-7-
Het raadslid Gelten zegt dat hierover inderdaad stemming verlangd wordt
De voorzitter constateert dat het verzoek om stemming door de andere
leden ondersteund wordt.
Het raadslid Schoonen deelt mede dat hij graag een stemverklaring af
zou willen leggen.
De voorzitter merkt op dat naar zijn mening het raadslid Gelten namens
het raadslid Schoonen heeft gesproken. Hij zegt niet te geloven dat hij
deze stemverklaring dan ook zal accepteren, daar het raadslid Schoonen
in het geheel van deze motie is betrokken. Hij vraagt of iemand anders
nog het woord wil.
Het raadslid Meijer Prees zegt dat ook hij een stemverklaring af wil
leggen. Hij merkt op dat hij geëmotioneerd is en derhalve moeilijk uit
zijn woorden kan komen. Hij zegt dat hem binnen het gehele verhaal
opvalt dat het geheel gebaseerd is rondom de woorden twijfels en
indrukken. Hij zegt dat men daarmee aangeeft dat het geheel nauwelijks
onderbouwd is. Hij zegt geen moeite te hebben met het feit dat er in
een werkplaats geknutseld wordt. Echter, hij heeft er wel moeite mee
dat daar geklust kan worden. Hij zegt zich niet voor te kunnen stellen
dat dit normaal is. Hierop zou hij toch graag een toelichting willen.
De voorzitter zegt dat hij voorafgaande aan de schorsing heeft uitge
legd hoe de regeling op dit gebied binnen deze gemeente is. Het komt
erop neer dat werklieden van de gemeente in hun vrije tijd gebruik
mogen maken van de werkplaats, indien zij uiteraard bekend zijn met de
machines
Het raadslid Meijer Prees zegt dat hij dit wel begrijpt. Echter, dit
bedoelde hij in zijn omschrijving met knutselen voor zichzelf.
Klussen voor anderen, zo zegt hij, ligt toch op een heel ander vlak
daar men daarmee de concurrentie met de middenstand aangaat. Hij zegt
daarvan echter wel harde bewijzen te willen zien, en die heeft de groep
niet gegeven.
De voorzitter zegt dat die niet bekend zijn.
Het raadslid Quireyns wil aan de reeds aangevoerde punten toevoegen dat
volgens hem uit het betoog van de indieners van de motie de link naar
artikel 26.2.c., van de gemeentewet niet naar voren is gekomen, hetgeen
ook geldt voor artikel 170. Hij zegt nog wel een vraag te hebben
omtrent het aangehaalde artikel 172 van de gemeentewet. Daarin is name
lijk bepaald dat de raad beslist omtrent het in gebruik geven van
gemeente-eigendommen. Hij vraagt of daarover vroeger reeds een raads
besluit is genomen, of is dit een college-besluit geweest? Hij zegt op
grond van de aangehaalde punten en insinuaties niet anders te kunnen
doen dan tegen de motie stemmen. Anderzijds zegt hij in het verleden
geconstateerd te hebben dat een andere wethouder zich letterlijk en
figuurlijk gewarmd heeft via de gemeentedienst.
De voorzitter zegt dat dit duidelijk is. Ten opzichte van de ambtenaren
en hun werk zegt hij voor de derde maal te herhalen, dat de hulpmid
delen, en in dit verband de werkplaats ter beschikking staan, om deze
in de vrije tijd op gepaste wijze te gebruiken. Dit geschiedt altijd in
overleg met het hoofd Gemeentewerken. Op deze wijze is dit in grote
lijnen vastgesteld.
Het raadslid Gelten vraagt of hij nog mag reageren op het gestelde door
het raadslid Meijer Drees
De voorzitter zegt dat hij dit niet meer aanneemt, en dat hij overgaat
tot stemming. Hij zegt dat deze zaak ver in de vergadering vooruit loopt.
De motie van orde heeft men inmiddels gehad, en verder wordt hierover
geen discussie meer aangegaan.