-3- 7. Voorstel tot het onteigenen van een drietal percelen grond. Het raadslid Schoonen zegt dat artikel 17 van de onteigeningswet stelt dat al het mogelijke gedaan dient te worden om tot een minnelijke schikking te komen. De gemeente dient zich te gedragen als een redelijk koper. De vraag dringt zich op: heeft de gemeente voldoende rekening gehouden met het voorgaande? Het antwoord moet zijn nee. Immers, het college heeft reeds een standpunt ingenomen alvorens de raad dit voorstel kreeg. In een brief aan Gedeputeerde Staten van 22 maart j.l., schrijft het college: "alle volgende aankopen zullen geschieden middels een onteigeninsprocedure"Alleen al hiermee bewijst het college dat zij niet uit is op een minnelijke schikking. Dit, in schrille tegenstelling met wat dit raadsvoorstel zegt. Echter er is nog meer dat in strijd is met artikel 17 van de onteigeningswet. Er is jaren niet of nauwelijks gesproken met betrokkenen, totdat wethouder Seen eind vorig jaar telefonisch een gesprek voerde waarin hij naar voor liet komen dat er niet meer betaald zou worden dan 15,/m2. Voor betrokkene kwam het erop neer: stikken of slikken. Het had voor betrokken eigenaren, ondanks hun goede wil, geen zin om verder te praten. Eén maal is er een uitzondering gemaakt, en wel voor mevrouw Cleiren. Haar werd medewerking toegezegd bij het bouwen van een garage. Terecht merkt mevrouw Cleiren op dat deze toezegging tamelijk vaag is. Spreker zegt, en meerdere mensen kunnen dat beamen, dat wel overwogen beslissingen in Putte niet in tel zijn. Dan de prijsbepaling. In dit voorstel staat dat de prijs het resultaat is van een taxatie door de Stichting Adviesbureau Onroerende zaken uit Rotterdam. Dit bureau heeft de bepaald op 15,/m2. U meneer de voorzitter, spreekt altijd over consistent beleid. Hij voert aan dat de gronden die in de raadsvergadering van 15 december j.l. aan de orde kwamen door hetzelfde bureau zijn getaxeerd. Het waren twee percelen in hetzelfde bestemmingsplan. De prijs was toen 4,50/m2. Deze taxatieprijs werd toen met respectievelijk 70% en 100% overschreden. Geld speelde toen geen rol. Er moest tot een minnelijke schikking wor den gekomen. Of speelde er toen meer persoonlijke factoren een rol? Verder werd er voor de grond waarop de sprothal gebouwd is 46,50/m2 betaald en moest de oude woning nog worden afgebroken. Het voorgaande overziende kan spreker niet tot de conclusie komen dat de gemeente Putte op een eerlijke manier handelt met betrokkenen. Deze handelswijze is zeker in strijd met artikel 17 van de onteigeningswet. Vervolgens vraagt spreker of er een nuts-wet van de Kroon is en of de Kroon bij wet onteigening heeft uitgesproken. Tevens vraagt hij of een schadevergoeding reeds vooraf is verzekerd. Spreker vraagt de voorzitter het voorstel terug te nemen en met betrokkenen tot een gesprek te komen, dit met in achtneming van weder zijdse belangen. Indien er niet gesproken wordt met de betrokkenen en het college het voorstel niet terug neemt, wil spreker geacht worden tegen het voorstel te hebben gestemd. Het raadslid Looijen zegt dat de raad reeds sinds september 1983 bezig is met de behandeling van deze onteigening. In de vergadering van sep tember 1983 namelijk stelde het college de raad voor om de beslissing omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan "Hoge Berg II" met drie maanden te verdagen daar er bezwaarschriften waren ingediend door de zelfde drie mensen waar het ook nu over gaat.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1988 | | pagina 52