-17-
Hij zegt dat dit toch wel iets anders is dan de verklaring die Dhr.
Schoonen zojuist heeft gedaan.
Het raadslid van Wees zegt dat zij nooit zulke zware beschuldigingen
tegen Dhr. Meijer Drees geuit zou hebben, wanneer ze deze niet op
waarheid onderzocht zou hebben. Zij zegt dat er ook in de commissie
sprake is geweest van het feit dat Dhr. Meijer Drees dit gedaan zou hebben
Echter, de voorzitter van de commissie vond dit niet relevant en vond
het niet nodig om dit te onderzoeken. Zij zegt dit dus zelf maar te
hebben onderzocht en gebleken is dat dit wel waar is, dat Dhr.
Meijer Drees mensen benaderd heeft om ze te laten verklaren dat zij
auto's van de gemeente Putte bij de wethouder voor de deur hebben zien
staan. Zij zegt dat Dhr. Meijer Drees bij die mensen is langs geweest
met die vraag, waarop die mensen geantwoord hebben dat Dhr. Meijer
Drees dit vuurtje zelf aangestoken heeft en dat hij dus nu ook maar
zelf moet gaan blussen.
De voorzitter merkt op dat er volgens hem afgedwaald wordt van de
inhoud van de motie, welke de opdracht was aan de commissie.
Het raadslid Looijen zegt de woorden van de voorzitter te onderschrij-
ven bij het aanhoren van het standpunt-relaas van Mevr. van Wees-
Trümner. Hij zegt sterk de indruk te hebben dat het embargo doorbroken
is. Hij zegt de indruk te hebben dat hier een schrijver aan het woord
is geweest en niet Mevr. van Wees. Uitgezonderd dan de twee duitse
woorden bla-bla
Het raadslid Quireyns merkt op dat Dhr. Schoonen daarstraks de krant
heeft geciteerd, om tot bepaalde uitspraken te komen. Echter, hij zegt
tot zijn stomme verbazing te hebben gelezen in het Brabants Nieuwsblad,
dat Dhr. Schoonen aan de verslaggeefster Mevr. de Bruijn, verklaard
heeft dat hij op vrijdag of zaterdagavond een vergadering zou hebben
met zijn mensen over deze zaak. Dit om eens te spreken over het verbre
ken van een embargo
Het raadslid Schoonen zegt dat het nu toch wel een beetje te ver gaat.
Hij zegt eerst te willen antwoorden op het gestelde door de C.D.A.-fractie
Hij merkt op dat de commissie geen andere taak had dan de verwevenheid
met de gemeente te onderzoeken van wethouder Seen. Hij zegt dat het
niet de taak was van de commissie om de voorgeschiedenis te onderzoeken.
Hij merkt op dat de commissie zich heeft gedistantieerd van een even
tuele buren- of partij-ruzie. Hij merkt op dat de fractie van het
C.D.A. de commissie in het geding stelt en niet de wethouder.
Hij zegt dat wethouder Seen en alle anderen meerdere malen de moge
lijkheid hebben gehad om alles, wat zij wensten, te zeggen of toe te
voegen. Wanneer men de notulen naleest zal dit vanzelf blijken. Dus
wanneer het rapport niet voldoende of niet goed is zal men diegenen aan
moeten pakken, die tijdens de zittingen gehoord zijn.
Hij stelt dat het niet een onderzoek is waarin iemand anders als
wethouder Seen onderzocht wordt. Vervolgens zegt hij dat er geen enkel
commissie-lid bezwaar had tegen welke vraag die dan ook is gesteld.
Alle commissie-leden, dus ook de fractievoorzitter van Uw eigen C.D.A.
hebben dit rapport onderschreven. Vervolgens zegt hij dat de commissie
unaniem heeft besloten dit rapport in deze staat aan de raad aan
te bieden, zonder bij- of toevoegingen. Om hierop te reageren hebben de
commissie-leden ruimschoots de tijd gehad in een extra vergadering van
de commissie vóór het aanbieden van het rapport. Hij merkt op dat
wethouder Buijs hem aanvalt, over het feit dat er in de rapporten
duidelijk staat dat hij naar waarheid geantwoord zou hebben. Hij merkt
op dat wethouder Buijs wel moet zien dat dit duidelijk in overdrachte
lijke en taalkundige zin gezegd is. Hij zegt niet te weten wanneer Dhr.
Buijs de waarheid spreekt en wanneer niet. Dit moet Dhr. Buijs zelf
maar beamen.