-4-
Het raadslid Gelten vraagt of de voorzitter deze vraag dan voor wil
leggen aan de gemeenteraad.
De voorzitter vraagt of deze vraag wordt ondersteund.
Het raadslid Schoonen zegt dat hij deze vraag ondersteunt.
De voorzitter zegt dat het raadslid Gelten dan eerst moet aangeven
waarover de vraag gaat en aan wie de vraag is gericht.
Het raadslid Gelten zegt dat de vraag aan de voorzitter wordt gesteld,
en dat zij gaat over de toepassing van artikel 27 van het Reglement van
Orde, alsmede over de uiteenzetting van de voorzitter betreffende de
toepassing van het interpellatierecht ex artikel 129 van de
Gemeentewet, in het schrijven van 27 februari 1989.
De voorzitter zegt op grond van artikel 56 van het Reglement van Orde,
de raad te moeten vragen, of hij akkoord gaat met de behandeling van
dit onderwerp.
De raadsleden Schouteten en Pasteuning ondersteunen dit verzoek.
De voorzitter zegt dat hij geen behoefte heeft aan de behandeling van
dit verzoek. Echter de raad beslist.
Hij vraagt of de raad schorsing wil. Anders wordt er overgegaan tot
stemming
Het raadslid Adams zegt dat de fractie van de partij het C.D.A. geen
bezwaar heeft tegen behandeling van dit onderwerp. De raadsleden
Looi jen, Schoonen, Quireyns en Meijer Prees zeggen ook geen bezwaar te
hebben tegen behandeling van dit verzoek.
Het raadslid Gelten zegt het volgende naar voren te willen brengen
betreffende de brief geschreven door de voorzitter van de gemeenteraad
van Putte, aan de leden van de raad, met als onderwerp: de toepassing
van artikel 27 van het Reglement van Orde. De fractie van de partij de
Putse Belangen vindt dat de voorzitter met de stellingen in deze brief
en de wijze van interpretatie van artikel 27 van het reglement van orde
op de raadsvergaderingen onjuist handelt. Zij vinden tevens dat de
uitleg van de voorzitter van artikel 129 van de Gemeentewet, welke in
dit schrijven door de voorzitter wordt gegeven, hoogst merkwaardig is.
Dit, daar de voorzitter dit artikel uitlegt naar de letter van de wet.
Echter, deze tekst is blijkens jurisprudentie voor een bredere
zienswijze vatbaar. Een voorbeeld hiervan is namelijk dat volgens goed
parlementair gebruik, een minderheid nooit interpellatie wordt
geweigerd. Hij verzoekt de voorzitter om het raadslid Schoonen de gele
genheid te geven om de brief welke hij heeft geschreven, aan de voor
zitter persoonlijk, bij deze interpellatie te betrekken door middel van
het voorlezen van deze brief. Hij verzoekt de voorzitter deze brief dan
later door de raad te laten bediscussiëren.
De voorzitter vraagt aan het raadslid Schoonen of hij de brief waarover
zojuist gesproken werd voor te lezen.
Het raadslid Schoonen zegt hiermee geen moeite te hebben.
Hij merkt op dat het roch reeds in de krant naar voren is gekomen,
hetgeen in een democratie ook mag gebeuren.
De voorzitter merkt op dat het beter eerst in de raad kan worden behan
deld, voordat het in de krant komt
Het raadslid Schoonen leest de betreffende brief voor: "Mijnheer de
voorzitter, ingevolge Uw schrijven, gedateerd 27 februari 1989, deel ik
U mede, dat ik Uw visie op zowel het Reglement van Orde van de raad,
alsmede het interpellatie-recht ex artikel 129 van de Gemeentewet, niet
deel. Ten eerste, voor wat betreft de onvolledigheid van de tekst van
artikel 27 van het Reglement van Orde van de gemeenteraad, ben ik van
mening dat deze tekst zeker wel volledig is. Immers, de mogelijkheid
dient altijd aanwezig te zijn dat elk raadslid, en ook de voorzitter,
voorstellen van orde kunnen doen waarover de raad dan een beslissing
moet nemen.