-6-
Hij herinnert zich een speech van de Heer Seen van niet zo gek lang
geleden, waarin hij zijn gramschap op spreker probeerde te halen,
hetgeen zelfs geresulteerd heeft in een kadootje. Hij denkt, dat een
herhaling van deze comedie niet bevorderlijk is voor hem noch voor het
gehalte van de raad.
Het raadslid Seen vraagt waarom de Heer Meijer Drees dit op deze manier
gedaan heeft. Hij vindt dit een kwestie van de publiciteit zoeken,
zonder dat dit nodig is.
De Heer Meijer Drees is een andere mening toegedaan.
Het raadslid Seen vervolgt dat de Heer Meijer Drees een en ander aan
de burgemeester had kunnen doorgeven.
Die had na afloop van de raadsvergadering tegen de raadsleden kunnen
zeggen: "Jongens, zo gaan we niet met elkaar om".
Het raadslid Meijer Drees geeft een andere interpretatie aan deze zaak
dan de Heer Seen.
Hij acht het onderwerp zo belangrijk, dat hij iedereen in de gele
genheid wil stellen om daar in het openbaar zijn afschuw over uit te
spreken en dat is gelukkig door meerderen ook gedaan.
Het raadslid Seen vraagt daarna of de Heer Meijer Drees niet begrijpt
dat door zo'n opmerking in het openbaar te plaatsen juist bereikt
wordt, dat het Brabants Nieuwsblad het bewuste stuk moet publiceren.
Het raadslid Meijer Drees reageert hierop met de verklaring dat het
Brabants Nieuwsblad hier niets over heeft gepubliceerd, tot op het
moment dat de C.D.A.- en V.V.D.-fracties en de Heer Quireyns meenden
daar een extra raadsvergadering aan te moeten wijden. Hij heeft tegen
de verslaggever van het Brabants Nieuwsblad gezegd, dat het hem beter
leek deze zaak niet te publiceren, waaraan men ook gevolg heeft gegeven.
De voorzitter onderbreekt de discussie van beide raadsleden met de
opmerking dat het hier gaat om het punt, dat de Heer Meijer Drees in de
raadsvergadering van 31 oktober j.l. direct bij de aanvang heeft gezegd
omtrent de besloten vergadering waarin geheimhouding is opgelegd.
Deze verklaring sloeg even als een bom in. Hij kan zich voorstellen dat
partijen, na beraad, op deze zaak willen terugkomen.
Of dat op deze wijze moet gebeuren is voor hem een groot vraagteken.
Het staat echter een ieder vrij om een openbare vergadering bijeen te
roepen.
Op de vraag van de Heer Adams antwoordt de voorzitter destijds in de
vergadering de indruk te hebben gehad dat de Heer Meijer Drees door de
mededeling, die hij heeft gekregen, van wie dan ook, omtrent het
gebeurde geschokt was en op grond daarvan meende in een vergadering,
die openbaar was, de mededeling te moeten doen.
Achteraf kan gesteld worden dat het beter was geweest om een zorg
vuldiger lijn te volgen in de zin van hier niet meer openbaarheid aan
geven dan nodig was geweest en dat hij waarschijnlijk ook naar de voor
zitter had kunnen gaan.
Hij zou niet verder met deze mededeling hebben kunnen gaan werken dan
hij nu heeft kunnen doen. Dat zegt hij er direct bij.
Omtrent het instellen van een onderzoek kan hij geen verdere medede
lingen doen.
Hij is de redactie van het Brabants Nieuwsblad dankbaar dat zij de
discretie heeft gevonden om de inhoud niet te publiceren en ook voor de
wijze waarop zij het verder heeft afgewerkt.
Hij vindt dat een goede wijze van journalistiek, die de gemeente niet
schaadt
Ten opzichte van wat gebeurd is heeft hij wel een bevestiging gekregen.