6
VERGADERING VAN 23 JANUARI 1915.
Vaststelling eener verordening houdende maatregelen tegen vasthouding of prijsopdrijving van graan, meel en brood.
De heer Verheijen: Zeer zeker, maar de met controle
-belaste ambtenaren krijgen iederen Maandag de lijsten
lOnder de oogen en zullen zeggen: Wij moeten dien Bur
gemeester eens in de gaten houden, die fopt ons. Die
koopt dan brood hier, dan daar.
De Voorzitter: Dal is toch niet verboden;
De heer Verheijen: Waarom zou iemand dat doen,
liij heeft dal brood toch niet noodig of gaat hij het leveren
taan zijn buurman?
De Voorzitter: Is dat idan zoo verschrikkelijk?
De heer Verheijen: 't Is blijkbaar om te voorkomen,
Idat de voorraad rogge aan het vee wordt gevoerd. Dat is
heel de onderlaag van de verordening. Als uit de brood-
lijsten, blijkt dat door een persoon brood wordt gehaald
bij verschillende bakkers, moeten zij die mei de uitvoering
(der verordening belast zijn zich afvragen, waarom doet
bij 'dat? Hij kan het zelf niet opeten. Dan kan zoo n per
soon door de politie nader in de gaten gehouden worden,
want hij voert aan bet vee.
De Voorzitter: Nu schrijft de bakker een anderen
naam op de lijst. Wat dan Ik spreek 'hier uit de practijk.
Wij hebben vroeger hetzelfde gehad bij de drankwet;
iemand die jenever insloeg en de geleibiljetten op ander
mans naam deed invullen. Ik weet dat er zoo flesscher»
«en vaatjes gegaan zijn naar mensehen die niet bestonden,
Waarom deed men dat? 't Was dat men voor die inslagen
in de patentbelasting anders moest betalen. Ik heb lijsten
in mijne handen gehad Mijneheeren, waarop vaten en
tonnen werden ingeslagen door menschen die niet be
stonden. De afzender en de ontvanger-expediteur waren
het onder elkander eens en de vaatjes rolden in de kelders
waar zij moesten zijn.
Zoo zal het met deze lijsten ook gaan. Ik kan van heel
'die bepaling niet inzien, dat zij zal werken gelijk de sa
menstellers zich voorstellen.
Nu ik hier hoor dat die verordening in Helmond ge
maakt is, verbaas ik mij er in het geheel niet over dat men
bij dit voorstel alleen het oog heeft gehad op slijters van
brood. j £i i
In Helmond en omgeving, waar tal van wevers wonen,
gingen bakkers twee maal per week met paard en wagen
met brood uil om dat aan de wevers te slijten; precies zoo
als men hier met koloniale waren sljjt, ging men daar met
brood uil. Er werd ook ruilhandel gedreven.
Van die controle stel ik mij niet veel voor. Wanneer
een bakker ons een rad voor de oogen wil draaien, schrijft
hij maar wat en gaat dat maar eens contröleeren. Neemt
eens aan, dal een bakker het voorrecht had oin alle
zusiers van het pensionaat te kennen en hij schrijft in
zijn lijsten al die namen maar op. Gaat dat dan maar
uitzoeken.
De heer Verheijen: Wanneer dergelijke dingen in de
gaten loopen Mijnheer de Voorzitter, kan die bakker na
der op zijn vingers worden gekeken.
De Voorzitter: Iioe zult U dien bakker op zijn vin
gers tikken?
Hij heeft op zijn lijst uitdrukkelijk staan, dat hij dat
heeft geleverd.
De heer Verheijen: Ontduiking is altijd mogelijk, dat
geef ik U a priori toe.
De heer Heer ma van Voss: Mij (dunkt, Mijnheer dei
Voorzitter, dat wij ons (de vraag hebben te stellen, >of
het wenschelijk is, dat art. 5 alinea I behouden blijft,
waarin het verboden is om meer dan 3 Kilo per persoon
en per week af te leveren. Die bepaling is gemaakl om
te beletten, dal brood aan vee gevoerd wordt en daarom
vind ik, moet die bepaling behouden blijven. Wanneer
die bepaling behouden wordt, moet er ook controle op
zijn, want eene bepaling zonder controle make men liever
niet, dan maakt men geen bespottelijk figuur. En daarom
ben ik het er mede eens, dat dit artikel wel degelijk!
moet behouden blijven. Wij moeten controle hebben en
wanneer men controle instelt moet men dat niet half
doen, niet alleen de broodlij sten maar ook de bakkers!
moet men er in begrijpen. Indien de menschen smokkelen
willen, gaan zij niet bij (den slijter koopen maar bij den!
bakker. Ik ben het met (den heer Verheijen eens tom
art. 5 wel degelijk te behouden.
Ik geloof wel, dat het mogelijk zal zijn en in de practijk
misschien zal meevallen.
De Voorzitter: Ik stel er mij jytiet veel van voor,
maar enfin.
De heer Jac. Vos: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou
willen hoor en hoe de leden over mijn voorstel denken*
Ik heb voorgesteld art. 5 te schrappen en daarvoor
te lezen: Het is verboden aan huurhouders, voerlieden en
zij die in het bezit zijn van een of meer paarden !of
eenig ander vee, meer brood te verkoopen dan 3 Kilo
per persoon en per week.
De heer Heerma van VossDus bakkers niet, slijters
wel
De beer Jac. Vos: De strekking van mijn voorstel is om
te voorkomen, dat zij (die .paarden houden of ander vee,
hel brood aan dat vee voeren.
De heer Verheijen: Mijnheer de Voorzitter! Het voor
stel van den heer Jac. Vos is !in de practijk, voor zoover
ik op 't oogenblik kan overzien, totaal onuitvoerbaar en
zal hij er niet mede bereiken, wal bij te bereiken weuscht.
Hij wenscht te verbieden, dat meer verkocht wordt dan
3 Kilo per persoon. Neemt eens aa,'n: ik ben bakkejn
en mijnheer Vos is houder van een paard, dan mag ik
hem krachtens de verordening leveren en voor hetzelfde
paard gaal hij naar mijn buurman. Die mag hem weer
leveren, dat spreekt vanzelf, dat ligt voor de band.
De heer Jac. Vos: 'Wanneer ik een gezin heb van
7 personen mag ik voor 3X7 Kilo bij U koopen.
De heer Verheijen: Wanneer U wilt bereiken wat U
wenscht te bereiken zoudt U moeten voorstellen: Het is
verboden te koopen aan (houders van paarden of vee
meer dan 3 Kilo per persoon (en per week. Dan is (de
kooper bij overtreding strafbaar.
De heer Jac. Vos: Zooals het artikel er nu staat, is het
wel heel mooi, maar hel zal blijken in de practijk niet
gemakkelijk te zijn.
De heer Verheijen: Ik wensch een andere vraag te
stellen en die is dezeGeheel de kwestie van confirSle de«i
verordening is geene zaak waarover de Raad zich druk
behoeft te maken. Dat is eene quaestie van uilvoering en
de uilvoering is in handen van Burgemeester en Wethou
ders. Kan de Burgemeester als voorzitter dezer vergade
ring verklaren, dal hij voor de handhaving van deze ver
ordening aan art. 9 en 10 voldoende heeft? Zoo ja, danj
zou ik willen voorstellen art. 5 te laten vervallen*
-
VERGADERING VAN 23 JANUARI 1915.
Vaststelling eener verordening houdende maatregelen tegen vasthouding of prijsopdrijving van graan, meel en brood
De heer Jac. Vos: Daar heb ik ook over nagedacht bij
het reidigeeren van dit artikel.
De beer Verheijen: Artikel 10 is [t eigenlijk.
De Voorzitter: Wilt U artikel 5 geheel laten vervallen
Mijnheer Verheijen?
De heer Verheijen: Wanneer U meent met art. 10 vol
doende hel stelsel van de verordening te kunnen handr
haven, dan zie ik geene enkele noodzakelijkheid meer
in om art. 5 te behouden.
De Voorzitter: Dat kan gemakkelijker bij opheffing
van artikel 5. U neemt een heel stuk van de controle eruit.
Dat kan zeker gemakkelijker.
De heer Verheijen: Dat is de groote vraag. In artikel 5
wordt juist een hulpmiddel gegeven, om de verordening
te doen naleven.
De Voorzitter: Op (de vraag van den heer Verheijen
blijf ik hetzelfde antwoord geven.
De heer Verheijen: Dan heeft U de controlemiddelen
van artikel 5, tweede en derde lid, niet meer noodig*
De Voorzitter: Wanneer het voorstel wordt gedaan
artikel 5 geheel uit 'de verordening te schrappen, dan zal
ik mij daar zeer over kunnen verheugen*
De 'heer Verheijen: Ik wensch nog eene correctie aan
te brengen. Wanneer ik voorstel het artikel te schrappen,
zou ik alleen willen schrappen het tweede en derde lid,
Het eerste lid zou ik wenschen te blijven behouden.-
De heer E. van Wely: Mijnheer de Voorzitter Zou het
zoo 'niet kunnen, dat de bakkers verplicht zijn wekelijks
of maandelijks op te geven hoeveel roggebrood zij gebak
ken hebben? Zou dat geen betere controle zijn? Dan wist
men welke bakkers er zich op toeleggen om roggebrood
te bakken. Dat was toch geen groot bezwaar en dan hebt
U niets te maken maken met levering aan een persoon of
wal ook. Dan weet U waar het meeste roggebrood gebak
ken wordt. Nu mogen zij het bakken en zullen wel zien
er vanaf te komen. Als het wal oudbakken wordt, zullen
zij hel wel zien te verpatsen.
Dan kan er een oogje in '1 zeil gehouden worden en
weet men eenmaal zooveel, dan kan men ook nagaan
hoeveel rogge zij in voorraad hebben.
De heer De Bruyn: Mijnheer de Voorzitter! Is dat
verbruik van roggebrood door particulieren bij bakkers
gebakken wel van zoo'n belang? Ik geloof, dat het meeste
roggebrood gebakken wordl door de landbouwers zelf.
Ik geloof dat liet verbruik van rog-gebrood door particu
lieren zeer gering is. Daarom voel ik wel iets voor het
idéé van den beer Van Wely om ide bakkers staten te laten
indienen van de hoeveelheid die zij verbakken.
De VoorzitterU bedoelt hen daarvan opgave te laten
doen
De heer De Bruyn. Maandelijksche staten b.v. t Schijnt,
dat er geene groote hoeveelheid vaar de voeding van
menschen gebakken wordt. Wanneer nu de hoeveelheid op
die staten tamelijk hoog zou zijn, moei daaruit volgen,
•dat het gebruik! wordl voor het vee.
De heer Van Gastel: Dal blijft precies gelijk. Immers
een bakker, die goede klandizie heeft aan iemand die
het aan zijn paard voert, zal het 'niet opgeven.
De heer De BruynÉr is toch wel iets van te con-
Iröleeren, dunkl mij.
De beer A. F. Vos: Zij moeten niet meer dan i/2 IEL,
gelijk laten malen, voor de boeren zelf, wal zij noodig
hebben voor hun huishouden.
De heer Van Gastel: Ik mag er toch ook een laten,
malen en dan geef ik het aan den bakker over*
De heer A. F. Vos: '1 Blijft hetzelfde als met de bak-
kerslijsten. Dan komt men er nooit mede klaar. Wanneer
ze eenmaal door de mazen Willen kruipen, kruipen zij
er door.
De heer E. vau Wely: 't Kost toch moeite om er door
te kruipen.
De Voorzitter: Mijneheeren! Ik zou voor durven stel
den, teneinde in den geest te handelen zooals in deze ver
gadering gesproken is, artikel 5 te redigeeren juist zooals
met artikel 2 is geschied. Wanneer de geheele macht bij
Burgemeester en Wethouders berust, kunnen zij daar ge
bruik van maken als zij het noodig oordeelen.
Het artikel dus te lezen als volgt:
I. Het is aan broodverkoopers verboden meer dan 3 Ki
logram roggebrood per persoon per week af le leveren*
II. Zij kunnen door Burgemeester en Wethouders wor
den verplicht een lijsl (broodlijst) bij te houden van het
verkochte roggebrood. De lijsten worden alsdan kosteloos
vanwege Burgemeester en Wethouders verstrekt.
Het model wordt door Burgemeester en Wethouders
vastgesteld.
III. De broodverkoopers zijn alsdan gehouden de brood-
lijsten iederen Maandag ter secretarie in te leveren.
Zou dat misschien niet den weg zijn, dien wij te be
wandelen hebben?
De heer E. van Wely: Wie bedoelt U daarmede Mijn
heer de Voorzitter?
De Voorzitter: Broodverkoopers! Wij wenschen alleen
eene bepaling in de verordening te hebben, waarbij aan
Burgemeester en Wethouders wordt overgelaten, wanneer
zij zulks ter controle noodig oordeelen, wanneer zij zien
dat zij met den neus genomen worden, te bepalen dat lijs
ten moeten worden bijgehouden en ter secretarie ingele
verd.
De beer Beaat: Mijnheer de Voorzitter! Die verorde
ning moet die vastgesteld worden, omdat men vreest
dat hel brood aan de varkens gevoerd wordt? Ik stel mij
voor, als roggebrood wordt samengesteld voor de helft
uit rogge en voor de andere helft uil tarwe het veel ie
duur wordl om er varkens mede te voeren. Daar be
hoeven wij dus niet bang voor te zijn.
De Voorzitter: Ik zie hier een deskundige neen schud
den. Ik zou me maar niet wagen op dat terrein Mijnheejr
Braat.
De heer Braat: Ik heb hier al eens geïnformeerd bij
mijn buurman en die "zegt, dat bet nog al duur wordt*
De heer Backx: Ik heb juist het tegenovergestelde
gezegd.
De heer Braat: Dan Jiecfl U zich bepaald verkeerd
uitgedrukt
De heer Jac. Vos: l Is daarmede zoo gesteld Mijnheer
de Voorzitter, dal hel mesten van varkens in '1 algemeen!
te duur is, wanneer ide boeren een gedeelte van hunne
rogge afstaan. Tarwe zou dan nog het goedkoopste voe
der zijn.
De Voorzitter: Kan de vergadering zich mei artikel 5
veieenigen zooals hel door mij is voorgesteld?