-16-
Niet juist is het ook om uit de wetsartikelen delen te citeren en daar
een eigen uitleg over te geven.
Wetsartikelen dienen in zijn geheel gelezen te worden en moeten
verklaard worden met inachtneming van voorafgaande artikelen.
Dhr. Looi jen is ook gewend om wetsartikelen op zijn eigen manier uit te
leggen, of er kreten over te slaken, die op de keper beschouwd nergens
op slaan. Wat moeten wij aan met zijn vragen over verwervingskosten.
Het moet toch voor eenieder duidelijk zijn dat een econoom die bij een
bank werkt niet tot de beroepsgroep behoort die de verbouwing van een
slaapkamer als verwervingskosten opvoert
Tenzij men niet weet wat verwervingskosten zijn. Voorzitter, uit het
voorgaande zal U duidelijk zijn geworden, dat wij grote kritiek hebben
op de manier waarop enige leden van de commissie zich tijdens en
voor het onderzoek hebben gedragen. Als er zo een nauwe verbondenheid
is, mag je van de uitkomst van zo'n onderzoek niet veel verwachten.
Toch heeft het onderzoek wel enig nut gehad. Het toonde namelijk meer
dan overduidelijk aan dat er geen sprake is van laakbaar handelen van
wethouder Seen of de amtenaren die hem hielpen bij zijn verbouwing.
Wel zijn wij van mening dat hij te na'ief heeft gehandeld, door niet in
te zien dat de bestuurders van de gemeente Putte kennelijk op zo'n
manier met elkaar om moeten gaan dat normale gebruiken van collega's
onder elkaar, hier niet kunnen.
De wijze waarop raadsleden hier menen met elkaar om te moeten gaan is
eerst met recht laakbaar te noemen.
Het raadslid Meijer Drees zegt dat er een paar verwijten naar hem
geslingerd zijn waartegen hij toch wel even stelling wil nemen.
Hij zegt ze niet meer allemaal te kennen, enkele heeft hij er toch wel
opgeschreven. Hij zegt ze ook niet allemaal in extenso te gaan bekijken.
Hij zegt het meest schrijnend te hebben gevonden, de opmerking welke
geplaatst werd, dat hij met een zielig gezicht naar mensen toe zou zijn
gegaan en hen gevraagd zou hebben hem alsjeblieft te helpen omdat hij
in moeilijkheden zou zitten. Hij zegt niet te weten waar dat verhaal
vandaan komt, het is, zo zegt hij, je reinste flauwekul. Hiervoor kan
hij geen ander woord verzinnen. Hij zegt inderdaad naar 1 van de drie
families geweest te zijn die hem hebben benaderd.
Hij zegt hen gevraagd te hebben of zij verdere consequenties wilden
trekken uit deze benadering. Hierop hebben zij gezegd dat zij een zo
rottige periode achter de rug hadden dat zij hiermee eigenlijk niets te
maken wilden hebben. Dat is alles wat er gebeurd is. De beschuldiging
die dus geuit werd dat hij naar mensen toe zou zijn gegaan is dus,
volgens hem, flauwekul. De suggestie in het rapport, met name van
wethouder Seen, dat hij wel die mijnheer met die dubbele e benaderd zou
hebben zegt hij beneden alle peil te hebben gevonden. Dit geldt
trouwens ook voor alle andere namen die dan plotseling voor de dag komen.
Op de opmerking van de vrouw aan zijn rechterzijde dat het een bouwlamp
zou zijn, zegt hij, dat hij vanaf het begin in december gezegd heeft
dat het ging om straatlantaarnarmatuur. Hij zegt de bouwlamp nooit
vernoemd te hebben. Om dit te bevestigen mag zij eventueel van hem de
notulen voorlezen. Hij zegt dat hij naar zijn mening hiermee in eerste
instantie genoeg aan nawoord heeft gegeven.
Wethouder Buijs merkt op dat hij de voorzitter van de commissie, Dhr.
Schoonen, heeft horen zeggen dat hij het betreurt dat er toch nogal wat
onduidelijke verklaringen zijn gegeven, behalve dan die van de
raadsvoorzitter. Hij zegt dan toch wel graag 1 zin uit het verslag van
de hoorzitting van 30 maart 1989 te willen citeren waaruit iets anders
blijkt, en deze zin luidt: "De voorzitter dankt Dhr. Buijs ook namens
de commissie, dat hij hier is verschenen en in het bijzonder dat hij
zijn antwoorden oprecht en duidelijk gegeven heeft".