-15- Met name is er uit het onderzoek nog eens naar voren gekomen, dat hier zelfs geen sprake is van een storm in een glas water. Wel is er sprake van een burenruzie, die op een zeer onsmakelijke manier tot escallatie is gekomen. Wij hebben daarbij geen enkel goed woord over voor het handelen van het raadslid Meijer Drees en de na'ieve collega's die zich met hun te grote gretigheid verslikten. Als afgunst de boventoon gaat voeren heb je een slechte raadgever. Draaikonterijzo valt het gedrag van het raadslid Meijer Drees en zijn verklaringen samen te vatten. Eerst zegt hij niets gezien te hebben en later herhaalt hij dat nog eens. Toch weet hij wel conclusies te trekken. Eerst is er sprake van een bouwlamp. Dan wordt het een straatlantaarn van kunststof en vervolgens spreekt hij over een lampen-affaire. De feiten die zijn er niet echt. Duidelijk is dat hij daarom tijdens de laatste hoorzitting de confrontatie ook niet aan durfde. Maar ongetwij feld weet Dhr. Meijer Drees daarvoor ook wel een fraai excuus te verhalen. Zo wellicht ook omtrent de woorden welke hij de raadsvoor zitter in de mond legde, die echter nergens van af wist. Wat zijn de verklaringen van Dhr. Meijer Drees, zoals hij heeft aangedragen, waard,als je weet, dat hij personen benaderd heeft met het verzoek om te verklaren dat er regelmatig auto's van de gemeente Putte bij de heer Seen stonden. Toen deze persoon zei, dat hij dit niet kon doen omdat hij dit niet gezien had, terwijl hij toch wel op een plaats woont waar dit goed zichtbaar moet zijn, drong Dhr. Meijer Drees verder aan met de woorden: "dat kun je toch even goed wel doen, want ik zit in grote moeilijkheden". Nou voorzitter, die moeilijkheden heeft hij zich dan zelf op de hals gehaald, met het verspreiden van onwaarheden, valse beschuldigingen en verklaringen. Duidelijk was ook dat Dhr. Meijer Drees zich niet aan de afspraken met de zogenaamde oppositie hield. Ook dit tekent de waarde die men kan hechten aan zijn woorden. In onze ogen geen enkele. Eerder het tegendeel. Alles wat Dhr. Meijer Drees in deze zaak verklaart zou terdege op zijn merites onderzocht dienen te worden. Uit de verhoren is in het geheel niet vast komen te staan dat er wetten zijn overtreden, zoals met name de raadsleden Schoonen en Gelten in de raadsvergadering van 31 januari opsomden. Civiele wetten, dus niet de kerkelijke wetten, of militaire wetten. Sociale en belasting-wetten. Voorts zou er in strijd gehandeld zijn met de formele beginselen van behoorlijk bestuur, alsmede met de zorgvuldigheidsbeginselen en het verbod op willekeur. Gemakshalve werden de wetten en de wetsartikelen niet genoemd, noch werd aangegeven waarvan zij de ambtenaren en de wethouder dan precies beschuldigden. Het klonk ingewikkeld, maar het was in feite niet meer dan een bla-bla-bla. Dat geldt ook voor de verklaring van het raadslid Gelten op 31 januari, dat zij alles op waarheid hadden onderzocht. Iets voor jezelf als waarheid aannemen is toch wel heel iets anders dan de waarheid onderzoeken. Uit de vragen die de leden Gelten, Looijen en Schoonen stelden is wel duidelijk geworden dat zij geen enkele grond hadden voor die zware beschuldigingen. En die ook nu nog steeds niet hebben. Ronduit verwerpelijk vind ik het ook voorzitter, dat de voor zitter van de commissie zonder enige kennis van zaken eigen definities maakt van de genoemde wetsartikelen. Elke wet kent zijn eigen defini ties. Zoals bijvoorbeeld voor het begrip aannemen van werk. Veelal wij ken die behoorlijk af van de definities die bijvoorbeeld in "van Dale" voorkomen. Ook onderling zijn er verschillen. De defitie van aannemen in de organisatiewet Sociale Verzekering is niet gelijk aan die in de Wet Economische Delicten, terwijl ook de vestigingswet bedrijven zijn eigen definitie kent. De ideeën daarover van de voorzitter van de commissie zijn daarom niet alleen relevant, ze blijken ook onjuist te zijn.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1989 | | pagina 114