Het raadslid Looljen zegt dat .hij de voorzitter hoorde zeggen hier niet
aan mee te doen. Hij meent hieruit te begrijpen, dat de voorzitter dus
al ruggespraak heeft gehad met de zogenaamde meerderheid van de raad.
Hieruit maakt hij op dat alles al beslist is.
De reden hiertoe is hem wel duidelijk.
Bij de behandeling van het voorgaande voorstel heeft men al kunnen
begrijpen dat spreker zeker geen tegenstander is van het bouwen van een
woning daar ter plaatse.
Door op dit verzoek positief te beslissen zal de procedure in een
stroomversnelling komen. Bij de diverse "organen" zullen weinig
vraagtekens onstaan betreffende de eigenaar of eigenaresse van de grond
waarop deze bouwvergunning is of wordt aangevraagd. Spreker geeft aan
het niet eens te zijn met het voorstel van burgemeester en wethouders.
Het raadslid Adams zegt dat de fractie van het C.D.A. wel voor het
voorstel van burgemeester en wethouders is. Hij vindt dat de zaak
duidelijk moet blijven.
Straks ontstaat er misschien twijfel of het nu Zandee of
Schoonen-Hendrickx was waarmee men te maken heeft en te maken heeft
gehad. De zaak dient volgens hem duidelijk te blijven. Indien de
bouwvergunning aangevraagd moet worden door mevrouw Schoonen—Hendrickx
dan kan zij dat zelf alsnog doen.
De voorzitter bevestigt dit.
Hij vraagt of iemand stemming verlangt.
De fractie van de partij Putse Belangen vraagt stemming.
Uit een hierna gehouden mondelinge stemming blijkt dat 4 raadsleden
te weten Gelten, Looijen, Pasteuning en Schouteten tegen en 6 raadsled
te weten Meijer Drees, Adams, van Wees, Quireyns, Buijs en Seen
voor het voorstel hebben gestemd, zodat overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders is besloten.
Het raadslid Schoonen neemt vanaf dit moment wederom deel aan de
vergadering
10. Voorstel tot het nemen van een beslissing op een bezwaarschrift
tegen verlening van een vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
Het raadslid Gelten zegt dat het bezwaarschrift dat mrLensink heeft
verwoord namens de bewoners van de Anjerstraat voor het grootste
gedeelte gebaseerd is op het feit, dat wethouder Buijs in de gemeen
teraadsvergadering van 5 januari 1988 deelnam aan de stemming over het
voorstel inzake voormelde vrijstellingverlening.
Hierbij werd opgemerkt dat het perceel waarop de woningen zijn gepland
op 6 maart 1987 door de heer Buijs en zijn zuster werd verkocht aan
"Gebroeders Soffers Holding B.V.". Deze overeenkomst, die bij de
stukken ter inzage heeft gelegen, bevat geen ontbindende voorwaarden
zodat volgens de mening van het college de verkoop definitief heeft
plaatsgevonden. Spreker verwoordt een stukje uit het bezwaarschrift van
mr. Lensink. Hij zegt mrLensink ervan overtuigd is dat er een andere
overeenkomst is, waarin wel ontbindende voorwaarden verweven zijn.
Derhalve vraagt hij wethouder Buijs of deze bereid is te verklaren dat
er geen andere overeenkomst bestaat tussen de partijen dan die waarin
ontbindende voorwaarden zijn vermeld. Indien er ontbindende voorwaarden
zijn, dan is het persoonlijk belang van de heer Buijs duidelijk. Ook
als de heer Buijs verklaart dat er geen andere overeenkomst bestaat
blijft hij bij de zaak betrokken.