VERGADERING VAN 9 DECEMBER 1913. Pensioneering van gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen. De Voorzitter: Uw voorstel 'is zoo gedaan. De heer Eng. v. Wely: Mijnheer de Voorzitter! Dat derde voorstel, ik herinner mij heel goed, dat hier over gesproken is, is dit voorstel ondersteund. De Voorzitter: Dat voorstel is nog niet ondersteund, maar wel gedaan, en derhalve brengt mijn plicht mede, om gelegenheid te geven dat voorstel, onafhankelijk van hetgeen hier gedaan wordt, in behandeling te brengen, wat ik ook doen zal. Idder lid heeft het recht een voorstel te doen en dat voorstel is gedaan in den vorm, zooals het behoort. De heer Eug. v. Wely: Nu gaan de meeste stemman op voor progressieven aftrek. De Voorzitter: Daar kan ik niets aan doen. De heer Van Gastel: Wij kunnen wel aan den gang blijven. Laat ons maar stemmen. De Voorzitter: Het voorstel, waarover de stemmen gestaakt hebben, zal ik het eerst in omvraag brengen. Het voorstel van den heer De Bruyn wordt daarop met 4 tegen 9 stemmen verworpen. Voor stemmen de heeren Voeten, De Bruyn, Jongeoeelen en A. Vos. De heen Heerma van VossMijnheer de VoorzitterMijn voorstel heb ik alleen gedaan, om de lager gesalarieerde ambtenaren tegemoet te komen, maar dal is ook de éénige reden, dat ik het gedaan heb, nadat eenmaal aangenomen was, dat het percentage Voor de pensioensbijdrage onver anderd moest blijven. Anders zou men wel aan den gang kunnen blijven. Mijn voorstel was alleen om de lagere ambtenaren, diei tot 800.— salaris genieten, eene tegemoetkoming te geven door 325.— van hun pensioensgrondslag af te trekken. Het kan best zijn, zooals de heer G. Konings zegt, dat er eene onbillijkheid in is tegenover de iets hooger gesalarieer de ambtenaren, maar men moet niet vergeten, dat een amb tenaar die 890.tracteinent heeft, graag in een hongeren rang wil komen om zoodoende meer tractement te krijgen; dus als hij er even over komt, zal hij meer moeten betalen, maai* dat is dan voor hem de weg om meer salaris tekrijgen. Ik vind dat derhalve zoo erg niet. De heer De Bruyn: Nu mijn voorstel is gevallen, blijkt dat de Raad een algemeenen aftrek niet verlangt. Met het voorstel van den heer Heerma van Voss kan ik evenwel niet meegaan, om dezelfde reden die door den heer G. Konings is aangehaald, dat die grens veel te scherp is, dat nu iemand bijna het dubbele zou moeten betalen van een andei*. Nu mijn voorstel gevallen is, en feitelijk een algemeenen aftrek is uitgeschakeld, acht 'ik mij gerechtigd een nieuw voorstel te doen voor progressieven aftrek, waardoor die scherpe grens wordt weggenomen. Mij Idunkt, wanneer aftx*ek moet gegeven worden, dat het billijkste voorstel is om tot eene goede oplossing te geraken. De Voorzitter: Nu is het voorstel gedaan door den heer Heerma van Voss om voor de ambtenaren, die ƒ800.— en minder salaris genieten, een bedrag van 325.af te trekken. Dat voorstel 'is ondersteund door den heer Eug. van Wely. Dat voorstel zal ik in omvraag brengen, tenzij iemand er het woord over verlangt. De heer Eug. v. WelyIk heb dat voorstel ondersteund, omdat mij dal beter voor de gemeente voorkwam dan de vorige. Ik ben nu echter weer van gedacht veranderd. Intrekken kan ik het natuurlijk niet. Ik stern daai'om tegen mijn eigen voorstel, omdat ik van oordeel ben, dat het veel beter is een progressieven aftrek te verleencn, dat dit de weg zou zijn. De V oorzitterIs er nog iemand, die omtrent dit voor stel het woord verlangt. De heer G. Konings: Mijnheer de Voorzitter! Ik vind het voorstel van den heer Heerma van Voss zeer mooi ten opzichte van de lager gesalarieerde ambtenaren. Ik kan mij echter met dat voorstel niet vereenigen, omreden, wanneer het voorstel wordt aangenomen, er volgens mij iets onbillijks in zit tegenover die ambtenaren, die onge veer hetzelfde salaris genieten. Wanneer b.v. een ambte naar in dienst der gemeente een salaris geniet van 800. zal naar aanleiding van dat voorstel een dergelijk ambte naar een aftrek genieten van 28.50, waar tegenover staal, wanneer een ambtenaar en die er ook toevallig in de gemeente is maar ƒ4.meer verdient, dan zou die moeten betalen 48.24 tegenover die andere ƒ28.50, zoo dat op slot van rekening een hooger gesalarieerd ambte naar 20.ongeveer minder zal ontvangen aan salaris, na aftrek, dan de minder gesalarieerde. Ik vind dat ver schil te groot. Ik kan mij met het voorstel niet vereenigen. De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders hebben een voorstel gedaan om een aftrek van 325.— door te voeren voor alle ambtenaren. Dat voorstel is gevallen. Daarna is het voorstel gekomen om ƒ200.— af te trekken van salarissen van 1000. dat was ook een grens en ook dat voorstel is gevallen. Nu rest ons niets an ders meer over dan het voorstel, dat nu gedaan is, om de ambtenaren tegemoet te komen met 325.—. Als wij nu allemaal weer nieuwe voorstellen blijven doen, zullen wij vanavond nog tol geen oplossing komen. Ik heb het ook niet naar mijn zin; ik zag ook graag eene betere regeling tot stand gebracht, maar ik stel mij nu tevreden met hetgeen ik krijgen kan. Wij hebben het nu 4 vergaderingen gehad over het pen sioenfonds, wat andere gemeenten in een half uur heb ben klaargespeeld. Ik heb voorgesteld, wat het meest nabij kwam met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, wat het meest yoordeelig is voor de ambtenaren, ik heb gezegd, dat ik graag de vader der ambtenaren zou willen blijven de meerderheid van den Raad heeft gezegd: Neen! Ik heb geen andere voorstellen gezien, dus kan ik niets an ders doen dan het voorstel van den heer Heerma van Voss aan den Raad aanbevelen, in de hoop, dat de lagere amb tenaren tenminste eenige verlichting zullen krijgen van hunne 6 o/0 De heer De Bruyn: Naar aanleiding van hetgeen U zegt, wil ik nu reeds mijn voorstel doen, vóór dat het voorstel van den heer Heerma van Voss in stemming komt. De Voorzitter: Maar ik zal dat voorstel wel in stem ming brengen, voor dat het Uwe komt. De heer De Bruyn: Juist daarom wil ik eerst mijn voorstel doen. 't Is een progressieve aftrek, of eigenlijk wensch ik te beginnen met een afdalenden aftrek" Voor een salaris van ƒ400.— ƒ300.— aftrek, voor ƒ450 ƒ275 - 3 VERGADERING VAN 9 DECEMBER 1913. Pensioneering van gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen. voor 500.ƒ250.enz. Wanneer hel salaris met 50. opklimt, wordt de aftrek 25.— lager, komende tot een salaris van /'900.met een aftrek van ƒ50.Ik begin dus met een aftrek van ƒ300.— bij een salaris van ƒ400.— en eindig met een salaris van ƒ900.met een aftrek van ƒ50.en dat brengt, dunkt mij, voor de lagere amb tenaren eene zeer goede regeling mede en is dan tevens die scherpe grens weggenomen. De Voorzitter: Ik begrijp Uw voorstel niet. Alleen zult U de ambtenaren heel wat minder cadeau doen dan de heer Heerma van Voss. U trekt de grens op ƒ900.en de lieer Heerma van Voss op ƒ800.dat scheelt maar ƒ100.Hel voorstel van den heer Heerma van Voss geeft ƒ325.aftrek bij een salaris van ƒ800.het Uwe echter slechts 50. bij een salaris van ƒ900. De ambtenaren zult U daar geen cadeau mee doen! De heer De Bruyn: Het is beter geregeld zoo. Naarge lang hun salaris hooger is, krijgen zij minder aftrek. Die scherpe grens is weggenomen. Dat is het eenige wat ik tegen het ovorstel van den heer Heerma van Voss heb. De Voorzitter: Is er iemand die nog over het voorstel van den heer Heerma van Voss het woord verlangt"? Dan zal ik dit in stemming brengen. Met 9 tegen 4 stemmen wordt daarop dit voorstel aan genomen. Tegen stemmen de heeren A. Vos, E. v. Wely, De Bruyn en G. Konings. De Voorzitter: Nu is nog een derde voorstel gedaan, n.1. dat voor die personen, die alleen wenschen deel te nemen aan het weduwen- en weezenpensioen, de gemeente alles zal betalen. Dit voorstel is gedaan door den heer Braat. Is er iemand die dit laatste voorstel kan ondersteunen? De Voorzitter: Een ambtenaar kan in beide fondsen gaan en een ambtenaar kan ook zeggen: ik ga alleen in het weduwen- en weezenpensioenfonds voor vrouw en kinderen. Wanneer hij dat doet, wenscht de heer Braat door zijn voorstel te kennen te geven, dat de gemeente die nu 6o/o van hem vordert, dan alles voor hare rekening, neemt en die ambtenaar dan niets behoeft te betalen. Dat is het verschil, dat de gemeente l°/o meer zal be talen dan nu. Daar staat tegenover, dat voor de ambte naren, die in functie zijn, en daartoe zullen overgaan, de gemeente bevrijd is om het bedrag der inkoopsom te betalen. De heer Braat heeft in eene vorige zitting aangetoond, dat er weinig personen van het pensioen op 65-jarigen leeftijd zullen kunnen genieten, en zijne meening' is het, dat de ambtenaren kunnen zeggen: Ik wil wel voor vrouw en kinderen zorgen, maar ik kan mijne betrekking wel waarnemen, zoolang ik er mijn hoofd bij neerleg. Vrouw en kinderen zullen wij voor onze rekening nemen, dat betaalt de gemeente, wanneer de ambtenaren niet voor zichzelf zorgen. Dat is het voorstel, zooals ik meen, dat de heer Braat het doet. De heer Braat: 't Is ongeveer juist, Mijnheer de Voor zitter. Ik lees hier in het verslag van de „Roosendaler" „De Voorzitter: U kunt gerust zeggen, als men een af trek van Go/o handhaaft, gaat er geen enkel ambtenaar in het pensioenfonds." De Voorzitter: Ja, dat heb ik gezegd. De heer Braat: Zie, Mijnheer de Voorzitter, daar gaat het juist om. Als dat waar zou zijn, dat verschillende ambtenaren met lagere salarissen buiten het pensioenfonds zouden blijven, zou dal buitengewoon jammer zijn. En daarom is dal nu juist door mij voorgesteld. De gemeente betaalt voor de ambtenaren, die van beide fondsen lid worden, 14°/0, 8% voor inkoop, 4°/0 voor eigen pensioen en 2% voor weduwen- en weezenpensioen. De Voorzitter: Uw voorslel betreft alleen de in dienst zijnde ambtenaren. Nu is door de beslissing, die door den Raad genomen is, een buitengewoon schoonen aftrek voor de lagere ambte naren bepaald en kunnen de hoogere ambtenaren, wan neer het voorstel van den heer Braat wordt aangenomen en zij daartoe over willen gaan, zeggen: Ik zorg alléén voor mijn vrouw en kinderen, ik kan dat potje van 6°/o. zelf wel maken, en ik heb voor mijzelve later nog wel een potje bijeengescharreld. Voor vrouw en kinderen wenscht de gemeente nu te- zorgen. Dal is voor de gemeente voordeeliger, want de hoogere ambtenaren en beambten, die veel dienstjaren hebben, zijn dan vrijgesteld; daar behoeft da gemeente niets voor te betalen dan alleen 8%. De heer Bi*aat: Neen 5o/o De Voorzitter: 't Is toch een procent meer, zooals ik U verstaan heb. De heer Braat: Laat mij maar eens even aantoonen, wat de gemeente voor de ambtenaren zal betalen. Die lid worden van beide fondsen, daarvoor betaalt de gemeente 8°/0 voor inkoop 4% 2% dat is 14% terwijl daar tegenover staat, dat voor degenen, die alleen lid wor den van het weduwen- en weezenfonds maar 5°/o wordt betaald. Het kan nooit geen bezwaar zijn voor den Raad om dat voorstel aan te nemen. 'I Is een onderdeel van het besluit, dat genomen is, dal die ambtenaren zullen be talen 3o/o -f- 3%. Daar is hoegenaamd geen bezwaar bij. 't Zou kunnen voorvallen, dat iemand zou zeggen: Ik wil geen lid zijn van het eigen pensioenfonds. Door jda gemeente zou dan 5°/o worden bijgedragen aan het we duwen- en weezenfonds. De heer Eug. v. Wely: Dal moet loch ingekocht worden. De heer Braat: Hel Rijk koopt het in voor de gemeente, dat is juist de quaestie. De Voorzitter: Ik zal het voorstel nog even toelichten. Wanneer het wordt aangenomen, profiteert de gemeente van een dergelijk ambtenaar de inkoopsom 40/0, die de gemeente verplicht is bij te dragen in zijn eigen pensioen, plus wat nu nog aangenomen is, dat de gemeente in het we duwen- en weezenpensioen voor de ambtenaren bijdraagt 2o/o. Dus de gemeente betaalt nu voor die ambtenaren 60/0 -}- de inkoopsom, en nu stelt de heer Braai voor, wanneer die ambtenaren alleen in het weduwen- en wee zenpensioen willen gaan, betaalt de gemeente 5% en ver dient de gemeente dus l°/o voor pensioensbasis plus Ide inkoopsom. De heer P. Konings: Ik kan mij niet voorstellen, dat daar veel personen aan zullen deelnemen.

Raadsnotulen

Roosendaal: 1913-2006 | 1914 | | pagina 23