- 6 - Volgens hem moet het college, nadat de bezwaarden de mogelijkheid heb ben gehad, hun bezwaren bij Gedeputeerde Staten en eventueel bij de Kroon voor te leggen, hieromtrent met een voorstel tot uitvoering van een en ander komen. Hierbij staat in principe een drietal mogelijkheden open, de eerste is namelijk dat beide partijen het eens zijn en dat er vrijwillig aange kocht kan worden. De tweede mogelijkheid bestaat uit het invoeren van een bouwgrondbelasting voor de percelen en de derde mogelijkheid kan zich voordoen wanneer men het niet eens wordt en de gronden middels onteigening overgedragen zullen moeten worden. Hij merkt op reeds twee van de drie mogelijkheden besproken te hebben. Hij zegt dat de gemeenteraad het college in overweging zou kunnen geven een goede afweging te maken tussen de twee beschikbare middelen, nu het erop lijkt dat van een vrijwillige overdracht op korte termijn geen sprake zal kunnen zijn. Hierbij wijst hij erop dat de gemeente zeker voor het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, ervoor gezorgd moet hebben dat de financiële belangen van de anderen en van de gemeente veilig gesteld moeten worden. Hij zegt begrip te hebben voor het standpunt van het raadslid de Ru, welke van mening is dat alles tegelijkertijd geregeld dient te worden. Hij maakt uit het standpunt van het raadslid de Ru op dat hij het niet mee eens is dat de tuin van de betreffende percelen momenteel reeds een andere bestemming krijgt. Vervolgens merkt hij op dat het raadslid Meijer Dreesoverigens een andere beredenering, dezelfde conclusie trekt. Vervolgens merkt hij op dat volgens hem de overige leden van de raad het met de opzet en de verdere uitwerking van het bestemmingsplan eens zijn. Het raadslid de Ru zegt te willen antwoorden op het gestelde door het raadslid Schoonen. Hij zegt de argumenten van het raadslid Schoonen zeer zwak te vinden, daar waar deze nu zegt gedwongen te worden een beslissing te nemen, welke voortvloeit uit een beleid dat jaren geleden door anderen is bepaald. Hij merkt op dat de V.V.D., ondanks dat er toen ook beslissingen zijn genomen voor het bestemmingsplan "Hoge Berg", dat zij toch open staat voor nieuwe ideeën daarvoor een andere visie kan krijgen. Hij geeft eerlijk toe dat er indertijd een fout is gemaakt en dat de visie nu gewijzigd is. Hij vindt argumenten, dat men gedwongen wordt door het standpunt van de V.V.D., heel erg slordig. Hij merkt op dat zijn fractie zich er niet voor schaamt om zijn stand punt, ingenomen bij de onteigeningen in de Hogebergdreefnu te herzien ten gunste van dit bestemmingsplan. Het raadslid Schoonen vraagt aan het raadslid de Ru of de gedupeerden in de Hogebergdreef hiermee hun grond terug krijgen. Het raadslid de Ru merkt op dat er in deze raadszaal al meer besluiten genomen zijn waarvan mensen de dupe zijn geworden, een dergelijke op merking haalt volgens hem dus ook niets uit. De voorzitter merkt op dat de raadsleden Meijer Drees en de Ru geacht willen worden tegen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders te hebben gestemd. Het raadslid de Ru merkt op dat hij geacht wil worden tegen het gehele voorstel van het college van burgemeester en wethouders te hebben gestemd, dus ook tegen onderdeel b. Aangezien niemand meer het woord verlangt of stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, waarbij aangetekend dient te worden dat het raadslid de Ru tegen het gehele voorstel heeft gestemd en het raadslid Meijer Drees tegen het gestelde in het besluit onder a. - 7 -

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1991 | | pagina 16