-8-
De voorzitter interrumpeert spreker met de mededeling dat de
Heer Meijer Drees dit niet heeft gezegd.
De Heer Buijs constateert dat de Heer Meijer Drees het bericht heeft
gekregen van een kennis en die kennis heeft het van wie weet waar van
daan gehaald.
De voorzitter interrumpeert wederom met de mededeling, dat de Heer
Buijs iets naar voren haalt, dat niet gezegd is.
Het raadslid Buijs verklaart hierna dat de C.D.A.-fractie heel duide
lijk vindt dat met het minste, wat men over een zaak spreekt men de
geheimhouding schendt.
Hij wil heel nadrukkelijk stellen dat de geheimhouding is geschonden.
Naar de mening van het raadslid Buijs is dit een zaak van de Officier
van Justitie.
De voorzitter heeft geen stappen ondernomen. De Heer Buijs vraagt zich
af of hij hieruit moet concluderen dat een of meer raadsleden dit
moeten doen.
De voorzitter vindt dat de Heer Buijs dit zelf moet beoordelen. De raad
kan vragen of de voorzitter stappen wil ondernemen.
Hij zegt toe een en ander met een Officier van Justitie van de arron
dissementsrechtbank in Breda te zullen bepraten.
Komt uit dit gesprek een bepaalde lijn naar voren, die de raad tot
geruststelling kan zijn dan heeft hij er geen problemen mee om deze
lijn op papier te zetten of te laten zetten.
Het enige wat het raadslid Buijs wil zeggen en wat hem persoonlijk het
meest aangaat is, dat de gehele raad, alsmede het college en de amb
tenaren, die in het besloten deel aanwezig zijn geweest, verdacht
gemaakt zijn.
Dat is naar zijn mening iets dat men niet behoort te pikken.
Met het verhaal om leuk te doen zijn al deze mensen verdacht gemaakt en
voor de zoveelste keer heeft het vertrouwen in de Putse politiek weer
een deuk opgelopen.
Het raadslid Gelten wil graag van de Heer Quireyns vernemen hoe de
uitdrukking van een besloten en een openbaar gedeelte van de verga
dering naar voren is gekomen. Hij vraagt of het waar is dat dit zo
gesteld is en met welke reden.
Het raadslid Quireyns verklaart tegen de verslaggeefster te hebben
gezegd dat hij niet wist of er een gesloten gedeelte bij zou komen, dat
dat naar aanleiding van het besprokene in de vergadering mogelijk zou zijn.
Hij vervolgt met zijn verklaring over het gesprek, dat hij met een
verslaggeefster van het Brabants Nieuwsblad had.
Er werd hem tot drie maal toe gevraagd: "Hebt U het stuk niet bezorgd?"
"Het komt in Uw straatje te pas dat U het zou bezorgd hebben, hebt U
daar wel eens aan gedacht?" is hem gevraagd.
Hij denkt dat andere mensen dit misschien ook denken en daarom vindt
hij het betreurenswaardig dat dit tijdens de vorige raadsvergadering zo
ter sprake is gekomen.
Het raadslid Schoonen stelt voor om een stap verder terug te gaan en
kijken wie die geheimen echt geschonden heeft.
Die geheimen waren al geschonden tijdens de openbare raadsvergadering
waarin de Heer Seen wapperde met het stuk.
De geheimen waren geschonden toen de Heer Seen in de openbare verga
dering de enveloppe met "geheim" erop demonstratief op zijn geluidsblok
plaatste.
Hij vraagt zich af aan wie de verdachtmaking ligt.
Aan de ontvreemder van het stuk uit het b en w-dossier of aan degene,
die zegt dat het stuk bij de pers is gekomen.