gymnasiale studies voleindigd. Daaruit volgt, dat hij èn Fransch,, èn Duitsch èn Engelsch kent. De heer E. van Wely: Ik vraag Fransch spreken, geen, Engelsch, Fransch en Duitsch. De Voorzitter: Iemand, die zijn gymnasium heeft af- g'eloopen, wordt geacht Fransch, Duitsch en Engelsch te kennen. De heer E. van Wely: Ja, maar niet spreken, pardon! De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Zooals wij' in Uw kabinetschrijven gelezen hebben, blijkt daaruit, dat in dezen inspecteur van politie een man ge vonden is, die hier de .man op [de rechte plaats is, |eenj man, die noodig was voor ons politiecorps en waar U als hoofd der politie alle appreciatie hebt voor de dien sten, welke hij sinds Augustus hier bewezen heeft en ook de overtuiging koestert, dat het in het belang der gq- meente is, dat wij zoo'n man mogen behouden, wil ik niet terugschrikken om hem ©ene belooning te geven, zooals iemand van die capaciteiten en van die ambitie noodzakelijk hebben moet. Ik wil dan ook graag met Uw voorstel meegaan om eene verhooging toe te kennen, alleen gaat Uw voorstel naar mijn idéé wat ver. Wanneer U het voorstel ,wilt wijzigen en zijn maximum op ƒ1500.)— brengt, wil ik mijn vollen steun aan Uw voorstel geven. De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter Over het al gemeen kan ik met den inhoud van Uw kabinetschrijven wel meegaan; maar Uw voorstel is ontijdig Mijnheer de Voorzitter. Het is nu de tijd niet eene voorloopig onnoodige ver hooging van salaris den Raad voor te leggen. Maar het is ook ontijdig, omdat de nispecteur slechts enkele maan den in dienst is, en men dus nog niet volledig over den) man kan oordeelen. En ware dit wel het geval,, het gaat toch niet aan, om na zes maanden [diensttijd ongeveer 1/3 salarisve.rhooging te verleenen, dat is niet te verdedigen, Hadt U dan liever bij de oproeping van een inspecteur) een salaris bepaald van 1400.dan hadden zich wel licht nog andere sollicitanten aangemeld. Het bevreemdt mij tenminste, dat U nu pas tot de ont dekking komt, dat een inspecteur iemand vam positie is, die een bepaalden stand in de Maatschappij heeft op te houden, én net. tevreden en zonder drukkende finaivi tieele zorgen moet kunnen leven, zooals U zich in Uw schrijven uitdrukt. U deelde ons mede, dat de inspecteur er niet om ger vraagd heeft; dat wil ik gaarne gelooven. Ware dat het geval, dan zoude het niet voor hem pleiten. Omdat ik echter meen, dat Uw voorstel wel eenigen) grond heeft als het maar niet zoo ontijdig ware heb ik een middenweg gezocht. Ik zou n.1. willen voorstellen! den inspecteur 3 jaarlijksche verhoogingen van ƒ100,— toe te staan, ingaande 1 Juli 1915. Dit wat het salaris betreft. Wat aangaat Uw voorstel om den inspecteur 6 jaar aan da gemeente te verbinden, Mijnheer de Voorzitter dat moet ik U beslist ontraden. Al is het vandaag zonneschijn^ het kan morgen storm en onweer zijn. Veronderstel er komt eene mindere goede verstand houding tusschen U en den inspecteur; zou het dan wel in het belang van beiden, van den dienst en van da gemeente zijn als de inspecteur voor 6 jaar gebonden was? Men moet niet bevreesd zijn dat een ambtenaar gauw, gaat loopen als hij redelijk betaald en redelijk behandeld wordt. Eene gemeente als Roosendaal, die hare ambtena ren goed betaalt, en waar de ambtenaren ©en humanen chef hebben, behoeft niet bevreesd te zijn geen© goede amb tenaren te kunnen krijgen. Ik .zou willen vragen wat meer voorkomt: dat goede ambtenaren heengaan of wel dat men plichtverzakende ambtenaren niet kwijt kan raken? Daarom zij men bij zonder voorzichtig bij de aanstelling. In elk geval staat vast, dat de inspecteur deze betrek king aannemende, bij zichzelv© overtuigd was, dat hij voor het salaris van 1100.enkele jaren zou moetanj werken, zooals dan ook trouwens de gewone loop van zaken is. Dit blijkt ook uit het feit dat, zooals Uons| mededeelt, de inspecteur er zelf niet om gevraagd heeft, Derhalve wensch ik aan mijn voorstel nog toe te voe gen„echter zonder ©enige verbintenis"^ zoodat het dan zou luiden: den inspecteur toe te staan 3 jaar lij kscliq verhoogingen van ƒ100.—, ingaande 1 Juli 1915, 'echter zonder eenige verbintenis. De heer De Bruyn: Mijnheer de Voorzitter! Mag ik even een© inlichting? Hetgeen U voorstelt is dat bedoeld als aanvangsalaris? Zijn er ook nog verhoogingen? De Voorzitter: Mijne bedoeling is deze. Ik laat de bestaande Lr ac tem e n tsregeli ng geheel in haar wezen juist gelijk zij nu is. Dus zijn tegenwoordige jaarwedde gaat door, maar hij krijgt een bijslag op die jaarwedde zoodat deze voortaan ƒ1600.— bedraagt., Feitelijk krijgt hij dus hierdoor eene vaste jaarwedde van ƒ1600.— zoolang wij; hier geen Commissaris van Politie hebben. Ik heb dit nader voorstel gedaan opdat wanneer in deze gemeente eens een Commissaris van Politie zou optreden, het tegenwoordig i nspecteurstractement niet zou zijn ge- VERGADERING VAN 19 JANUARI 1915. Voorstel tot wijziging van art. 2, eerste lid, van de jaarwedderegeling van het politiepersoneel. wijzigd en de Inspecteur dan reeds ©en zoo hoog salaris zou hebben verkregen, dat wanneer hij de gelukkige niet was, zijn salaris alsdan te hoog zou zijn opgevoerd, dn wij dan dat salaris te veel zouden hebben in te korten. Ik doe hoofdzakelijk dit voorstel aldus voor de bemoeienis sen die hij heeft te volbrengen als fungeer eind commissaris van politie. Ik wil nog dit mededeelen, dat men biet uit bet oog moet verliezen, dat hier slechts eene billijke verhouding is betracht met anderen. Er is hier geen commissaris vain politie, maar ik geloof toch wel, waar in andere gemeenten die slechts 4000 zielen tellen reeds een commissaris van politie is, eenq gemeente als Roosendaal in aanmerking mag komen een dergelijk ambtenaar te kunnen bezitten. Ik beschouw voor mij de inspecteur als commis'saris van politie en juist uit dien hoofd© doe ik dit voorstel. Ik meen, dat mijn laatste voorstel, eigenlijk voor de ge meente aannemelijker is, ©n ik blijf ook na hetgeen ik hier gehoord heb mijn voorstel handhaven. Ik zal echter gaarne aan ieder Uwer de gelegenheid/ geven daarover nog eene nadere bespreking te houden. De heer Braat: Mijnheer de Voorzitter! Het gaat niet zoozeer om het salaris of salarisverhooging, maar wel om het ontijdige, dat in het voorstel is gelegen. Een amb tenaar, die 6 maanden in dienst is te verhoogen met 1/3 van zijn salaris, dat is ongekend! De Voorzitter: Ik kan U daarop dit antwoord geven, Ik doe het niet graag, maar zal het niettemin doen. Men, salarieert de betrekking, niet den persoon, en wanneer de persoon blijkt geschikt te zijn, moet men zich daarover verheugen, iWanneer eenmaal mijn tijd zal voorbij! zijln, komt er een ander in mijne plaats. Dan kan evenmin gezegd! .worden: toont eerst wie gij zijt, .dient eerst eens de get- meente 23 jaar, dan eerst krijgt gij ook een tractement van 2500.—. U heeft hem dan eenvoudig te nemen zooals hij is. Hierin ligt naar mijne opvatting het verschil! Ik blijf er bij, zooals ik in mijn kabinetschrijven deed uitkomen, dat de inspecteursbetrekking niet voldoende gesalarieerd is en ik voor mij 'ben er van overtuigd idat het een onvoldoend loon is, wat nu aan dien ambtenaar Wordt toegekend. De heer Braat: De vorige inspecteur had ƒ800.— deze inspecteur kreeg ƒ1100.—. Nu na 6 maanden wordt 1600.gevraagd. Maar waarom niet bij de oproeping dat salaris bepaald? Dan had men heel andere personen gekregen! Indien men eene betrekking openstelt van ƒ1600.krijgt men heel wat anders dan voor ƒ1100.;—, Bovendien heeft deze inspecteur de betrekking aange nomen met de overtuiging, dat hij daarvoor enkele jarenj moest werken. De vorige inspecteur had dezelfde verantwoordelijkheid. Nu neem ik aan, dat deze titularis heel wat bekwamer; en ontwikkelder is, maar dat neemt niet weg, dat hij! voor 1100.— is aangenomen en nu na 6 maanden dienst tijd met 1/3 van zÜn tractement verhoogd wordt. Dat vind ik ongehoord! Men is bezig dien man over het paard te tillen^ /neni maakt dien man verwaandDie man gaat denken/ wat ben ik toch een kraan dat ik ongevraagd, na 6 maanden, ƒ300.— verhooging krijg. Ik vind dat ongepermitteerd! Ik heb niets tegen verhooging, maar dan langzamer hand, wanneer die man blijk heeft gegeven, dat hij js'j wat U er in ziet. De heer De Bruyn: Mijnheer de Voorzitter! Voor zoo ver als Uw eerste voorstel in Uw ischrijven ging, kanj ik mij daar wel mede vereenigen. Ik Vind dat dit yoorl- loopig ver genoeg gaat. Ik ben het hierin met den heen Braat eens, wanneer het salaris bij1 oproeping zoo hoog was gesteld, hadt U natuurlijk meer sollicitanten voori die betrekking gekregen. Ik zal niets afdingen op de be kwaamheid van den tegenwoordigen inspecteur, maar voor iemand, die nog zoo kort in dienst is eene verhooging van de helft van zijn salaris voor 'te stellen, dat is mij een beetje kras. Ik vind, dat Uw eerste voorstel ver genoeg gaat. De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil nog even mijn amendement toelichten. Ik wil maar gaan tot een maximum van ƒ1500.—; juist Uw eerste voorstel ging mij te ver. Zooals ik het heh| uitgerekend ging het voorstel in Uw kabinetschrijven tot ƒ1700.— en dat gaat mij 200./— te ver. Ik wil liever) ineens ƒ1500.— geven, dat meerdere is dan als bewijsl van .waardeering voor wat de betrokken persoon Idoeti in de functie als commissaris. Ik wil niet gaan tot ƒ1700.— en ook niet zooals Uw tweede voorstel tot een! maximum van ƒ1600.—. Ik wil bij' ƒ1500.— blijven. Mijn voorxstel is juist ƒ200,— minder dan Uw eerste voorstel^ De Voorzitter: Ik zal de verschillende sprekers trach ten te antwoorden. Ten opzichte van wat de heer Braat heeft gezegd, zal ik daar niet verder op ingaan, tenednidjei de idiscussles niet die wending te doen neffnen die :ik! liever vermijd. De heer De Bruyn heeft te kennen gege ven, dat het voorstel zooals het aanvankelijk door mij' gedaan is, wei zijn instemming kon vinden. De heer Heerma van Voss heeft te kennén gegeven, dat dit voor stel hem te ver ging. .Willende met de stroomingen in den Raad rekening houden, heb ik er geen bezwaar tegen het voorstel, zoo- alsjd it door den heer Heerma ;van Voss is gedaan, ovefr te nemen en stel ik voor om het voorstel aldus te wij zigen, dat de inspecteur z,al genieten eene jaarweddjej van ƒ1500.— in plaats van ƒ1600.,—. Ik wil daardoor toonen met bet gevoelen van den Raad rekening te hou den. Ik erken hiermede echter niet, dat zijn salaris door mij tehoog werd voorgesteld. De heer Heerma van Voss: Mijnbeer de Voorzitter! Ik zal mijn voorstel (nog eens verduidelijken. Het sa laris blijft volgens jaarwedderegeling, maar hij komt niet hooger dan 1500.zijn tweejaarlijksch© verhoogingen inbegrepen. Zoo is mijne bedoeling. De Voorzitter: Ik zal U het voorstel duidelijk geven. Eerst wensch ik echter nog op bet gezegde van den heer Braat terug te komen. Hij heeft gemeend, dat de inspec teur zich niet heeft te verbinden. Nu zijn salaris inge krompen is heb ik er geen bezwaar tegen die voor waarde te laten vervallen. Ik stel nu voor het volgende besluit te nemen, het welk ik hier had geformuleerd met de wijziging door dein beer Heerma van Voss voorgesteld; aldus: „De inspecteur van politie geniet een bijslag op zijne jaarwedde tot het bedrag dat zijne jaarwedde, naar ar-

Raadsnotulen

Roosendaal: 1851-1999 | 1915 | | pagina 3