- 2 -
Zijn inziens zou de situatie anders liggen indien er onteigend moet
worden ten behoeve van woningwetwoningen. Hij merkt op dat er, op het
moment van vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad,
een beslissing genomen dient te worden betreffende de bestemming van de
gronden
Het zou mogelijk zijn, zo zegt hij, om middels het instellen van een
bouwgrondbelasting voor die percelen de kosten voor het bouwrijp maken
later te verhalen op de eigenaren, welke de gronden eventueel bebouwen.
Op die wijze delen zij mee in de kosten van het ontwikkelen van dit
bestemmingsplan. De huidige eigenaren hebben hem te kennen gegeven dat
zij niet van plan zijn hun woningen en tuinen ooit te verkopen, al
stelt hij dat een dergelijke mening in de toekomst zou kunnen veran
deren. Hij merkt op dat er wellicht later kinderen van de huidige eige
naren zijn, die bij de ouders in de buurt willen blijven wonen.
Dezen kunnen eventueel, indien er de bestemming particuliere woningbouw
op de percelen blijft ligggen, bouwen zonder mee te betalen aan het
bouwrijp maken van de gronden, tenzij er een bouwgrondbelasting wordt
geheven.
Hij merkt op dat de V.V.D. het reëel vindt om voor de betreffende per
celen een bouwgrondbelasting in te voeren, hetgeen volgens hem
ondersteund kan worden door de fracties van het C.D.A. en D'66.
Op deze wijze kunnen de gemaakte onkosten voor het bouwrijp maken
van de gronden, indien er op gebouwd zou gaan worden, worden verhaald
op de eigenaren. Wordt er echter niet gebouwd, zo zegt hij, dan zullen
er ook geen onkosten worden verrekend.
Hij merkt op het niet eens te zijn met onteigening van een gedeelte van
de tuinen ten behoeve van de bouw van woningen in de vrije sector.
Vervolgens vraagt hij naar de mening van de andere fracties betreffende
het invoeren van een bouwgrondbelasting.
Het raadslid Meijer Prees merkt op dat hij het voorstel zoals het ter
tafel ligt wil uitsplitsen in twee delen. Het eerste gedeelte van het
voorstel houdt in, zo zegt hij, het ongegrond verklaren van het inge
diende bezwaarschrift. Het betreft hier de bezwaarschriften van twee
families waarover het raadslid de Ru zojuist heeft gesproken.
Terwijl het tweede gedeelte van het voorstel betreft het besluiten tot
vaststelling van het bestemmingsplan "Hoge Berg II, 3e fase".
Hij merkt op dat het ingediende bezwaarschrift naar de mening van de
fractie van D'66 wel gegrond is.
Een overheid heeft volgens hem twee belangrijke taken te vervullen.
Enerzijds is dit het beschermen van privé personen en privé belangen en
anderzijds is dit, en deze taak is minstens zo belangrijk, het bescher
men van het algemeen belang.
Hij merkt op dat het wel eens voorkomt dat de privé belangen en het
algemeen belang met elkaar botsen. Op een dergelijk moment wordt het
maken van een keuze erg moeilijk. Op dat moment moet men, en zo ook
hier, afwegen hoe zwaar het privé belang en hoe zwaar het algemeen
belang weegt. Hij merkt op dat het privé belang vrij duidelijk te
omschrijven is, het gaat namelijk om twee families, waarvan er een
wordt gevormd door een oudere man, die de betreffende tuinen al jaren
goed gebruiken en die geconfronteerd worden met eendreigende wijziging
van de bestemming op hun tuin. De toekomst zal uitwijzen, zo zegt hij,
of dit onteigening van de gronden met zich mee zal brengen.
- 3 -