19. Voorstel tot vaststelling van de subsidieverordening.
De voorzitter zegt ten opzichte van dit agendapunt een mededeling
vooraf te willen doen.
Hij merkt op dat de raadsleden nog een wijziging hebben ontvangen van
artikel 1 lid 4, artikel 1 lid 9 sub b, en artikel 4 lid e. Daarnaast
dient de overgangsregeling te worden toegevoegd, voor het subsidie jaar
1989. Vervolgens vraagt hij of er iemand in het algemeen het woord wil
over deze subsidieverordening.
Het raadslid Adams vindt dat hier een compleet en goed stuk werk ligt,
en zegt verheugd te zijn dat hij nu hier ter goedkeuring ligt. Hij zegt
dat de fractie van het C.D.A. zich voor de volle 100% achter de veror
dening kan stellen zoals hij hier op tagel ligt.
Het raadslid Meijer Drees merkt op dat men te allen tijde de dingen van
hun sterke kanten moet bekijken in plaats van hun zwakke kanten. Hij
vindt dat dit zeer zeker van toepassing is op deze subsidieverordening.
Er zijn naar zijn mening toch nog enkele gaten open gebleven. Echter,
het is een dermate grote verbetering van datgene waarmee nu gewerkt
wordt, dat de fractie van de V.V.D. hiermee wel akkoord kan gaan.
Het raadslid Schoonen zegt dat over de nieuwe algemene subsidieveror
dening al veel formeel en informeel gesproken is. Hij vindt dat er
zelfs te lang over is gesproken. Indien het college, beter had
geluisterd naar de commissie financiën, en de fracties van de partij de
Putse Belangen, de partij van de Arbeid en de Putse Dorpspartij, dan
zou deze subsidieverordening volgens hem bespreekbaar zijn geweest. Hij
vindt het jammer dat het college dit pas besefte nadat het door twee
leden uit de eigen gelederen erop werd gewezen dat niet de gehele raad
serieus werd genomen. Gelukkig, is er door het voorgaande een breder
overleg gekomen, waarvan de resultaten merkbaar zijn op vele punten.
Hij zegt dat er op vele punten een aanpassing is gekomen.
Het raadslid Looijen zegt in de besprekingen duidelijk zijn mening ken
baar te hebben gemaakt over met name artikel 5. Hij vindt dat een
gemeenteraad zolang mogelijk moet proberen, zijn bevoegdheid om in het
openbaar beslissingen te nemen over bepaalde zaken te houden. Hij zegt
dat voor hem artikel 5 lid 4, waarin gezegd wordt "de subsidie op grond
van deze verordening wordt geacht te zijn toegekend zodra de gemeen
teraad de subsidiebedragen heeft vastgesteld en de op de onderwer-
pelijke uitgaven betrekking hebbende begrotingspost door het college
van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant is vastgesteld"
onduidelijk is. Hij verwacht dat het de bedoeling is dat bij het aan
bieden van de begroting deze posten vermeld staan. Hij vraagt het
college hem te verbeteren wanneer hij dit niet goed begrepen heeft. Dit
zou, volgens hem, betekenen dat men bij de behandeling van de begroting
voor de gehele begroting zou stemmen waarvan de subsidies een deel
uitmaken. Het toekennen van de subsidies zal dus jaarlijks, zo zegt
hij, een stilzwijgende gebeurtenis gaan worden, daar hetgeen besloten
is door het college alleen nog maar aan de vereniging wordt kenbaar
gemaakt. Alleen tijdens de behandeling van de begroting zou er dan
eventueel nog over gesproken kunnen worden, want wanneer men wil stem
men zou men direct tegen heel de begroting moeten stemmen. Hij vindt
dit voor de raad zeer spijtig dat dit gebeurt.
Hij stelt dan ook dat indien in artikel 5 het college niet veranderd
kan worden in "de raad", hij op politieke gronden niet akkooord kan
gaan met de vaststelling van deze subsidieverordening.
Het raadslid Gelten zegt dat de fractie van de partij de Putse Belangen
zich grotendeels aan kan sluiten bij de woorden welke het raadslid
Looijen zojuist heeft gesproken. Hij zegt dat daarop ook in de
voorgaande vergaderingen door raads- en commissieleden van zijn frac
ties is gewezen. Hij zegt dat het college in deze gevraagd is zijn
standpunt te beargumenteren. Echter de argumenten van het college zijn
tot op heden -nog niet van die strekking geweest 4at de fractie van de
Putse Be l^gen -ei jit standpunt ii deze heeft tounnen o€ ^oeten #ijzigen%