Tevens geeft het ministerie aan dat inidividuele hulpverlening niet
gekort wordt op de bijstandsuitkeringen. De betreffende nota is hier
ter gemeentehuize aanwezig.
Hiermede is de angst van de commissieleden, welke dachten dat de steun
gekort zou worden op de bijstandsuitkering duidelijk weggenomen. Op de
vraag: wie zijn de echte minima? kan ik op dit moment geen antwoord
geven. Hiervoor zullen we een beroep moeten doen op het gemeentelijke
sociale dienstbestandAmbtenaren werkzaam bij de sociale dienst zullen
exact aan kunnen geven welke de minima zijn. Het antwoord op de vraag
hoe men deze groep kan bereiken is volgens mij door te beschikken over
eenvoudig doch goed voorlichtingsmateriaal, en deze voorlichting uit te
dragen. Op de vraag of deze groep geen stempel op zich gedrukt krijgt,
zeg ik nee, daar door een strikt individuele benadering dit uitgeslo
ten geacht kan worden. Deze vraagstelling heeft mij toch wel enigszins
verbaasd
Zijn er dan groepen die de vraagsteller nu al een stempel geeft? Op de
vraag of hiervoor een apart fonds moet worden ingesteld antwoord ik
bevestigend. Zie hiertoe de nota van het ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid d.d. 01-03-1985 alinea 24 tot en met 32. De vraag
wanneer iemand recht heeft op een uitkering en tot welke hoogte wordt
beantwoord in bijgevoegde nota. De voorzitter heeft altijd betoogd dat
de gemeenteraad de hoofdlijnen van een beleid uitzet, en dat het
college deze hoofdlijnen verfijnt. Het college heeft hiertoe een geheel
ambtenarenapparaat tot zijn beschikking. Dit apparaat beschikt over
alle gegevens om dit voorstel uit te voeren. Ik teken daarbij nog aan,
dat artikel 1 sub 1 van de Algemene Bijstandswet de verantwoording van
dergelijk beleid wel degelijk bij het college legt.
Ik vind het niet fair dat dit voorstel terug geschoven wordt naar mij.
Derhalve doe ik een dringend beroep op de gemeenteraad om het ini
tiatiefvoorstel, zoals het hier ligt, en daarbij de toelichting welke
zojuist gegeven is, in handen te stellen van het college voor verdere
uitwerking, zodat er werkelijk iets gebeurt voor de doelgroepen welke
zijn aangegeven.
Het raadslid Adams zegt dat de fractie van het C.D.A., zoals reeds door
de heer Schoonen gemeld, positief staat tegenover het initiatief
voorstel. Hij is echter van mening dat de gemeente niet op de stoel van
het rijk moet gaan zitten, daar waar het betreft het inkomensbeleid.
Ook dat schrijft de heer Schoonen in zijn nota bij het initiatief
voorstel. Anderzijds is hij van mening dat een redelijk groot gedeelte
van de door raadslid Schoonen bedoelde doelgroep reeds wordt voorzien
vanuit de subsidieverordening zoals die in dezelfde commissie finan
ciën, in de vergadering d.d. 29-03-1988, aan de orde is geweest.
Spreker denkt dat men uit het fonds dat in deze subsidieverordening
genoemd wordt ook kan putten. Dit toch zeker voor de sport, de
jeugdsportwelke zojuist ook door de heer Schoonen werd aangehaald.
Derhalve is de fractie van het C.D.A. voor het voorstel van burge
meester en wethouders, hetgeen zegt: raadslid Schoonen, maak een ont
werp waaruit duidelijk blijkt wie waar, recht op heeft, en hoe er tot
de normering gekomen wordt. Dit, zonder het inkomensbeleid van de
overheid te doorkruisen, of het fonds van de subsidieverordening.
Het raadslid Looi jen zegt dat de P.v.d.A., zoals ook aangegeven tijdens
de behandeling van dit voorstel in de commissievergadering, vol
sympathie tegen dit voorstel aankijkt. Echter, zij vonden dat er teveel
abstracte gegevens in stonden, welke zoals de heer Schoonen reeds
aanhaalde, wel vervangen konden worden door concrete gegevens, indien
hiertoe tenminste een politieke wil was, bij het college. De deskun
digheid hieromtrent is best aanwezig binnen het gemeentehuis. Daarnaast
kan het ook altijd nagevraagd worden bij gemeenten waar men al een
defensief-beleid voert.