GEMEENTE PUTTE (N.Br.)
Notulen bijzondere openbare raadsvergadering d.d. 14 november 1989
Aanwezig
W.B.H. Bos, voorzitter, vanaf 19.20 uur, en de leden E.van Wees-Trümner
J. Adams, L. Buijs, A. Gelten, J. Looijen, E. Meijer Drees,
H. Pasteuning, R. Quireyns, P. Schoonen, F. Schouteten en A. Seen.
Secretaris
A.C.J. van Kaam.
Aangezien burgemeester W.B.H. Bos ten gevolge van de slechte weers
omstandigheden niet tijdig terug kan zijn van een hoorzitting voor de
Raad van State wordt de vergadering geleid door wethouder F. Schouteten.
Hij verklaart dat deze bijzondere vergadering is uitgeschreven naar
aanleiding van een brief van 7 november 1989 van de raadsleden
J. Adams, R. Quireyns, E. van Wees-Trümner, A. Seen en L. Buijs met de
volgende inhoud:
Ingevolge artikel 46 der gemeentewet en artikelen 2 en 4 van het regle
ment van orde der gemeente Putte, verzoeken wij U, namens de fracties
van het C.D.A., de V.V.D. en lijst Quireyns, een bijzondere raads
vergadering te beleggen, om te spreken over het door de
Heer Meijer Drees gesprokene aan het begin van de raadsvergadering van
31 oktober 1989 en daar eventueel besluiten over te nemen.
Wij vertrouwen erop, dat U deze zaak volgens het reglement zult behan
delen.
Het raadslid Adams verklaart van verschillende kanten te hebben
gehoord: "Begint het gedonder met wethoudertje wippen nu weer en moeten
er weer koppen rollen?"
Hij ontkent dit. De C.D.A.-fractie zal deze zaak niet aanpakken om dit
college omver te werpen. Sterker nog, de fractie wil het college, de
raad en de ambtenaren in bescherming nemen.
Wat de fractie aan de kaak wil stellen is het spreken van het raadslid
Meijer Drees in een openbare raadsvergadering over een geheim stuk.
Tijdens de voorgaande raadsvergadering was de Heer Adams wegens ziekte
niet aanwezig.
Hevig geschokt was hij toen hij hoorde van de woorden, die de
Heer Meijer Drees gesproken had, geschokt en verontwaardigd.
De Heer Adams heeft van de voorzitter begrepen, die dit tijdens de
besloten vergadering duidelijk heeft gezegd, dat op het onderhavig stuk
niet teruggekomen kon worden; noch erover gesproken kon worden, noch er
conclusies aan verbonden konden worden.
De voorzitter noemde toen zelfs het artikel van het Wetboek van
Strafrecht dat daarop betrekking heeft.
Daarom vraagt de C.D.A.-fractie zich af waarom de Heer Meijer Drees dat
dan toch gedaan heeft. Wat was zijn bedoeling daarmee? Ook hij wist dat
dit niet kon, sterker nog, niet mocht.