6
VERGADERING VAN 25 AUGUSTUS 1915.
Voorstel tot opheffing van de betrekking van Ingenieur-Directeur of Directeur van gemeeentewerken. Benoeming
van een lid der achattingacommissie voor de inkomstenbelasting Requeat van Mej. M. J. Savelberg-Stenten om
eervol ontslag als gemeente-vroedvrouw. Benoeming van een gemeente-vroedvrouw.
Ik ben van meening, dat wij wel degelijk een directeur
van gemeentewerken moeten blijven behouden en wij
moeten trachten dat zoo mogelijk in eene betrekking te
vereenigen.
Wanneer wij zeggen, wij zullen die betrekking1 nu maar
ineens opheffen en wij zullen het voorloopig maar eens
zonder doen, dan moeten daar toch steekhoudende lar-
gumenten voor zijn, want wie weet, of wij niet spoedig'
een ingenieur noodig hebben met het oog op de toe
komst. Misschien, dat die toekomst zoolang duurt, idat
de directeur van openbare werken ook al weer vervangen
moet worden. Ik geloof, dat het voor 't oogenblik noodig
is, dat wij ons houden bij ons besluit om een direct
te benoemen met acte Middelbaar Onderwijs en te trach
ten den beste te zoeken.
Wat het argument der zes leden aangaat oin geen
directeur aan te stellen, maar de beide opzichters pro
motie te doen maken, vind ik, dat die heeren ook kunnen,
solliciteeren, wanneer zij de vereischte bevoegdheid heb
ben. Indien zij geen bevoegdheid hebben, kunnen zij even
min als de vroegere directeur naar die betrekking mede!
solliciteeren.
Wanneer de betrekking opgeheven moet worden, moeten
wij daar toch serieuze redenen voor hebben en zou ik wel
eens van Burgemeester en Wethouders willen vernemen,
waarom eenmaal een directeur aangesteld is en, toen er
een opzichter was, er nog een bij benoemd is. Ik zou Iwel
willen weten, of dat nu allemaal voor de aardigheid ge
beurd is. Ik voor mij heb altijd als beweegreden yoon
de benoeming van die ambtenaren hooren noemen, dat
de werkzaamheden met het oog op de woningwet en aller
lei nieuwe wetten waren vermeerderd, dat de gemeente!
zich uitbreidde en die ambtenaren werkelijk meer werk
hadden. Zouden nu ineens die werkzaamheden afgeloopen
zijn? Ik zou, Mijnheer de Voorzitter, Burgemeester en Wet
houders wel eens willen hooren verdedigen, of het jnu
maar zoo op eenmaal met twee opzichters te doen ïis,
waarvan een opzichter den titel van directeur krijgt, pf
een hoofdopzichter met een opzichter, dus in ieder geval
met iemand minder.
De heer Van Gastel: Mijnheer de Voorzitter! De heer
Heerma van Voss zegt dat alles wel goed, maar om in eene
openbare vergadering dienaangaande alles mede, te deelen
zal moeilijk gaan. Dus, Mijnheer de Voorzitter, was het
misschien wel gewensclit in comité-generaal over te gaan.
Op zoo'n wijze kunnen wij er niet komen, wanneer niet
ieder kan zeggen, hetgeen hij graag zou zeggen. Ik doe
derhalve het voorstel omtrent dit punt eerst in comité-
generaal over te gaan.
De Voorzitter: De heer Van Gastel doet liet voorstel pm
dit punt in comité-generaal te behandelen.
Heeft U er geen bezwaar tegen dit punt aan te houden
tot bij behandeling van punt XVI
De heer Van Gastel: Men is er algemeen voor, Mijn
heer de Voorzitter, om dit punt te behandelen in comité-
generaal.
De Voorzitter: Dan zal ik voorstellen dit punt aan te
houden tot bij behandeling van punt XVI.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
TI. Benoeming van een lid der schattingscommiasie voor
de inkomstenbelasting.
De Voorzitter: Mijneheeren! In onze vergadering van
22 Mei j.1. werd behalve de leden, die de functie hebben
aangenomen, ook benoemd tot lid der schattingscommissie
voor de Rijks inkomstenbelasting de heer Jac. Vos. De heer
Vos heeft bij schrijven van 28 Mei te kennen gegeven, )dat
hij wegens zijne benoeming tot lid der commissie van
aanslag zijne benoeming tot lid der schattingscommissie
niet kan aannemen.
Tengevolge hiervan moet eene nieuwe keuze plaats vinden
en stel ik thans aan de orde de benoeming van een lid
der schattingscommissie voor de Rijks inkomstenbelasting'.
Hierna gaat de Raad tot stemming over.
Na afloop daarvan zegt:
De Voorzitter: Het getal tegenwoordig zijnde leden be
draagt veertien.
In de bus zijn bevonden veertien stembriefjes.
Hiervan is als zijnde niet of niet behoorlijk ingevuld
van onwaarde een briefje.
Het getal geldig uitgebrachte stemmen bedraagt derhalve
dertien.
Van dit getal hebben verkregen de heer J. A. C. van'
Gastel vier stemmen, de heer J. A. Voeten vier stemmen,
de heer A. C. Jongeneelen drie stemmen en de heer J.
Verheijen twee stemmen.
Niemand de volstrekte meerderheid verkregen hebbende
moet tot eene nieuwe vrije stemming worden overgegaan.
Hierna gaat de Raad tot eene nieuwe Vrfjje stemming over
Na afloop daarvan zegt:
De Voorzitter: Het getal tegenwoordig zijnde leden
bedraagt veertien.
In de bus zijn bevonden veertien stembriefjes.,
Hiervan is als zijnde niet of niet behoorlijk ingevuld
van onwaarde een stembriefje.
Het getal geldig uitgebrachte stemmen bedraagt derhalve
dertien.
Van dit getal hebben verkregen de heer J. A. Voeten'
zeven stemmen, de lieer J. A. C. van Gastel vier stemmen,
en de heer J. Verheijen twee stemmen, zoodat met vol
strekte meerderheid van stemmen tot lid der schattings
commissie voor de Rijks inkomstenbelasting is benoemd
de heer J. A. Voeten, lid van den Gemeenteraad.
YII. Request van Mejuffouw M. J. Savelberg-Stenten,
houdende verzoek om eervol ontslag als gemeente-
vroedvrouw.
VIII. Benoeming van eene gemeente-vroedvrouw.
De Voorzitter Mijneheeren Punt VII der agenda wensch
ik even aan te houden naar aanleiding; van het volgende
punt, benoeming van een gemeente-vroedvrouwomdat
dit verband houdt met den tijd waarop het gevraagdq
ontslag zal moeten ingaan.
De aanbeveling door Burgemeester en Wethouders ge
daan heeft voor U ter visie gelegen en is U dus bekend.
De Raad is echter geheel vrij ook de benoeming jte
doen uit de overige sollicitanten, die zich hebben aange
meld. Ik deel U mede, dal de candidaten door Burge
meester en Wethouders in alfabetische volgorde op de
aanbeveling zijn gebracht.
VERGADERING VAN 25 AUGUSTUS 1915.
Benoeming van een gemeente-vroedvrouw. Request van de vereeniging „De Ambachtsschool voor Bergen-op-
Zoom en Omstreken" houdende verzoek om subsidie.
De eerste van de aanbeveling kan na drie maanden, de
tweede en derde kunnen onmiddellijk in functie treden.
Burgemeester en Wethouders stellen voor om bij
benoeming van de tweede, deze benoeming voor een jaar
te doen geschieden.
Natuurlijk hangt het van deze benoeming af, wanneer
aan de tegenwoordige vroedvrouw eervol ontslag' kan
worden gegeven.
Zooals ik reeds zeide, hebben Burgemeester en Wet
houders de aanbeveling in alfabetische volgorde opgemaakt
De eerste candidate, welke daarop voorkomt, is Mej.
M. de Jong-Stenten vroedvrouw te Gastel, welke bij be
noeming eerst na drie maanden kan in functie treden,
de tweede is Mej. M. G. Ploemen te Bocliolz, welke buiten
betrekking is en dus met 1 September in functie kan
treden en de derde is Mej. J. Visser-Bakker uit onze
gemeente.
Wanneer er bij de leden geen bezwaar bestaat zal ik
tot stemming doen overgaan.
Hierna gaat de Raad tot stemming over.
Na afloop daarvan zegt:
De Voorzitter: Het getal tegenwoordig zijnde leden
bedraagt veertien.
In de bus zijn bevonden veertien stembriefjes.
Hiervan zijn als zijnde niet of niet behoorlijk ingevuld
van onwaarde geene.
Het getal geldig uitgebrachte stemmen bedraagt der
halve veerden.
Van dit getal heeft verkregen Mej. M.. de Jong-Stenten,
acht stemmen, Mej. M. G. Ploemen vijf stemmen en Mej.
J. Visser-Bakker een stem, zoodat met volstrekte meer
derheid van stemmen is benoemd tot gemeente-verloskuin
dige alhier Mej. M. de Jong-Stenten, gemeente-vroedvrouw
te Oud- en Nieuw-Gastel.
De Voorzitter: Naar aanleiding dezer benoeming stel
ik den Gemeenteraad voor aan Mej. M. J. Savelberg-
Stenten eervol ontslag te verleenen als gemeente-vroed
vrouw alhier en dit ontslag te doen ingaan met 1 Ja
nuari e. k.
Nadat dit voorstel in stemming is gebracht blijkt dat
drie briefjes in blanco zijn uitgebracht, acht leden zich
voor eervol ontslag verklaarden en drie leden voor ont
slag, zoodal aan Mejuffrouw M. J. Savelberg-Stenten met
volstrekte meerderheid van stemmen eervol ontslag is
verleend.
IX. Request van de Vereeniging „De Ambachtsschool voor
Bergen-op-Zoom en omstreken", hondende verzoek
om eene snbsidie.
De Voorzitter: Mijneheeren! In onze vorige vergadering
is dit request ter tafel gebracht en hebben wij nadien'
advies ingewonnen van de Commissie van Toezicht pp
het Middelbaar Onderwijs. Ik verzoek de Secretaris van
dit advies voorlezing te geven.
De Voorzitter: Namens Burgemeester en Wethouders
stel ik U voor op het advies 'der Commissie in te gaan
en te besluiten eene afwijzende beschikking te nemen
op het verzoek van het bestuur der ambachtsschool te
Bergen-op-Zoom.
De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Bij de
inzage van het advies der Commissie van toezicht op
het Middelbuur Onderwijs heeft het mij gefrappeerd, dat
hier deze Commissie, hoewel zich stellende op het stand
punt zes jaar geleden ingenomen, niet de consequentie
van dat standpunt durfde trekken en de conclusie, die
uit hare redeneering zou moeten volgen nl. eene af
wijzende beschikking te nemen op het verzoek van het
bestuur der ambachtsschool te Bergen-op-Zoom, achter
wege heeft gelaten en zelfs concludeerde, dat zij meende
zich van advies te moeten onthouden en de beslissing
aan deze vergadering te moeten overlaten.
Het komt mij voor, Mijnheer de Voorzitter, dat in dat
standpunt door de Commissie van toezicht op het Mid
delbaar Onderwijs ingenomen eene vingerwijzing ligt, dat
zij het den Raad niet euvel zou duiden, misschien wel
niet ongaarne zoude zien, hoewel handhavende hare be
zwaren enkele jaren geleden geuit, dat zou worden inge
gaan op hel verzoek der ambachtsschool te Bergen-op-
Zoom om dit onderwijs te subsidieeren.
Mijnheer de Voorzitter, ik neem een ander standpunt in.
Ik zou zeggen, laten wij volmondig erkennen, dat de
ambachtsschool in onze omgeving zeer nuttig werk ver
richt, laten wij toegeven, dat wij in afzienbaren lijd
niet kunnen rekenen op oprichting een er eigen ambachts
school en laten wij concludeeren, dat wij onze Roosen-
daalsche jongens niet willen onthouden het onderwijs,
dat aan de ambachtsschool wordt gegeven en daarom de
ambachtsscholen in onze omgeving steunen.
Mijnheer de Voorzitter! Wanneer men, zooals mij den
laatsten tijd herhaalde malen is overkomen, meer van
nabij kennis neemt van hetgeen er op die ambachtsscholen
gebeurt, moet men erkennen, dat op die scholen zeer
nuttig en practlsch werk wordt geleverd en tevens moet
men toegeven, dat de kosten, die zoon ambachtsschool
medebrengt het voor Roosendaal in de naaste toekomst
onmogelijk maken tot stichting eener eigen ambachtsschool
te geraken en dat de ambachtsscholen in Bergen-op-Zoom
en Breda een practische voltooiing zijn van het onderwijs
dat op onze burgeravondschool wordt gegeven. Nadat
onze Roosendaalsche jongens daar met succes de avond
school hebben gevolgd, kunnen zij zich aan de ambachts
scholen verder voor den sLrijd om het bestaan bekwamen
en zich verder ontwikkelen lot degelijke vaklieden, waar
aan onze maatschappij een zeer groot gebrek heeft.
Daarom, Mijnheer de Voorzitter, zou ik durven voor
stellen in te gaan op het verzoek der ambachtsschool
en principieel te besluiten, dat mocht van de ambachts
school te Breda een dergelijk verzoek inkomen .ook op
dat verzoek zal worden ingegaan.
De heer Heerma van Voss: Mijnheer de Voorzitter!
Ik zou even willen antwoorden op hetgeen de beer .Ver
heijen in het begin zijner rede heeft gezegd over het
advies onzer Commissie, waarin wij ons zoo zouden heb
ben uitgedrukt, dat wij eigenlijk niet goed wisten of het
op onzen weg lag om advies betreffende die zaak te
geven. Dat is doodeenvoudig, Mijnheer de Voorzitter, om
dat wij niet precies weten, of het op den weg der 'Com
missie lag om voor het ambachtsonderwijs advies te geven.
Wij vermoedden hel wel, maai' wij hebben het nergens
kunnen zien, dat het op den weg van de Commissie op
het Middelbaar Onderwijs lag. Daarom hebben wij een
slag om den arm gehouden. Waar de heer Verheijen zegt,
n