-10- Het hoofd Openbare Werken heeft verklaard dat hij geen bezwaar heeft geuit, maar dat hij moeilijk zijn baas toestemming kan geven. Hij heeft wel de raad aan Dhr. Seen meegegeven om dit in het college te bespre ken. Uit de gespreksverslagen is gebleken dat dit in een collegeverga dering pas aan de orde is geweest, nadat U, mijnheer de voorzitter, op 24 oktober 1988 de constatering van de werkzaamheden heeft gedaan. Tevens heeft U verklaard, dat voorafgaande aan Uw constatering het college geen toestemming heeft verleend en Dhr. Seen slechts vage uitlatingen in die richting heeft gedaan maar niet duidelijk de plannen van uitvoering vooraf heeft besproken. Wat betreft de vermoedens die gerezen zijn over onder andere het gebruik van vervoermiddelen van de gemeente Putte, blijkt dat inderdaad hiervan gebruik is gemaakt. Gezien de getuigenverklaringen van het personeelslid van de gemeente dat aan de verbouwingswerkzaamheden heeft meegewerkt. Echter de duide lijkheid over de hoeveelheid en de tijd van dit gebruik wordt niet vergroot. Het personeelslid spreekt zich uit over 1 maal vervoers- gebruik voor transport van een bouwlamp en een trapje. Er zijn echter nog twee onafhankelijke getuigenverklaringen die aanwij zingen geven in die richting dat in die richting dat er meerdere malen van gemeentevervoermiddelen gebruik is gemaakt. Dus kan men evengoed veronderstellen dat dit 10 of meerdere malen is geweest. Want ook in de kwestie van het bewuste lichtarmatuurdat door de heer Meijer Drees is gesignaleerd en later aangegeven aan de commissie, kwam men tot de vaststelling dat de levering zou zijn geschied door gemeente-personeel met gebruik van gemeentelijk vervoer. Het zal daarom niet uitsluiten dat tijdens de werkzaamheden er verschillende materialen of gereedschappen zijn aan- of afgevoerd met medewerking van gemeenteper- soneel en vervoermiddelen van de gemeente. Dit wijst volgens ons op oneigenlijk gebruik van faciliteiten waar wethouder A. Seen geen recht op heeft gehad. De kwestie van het lichtarmatuur, die hiervoor reeds is aangehaald, is later in een vertrouwelijke brief van wethouder Seen aan de raadsleden toegelicht. De commissie kon uit gehouden gesprekken niet de juiste toedracht van deze zaak halen. Het siert de wethouder Seen dat hij in een later sta dium voor opheldering zorgt. De verklaring van raadslid Bert Meijer Drees wordt hiermee bekrachtigd. Maar het toont tevens aan dat materiaal en gereedschap van de gemeente voor privé doeleinden zijn gebruikt. Ten aanzien van de uitvoering van de verbouwingswerken die door een personeelslid van de gemeente gedeeltelijk in de gemeen tewerkplaats over een tijdspanne van 30 uur, waarvan 8 machine-uren, en gedeeltelijk in de woning van de wethouder zijn gedaan, valt het volgende nog op te merken. Volgens het schrijven van Dhr. J. Tempelaars, hoofd van de afdeling middenstandswetten van de Kamer van Koophandel voor westelijk Noord-Brabant, is, en ik citeer uit deze brief: "Diegene, die krachtens aanneming van werk opdrachten verricht voor de persoon die in eigen beheer werkt kan wel te maken krijgen met de vestigingswet bedrijven 1954". Het personeelslid heeft op verzoek van de wethouder Seen de werk zaamheden verricht. Volgens ons heeft de wethouder onvoldoende rekening gehouden met het bepaalde in de vestigingswetgeving. Gezien het aantal werkuren die gepresteerd zijn in de gemeentewerkplaats en gezien het aantal verlofdagen dat het personeelslid heeft opgenomen in de periode van de verbouwing aan de woning, kan men niet meer spreken over een buren- of vriendendienst

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1989 | | pagina 109