-9- Het raadslid Schoonen zegt dat hij, alvorens er met de bespreking van het rapport wordt begonnen, als ex-voorzitter van de commissie enkele woorden wil richten tot de raad. Hij merkt op dat dit geen termijn van hemzelf is, echter een mededeling vanuit de commissie. Hij zegt dat hij als voorzitter c.q. ex-voorzitter van de commissie hierbij enkele mede delingen wil doen. Op de eerste plaats wil hij namens de commissie dank zeggen aan de voorzitter, voor de loyale medewerking die hij aan de commissie gegeven heeft, zodat de commissie haar werkzaamheden kon verrichten. Tevens zegt hij dank namens de commissie aan de ambtelijk secretaris, Dhr. van den Broek, zijn werkzaamheden waren voor de com missie waardevol. Tevens een woord van dank aan allen die op enigerlei wijze hun steentje hebben bijgedragen aan het uitvoeren van de taak van de commissie. Hierbij wil hij in het bijzonder noemen de notulist. Ook dankt hij die personen die door de commissie zijn gehoord. Tevens zegt hij, wanneer hij hiervoor toestemming krijgt van de voor zitter nog een woord te willen richten aan de gehele gemeenteraad. Hij zegt op 4 juni j.l. een brief te hebben ontvangen, zoals waarschijnlijk de burgemeester die ook heeft ontvangen, van Dhr. Seen. In deze brief schrijft Dhr. Seen dat er door enkele, met name genoemde, commissieleden vragen aan hem zijn gesteld, waarop hij in die brief antwoordt: "Ik wil echter opmerken dat de commissieleden geen aan vullende vragen hebben kunnen stellen, want op 18 mei j.l. heeft de commissie haar bevindingen in een eindrapport aan de voorzitter van deze raad aangeboden". Vervolgens schrijft hij dat met het uitbrengen van dit rapport de commissie meent haar taak te hebben volbracht, het laatste impliceert dat de commissie had opgehouden te bestaan. Hij merkt op dat hij er behoefte aan had om dit laatste mede te delen. Het raadslid Gelten leest het eindrapport voor van de fractie van de partij de Putse Belangen inzake de verslagen van de commissie van onderzoek met betrekking tot de verbouwing van de woning van wethouder A. Seen: "Geachte voorzitter, op 21 maart 1989 is er door de gemeen teraad een commissie van onderzoek ingesteld, met als opdracht een zo volledig mogelijk beeld te scheppen van alle feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan bij de woning van wethouder A. Seen. Deze commissie van onderzoek kwam tot stand in het kader van een motie inge diend door de fractie van de partij de Putse Belangen en ondersteund bij stemming door de volledige gemeenteraad. De commissie heeft haar werk kunnen doen, mede dankzij de medewerking die vanuit het college en het ambtenaren-korps werd verleend. Als mede commissielid zeg ik U hiervoor dank. Het opmaken van een eindrapport is geen eenvoudige zaak. De conclusie van onze fractie, vervat in dit geschrift, is samengesteld uit de gegevens die zijn voortgekomen uit de gespreksverslagen en de indrukken die zijn meegenomen uit de verschillende verklaringen die ter hand zijn gesteld. Er zijn in de gespreksverslagen verschillende tegenstrijdigheden op te merken, daar waar het gaat om de juiste toedracht op welke manier Dhr. Seen heeft gehandeld. Dhr. Seen stelt zich gelijk met de rechten van een personeelslid van de gemeente Putte. Hiermee is hij toch voor bijgegaan aan het feit dat er toch duidelijk sprake is van een competentie-verschil. Als wethouder mag men dan wel voor bepaalde zaken op de loonlijst staan, maar een wethouder is daarentegen wel verant woording verschuldigd als daarom wordt gevraagd. Het feit dat nadat de feiten waren geconstateerd, de wijze van handelen werd gesanctioneerd, pleit hem, volgens ons, nog niet vrij, omdat er toen eigenlijk geen weg terug meer was. Ook over het verlenen van toestemming door het hoofd Openbare Werken, bestaat nog steeds onduidelijkheid.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1989 | | pagina 108