Deze tekening is ook ter tafel gekomen bij de bestudering van het plan
van de heer van Beeck. Voor wat betreft het verslag van het gesprek met
de stedebouwkundigewaarover het raadslid Gelten een vraag stelde,
zegt hij, dat er van zo'n gesprek vrijwel nooit een verslag wordt gemaakt.
Slechts de belangrijke punten uit zo'n gesprek worden op papier gesteld.
In het gesprek ging het over alle belangrijke onderwerpen, waaronder
ook dit onderwerp. Over dit onderwerp wist de stedebouwkundige te ver
tellen dat het huidige college van Gedeputeerde Staten absoluut anders
denkt ten opzichte van handhaving buitengebieden als de voorgaande college
Recentelijk is een plan, hetgeen betrekking had op het buitengebied en
het natuurgebied, voor 3/4 gedeelte afgewezen door de P.P.C.. Dit is
echter nog niet in het college van burgemeester en wethouders
besproken. Het technisch verslag van dit plan is pas binnengekomen.
Hieruit vloeit voort dat dit plan niet verder in ontwikkeling kan wor
den gebracht. Dit is een duidelijk voorbeeld van het huidige beleid van
Gedeputeerde Staten.
De voorzitter zegt ten opzichte van de procedure die de heer Schoonen
naar voren heeft gebracht, dat de heer van Beeck indertijd reageerde op
het voorbereidingsbesluit en vroeg of ook zijn plan bij het bestem
mingsplan kon worden betrokken.
Dit is de gang van zaken geweest en de heer van Beeck dient nu alsnog
een verzoek in om bouwvergunning. Door middel van een brief van
10 maart 1988 vroeg hij voorziening bij de gemeenteraad tegen een
besluit van burgemeester en wethouders van 11 februari 1988.
De voorzitter vindt dat de procedure goed gevolgd is en verwacht geen
zware problemen. De heer van Beeck kan de procedures volgen waarvan hij
denkt dat ze goed zijn voor hem. Dat is zijn goed recht.
Vervolgens stelt de voorzitter voor wel met het voorstel mee te gaan,
om zodoende het buitengebied geen wild-west karakter te geven maar
geleid in te richten. Hij vraagt of iemand stemming wil over dit onderwerp
Het raadslid Looijen verzoekt stemming.
Het raadslid Schouteten vraagt of er momenteel nog meerdere aanvragen
zijn om vrijstelling van mensen die wonen in het buitengebied.
De voorzitter zegt dat er aanvragen geweest zijn die niet verder zijn
doorgezet
Vervolgens zegt hij dat wanneer er één maal iemand mee begint er direct
mensen zijn die hetzelfde willen.Dat is altijd al zo geweest en dat zul
je blijven houden.
Toch gaat het iedere keer de kant uit van niet honorering.
Het raadslid Schoonen zegt dat de heer van Beeck dit niet heeft
aangevraagd ten tijde van het voorbereidingsbesluit. Hij deed de
aanvraag namelijk op 10 februari 1988.
De voorzitter zegt dat dit wel het geval was.
Het raadslid Schoonen merkt op dat het college gezegd heeft dat hieraan
niet voldaan kon worden. Vervolgens vraagt hij of er dan een afwijzende
beschikking geschreven is.
De voorzitter zegt dat er op 13 februari 1987 een brief geschreven is
aan de heer van Beeck, waarin stond dat het verzoek werd aangehouden in
verband met het te houden gesprek met de stedebouwkundige.
Het raadslid Schoonen merkt op dat er dan daarna toch een beschikking
geschreven is.
De voorzitter zegt dat deze beschikking inderdaad een jaar later
geschreven is, te weten op 11 februari 1988. Dit, naar aanleiding van
de bespreking met de stedebouwkundige. In de bespreking zijn meerdere
van dit soort verzoeken aan de orde geweest. Het college wil gewoon een
keer een aanvang maken met "het Buitengebied".