-32-
De voorzitter merkt op dat men hier bezig is met de behandeling van een
welzijnsverordeningwelke tot doel heeft het welzijn van alle inwoners
van Putte, en niet van één inwoner van Putte, te bevorderen.
Hij zegt dat men dus een minimum aantal mensen moet stellen als grens
voor het in aanmerking komen voor subsidie, waarbij hij vermeldt dat 10
niet erg veel is.
Het raadslid Gelten zegt dat hem beloofd is door het college, tijdens
de informele vergadering een week te voren, dat het "begrip" nog eens
juridisch onder de loep zou worden genomen.
De voorzitter wijst hem op het artikel 13 waar staat dat indien er in
deze verordening met een instelling een stichting wordt bedoeld, men in
plaats van leden deelnemers dient te lezen.
Het raadslid Gelten merkt op dat de fractie van de partij de Putse
Belangen toch moeite blijft houden met het aantal van minimaal tien leden.
De voorzitter zegt dat dit een punt met een politieke achtergrond is,
waarover men nog lang kan blijven discussiëren.
Hij stelt echter voor erover te gaan stemmen. Uit een hierna gehouden
stemming bij hand opsteken blijkt dat 5 leden (te weten Schoonen,
Looijen, Schouteten, Pasteuning en Gelten) tegen en 6 leden (te weten
Quireyns, Meijer Dreesvan Wees, Seen, Buijs en Adams) voor het
behouden van een minimum aantal leden van 10 is
Het raadslid Looijen zegt dat er over artikel 3 onder lid 9 al heel wat
gediscussieerd is en dat hij best het standpunt van het college snapt.
Hij zegt echter bang te zijn dat hierdoor verenigingen welke door het
jaar heen grote of veel activiteiten organiseren, nu niet meer in staat
zullen zijn dit te doen. Hij merkt op dat er nu wel een wijziging is
aangebracht, zodat er gesproken wordt over de 200% alsmede over het
waarborgen van de continuïteit. Echter hij vindt dit nog steeds niet
sterk genoeg. Hij zegt derhalve bezwaar te hebben tegen artikel 3 onder
9 omdat dit in feite niet in een budget-subsidiëringsverordening thuis hoort
De voorzitter geeft aan dat het inderdaad een vreemde eend in de bijt
is. Echter men moet dit zien als een noodrem.
Het raadslid Meijer Prees zegt dat de heer Looijen het volgens hem
slechts van 1 kant belicht. De heer Looijen zei:
verenigingen die zich nu extra inspannen en daardoor extra geld krijgen
komen straks niet meer in aanmerking voor subsidie. Hij merkt op dat
men even gemakkelijk zou kunnen zeggen dat de vereniging het geld toch
krijgt en er dus niets meer voor hoeft te doen. Het geld komt toch wel
binnen. Wanneer men 9 volgens hem weg zou laten zouden de clubs totaal
niet meer gemotiveerd worden iets te organiseren of te ondernemen,
omdat zij toch al van te voren weten dat zij voldoende geld zullen
krijgen. Hij merkt op dat het argument dat de heer looijen aanvoert
inderdaad juist is.
Echter het argument dat hij zojuist aandroeg, en het tegengestelde is
van het argument aangedragen door de heer Looijen is ook juist.
Wethouder Buijs merkt op dat indien dit een probleem zou worden, dit
probleem ook in het verleden al eens gespeeld zou hebben. Volgens hem
geldt ook bij de toepassing van de huidige subsidieverordening voor
verenigingen die batig draaien en derhalve niet in aanmerking komen
voor subsidie, dat zij minder zouden kunnen gaan organiseren en daarbij
dan toch een beroep kunnen doen op subsidie.
Het raadslid Meijer Prees merkt op dat men naar zijn mening geen
subsidie-verordening kan maken waarbij alle eventuele moeilijkheden of
problemen worden uitgesloten. Men blijft volgens hem ten allen tijde
met het laatste artikel zitten, waarin staat dat in voorkomende
gevallen de raad beslist.
Het raadslid Looijen verwacht, dat verenigingen, die voor de eerste
keer m aanmerking Romen voor subsidie, problemen zullen ondervinden.