-3-
De brief van zijn kant was bedoeld om op korte termijn het reglement
van orde te kunnen wijzigen, opdat deze zinsnede duidelijk een moeilijk
verband had. Dit is door de raad niet geaccepteerd. De wijziging hier
van zal dus in de toekomst op normale wijze volgens het reglement van
orde moeten plaatsvinden. Op grond hiervan zegt hij nu te werken mid
dels artikel 56 van het reglement van orde. Hierin staat dat, in
onvoorziene gevallen, gevallen waarin dit reglement niet voorziet, of
ingeval enig artikel voor verschillende uitleg vatbaar is, beslist de
vergadering. Volgens hem is dit een correcte handelswijze.
Hij merkt op dat men dus moet stemmen voor of tegen de behandeling van
de motie.
Uit een hierna gehouden stemming blijkt dat 6 stemmen, te weten:
F. Schouteten, A. Gelten, H. Pasteuning, P. Schoonen, E. Meijer Drees
en J. Looi jen voor en 5 leden, te weten A. Seen, R. Quireyns,
E. van Wees, J. Adams en L. Buijs tegen de behandeling van de motie
stemden
Vervolgens zegt hij over te gaan tot de motie zelf. Hij vraagt of die
voor alle raadsleden duidelijk is. Hij merkt op dat het dictum ervan is
om het raadsbesluit d.d. 29 april 1986, onder agendapunt nr. 4 in te
trekken en tevens het raadslid P. Schoonen te benoemen als reserve
wethouder. Dat wil zeggen volgens de wet moet dit officieel aanwijzen
genoemd worden. Hij voert aan dat hierover ook gestemd zal moeten worden
Het raadslid Seen vraagt of hij hierop eerst wat toelichting kan krijgen
Hij zegt dit niet goed te begrijpen. Hij merkt op dat volgens hem de
reserve wethouder Dhr. R. Quireyns, zijn werk altijd naar genoegen en
naar behoren volbracht
De voorzitter merkt op dat Dhr. Seen om toelichting vraagt, hij vraagt
of iemand de motie wil verduidelijken.
Het raadslid Gelten zegt dat volgens hem de inhoud van de motie duide
lijk genoeg is. Hij merkt op dat de motie in feite sluit met de
verklaring dat er nu in feite een nieuwe politieke situatie is ontstaan
en dat de politieke verhoudingen welke uit deze nieuwe situatie
voortvloeien ertoe nopen een ander raadslid als reserve wethouder aan
te wijzen. Dit is volgens hem meer dan duidelijk genoeg.
Het raadslid Quireyns zegt hierop ook nog wel te willen reageren. Hij
merkt op dat Dhr. Gelten zojuist aanvoert dat de politieke verhoudingen
veranderd zijn, maar als bijvoorbeeld de stemmen geteld worden van
diegenen die hiervoor stemmen, dan liggen zij toch een heel stuk in de
minderheid te opzichte van de andere verhouding. Daarnaast is het
volgens hem ook nog eens zo dat volgens hem Dhr. Buijs ook tegen dit
voorstel heeft gestemd. Hij zegt die verklaring derhalve toch nogal
zwak te vinden.
Het raadslid Adams merkt op dat ook zij, evenals Dhr. Seen, van mening
zijn dat Dhr. R. Quireyns zijn functie naar behoren vervuld heeft. Hij
zegt dat de fractie ook van mening is dat het reserve-wethouderschap
niet een dusdanig politieke functie is dat deze door 1 stem verschil in
de verhoudingen in de raad, op een andere plaats zou moeten komen te
liggen. Hij merkt op dat zij derhalve van mening zijn dat Dhr. Quireyns
best reserve wethouder kan blijven.
De voorzitter zegt dat de standpunten en de zaken duidelijk liggen. Het
gaat hierom de aanwijzing van een reserve-wethouder, dus niet de
benoeming
De motie, zoals dit in de behandeling ervan naar voren is gekomen,
heeft een bepaalde voorkeur aangegeven.
Hij zegt niet over te willen gaan tot schriftelijke stemming. Hij merkt
op dat het namelijk gaat om het intrekken van het besluit waarmee
Dhr. Quireyns tot reserve-wethouder is aangewezen van 29 april 1986.