-4-
De voorzitter legt uit dat het personeel van de dienst Openbare Werken,
dat vertrouwd is met het machine-park van de gemeente dit machine-park
in vrije tijd kan en mag gebruiken voor eigen activiteiten.
In dit verband moet de medewerking bezien worden welke door het gemeen-
tepersoneel verleend is. Dit besluit is een bevestiging van eerder
genomen besluiten met dezelfde strekking.
Het raadslid Gelten zegt dat hij zich beroept op artikel 129 van de
gemeentewet. Hij wil dit graag van wethouder Seen zelf horen.
Wethouder Seen vraagt wat de heer Gelten exact wil horen.
Het raadslid Gelten vraagt of het college bij het nemen van deze
beslissing voltallig was.
Wethouder Seen zegt dat het college wel voltallig was naar zijn weten.
Het raadslid Gelten stelt vraag nr. 3. Hij vraagt aan wethouder Seen of
het juist is dat personeelsleden van de gemeente Putte direct bij voor
noemde verbouwing en/of uitbreiding betrokken zijn geweest.
Hebben deze personeelsleden direct of indirect op Uw verzoek werk
zaamheden verricht aan deze verbouwing? Indien het antwoord ja is,
hoeveel personeelsleden waren dit dan, welke werkzaamheden hebben zij
uitgevoerd en hoeveel uren hebben zij hieraan gepresteerd.
Wethouder Seen zegt dat hij op deze vraag best een antwoord wil geven,
maar dat het onmogelijk is om dit zo uit zijn hoofd te doen. Er hebben
inderdaad wel ambtenaren in hun vrije tijd meegekeken en meegeholpen.
Het raadslid Looijen zegt dat hij als mede-ondertekenaar van deze motie
van orde de volgende twee vragen wil stellen. Hij vraagt aan wethouder
Seen of het waar is dat er voor het vervaardigen van bepaalde onder
delen van voornoemde verbouwing, er machines, energie en vervoermid
delen van de gemeente zijn gebruikt, en indien dit waar is hoeveel
onderdelen zijn er vervaardigd, en waaruit bestonden deze, welke afme
tingen hebben bedoelde onderdelen, en hoeveel werkuren en tractieuren
zijn er gepresteerd.
Wethouder Seen zegt dat er geen tractieuren zijn gepresteerd, en vraagt
of het raadslid Looijen de vraag nog eens wil herhalen.
Het raadslid Looijen vraagt aan wethouder Seen nogmaals of het juist is
dat voor het vervaardigen van voornoemde verbouwing er machines,
energie en vervoermiddelen van de gemeente zijn gebruikt.
Wethouder Seen zegt dat hij op dit eerste onderdeel van de vraag van de
heer Looijen moet antwoorden dat de eerste twee zaken correct zijn, het
derde niet.
Het raadslid Looijen zegt dat er dus wel machines en energie van de
gemeente zijn gebruikt maar geen vervoermiddelen.
Wethouder Seen zegt dat er met toestemming van het college van burge
meester en wethouders in de werkplaats is gewerkt.
Het raadslid Looijen vraagt of er geen vervoermiddelen zijn gebruikt.
Wethouder Seen zegt dat dit voor zover bij hem bekend niet gebeurd is.
Het raadslid Looijen vraagt hoeveel onderdelen er vervaardigd zijn en
waaruit deze onderdelen bestonden.
Wethouder Seen zegt dat deze uit hout bestonden. Het waren namelijk
drie raamkozijnen.
Het raadslid Looijen vraagt welke afmetingen bedoelde onderdelen hebben.
Wethouder Seen zegt dat men hiervoor de bouwvergunning na zou moeten
kijken. Deze afmetingen zegt hij niet direct bij de hand te hebben.
Het raadslid Looijen vraagt hoeveel werkuren en tractieuren er
gepresteerd zijn.
Wethouder Seen zegt geen enkele, voor zover bij hem bekend. In elk
geval geen tractieuren.
Het raadslid Looijen vraagt of wethouder Seen op de hoogte is van de
artikelen 26.2.c, 64j, 170 en 172 van de gemeentewet.