-28-
De voorzitter zegt dat een consistent beleid moet voeren, hetgeen
inhoud, dat wanneer men middels een dergelijke verordening ver
wachtingen schept, men er ook mee door moet gaan. Hij zegt dat er bij
voorbeeld wel gesteld zou kunnen worden dat de verordening maximaal 3
jaar lang geldt. Indien er, na drie jaar een maatschappelijke situatie
is ontstaan waardoor de raad vindt dat het beleid moet worden doorge
zet, dan kan zij hieromtrent nog beslissen.
Wethouder Seen vraagt of er dan bepaald kan worden dat hij bijvoorbeeld
vervalt per 1 januari 1992.
Het raadslid Gelten zegt dit niet zo te willen stellen. Hij zegt dat de
situatie zich namelijk voor kan doen dat er een, door het ministerie
goedgekeurde, uitbreiding van deze verordening komt op het gebied van
bijvoorbeeld het ouderenwerk. Dan zouden deze wijzigingen niet
aangebracht kunnen worden voordat de termijn van drie jaar is verstreken.
Secretaris A.C.J. van Kaam zegt dat de raad te allen tijden een veror
dening kan wijzigen, en dat de raad ook te allen tijde een verordening
kan intrekken. Het is, een zaak voor de gemeenteraad om de verordening
vast te stellen en te bepalen of er bijvoorbeeld na een jaar gekeken f9
wordt of de verordening naar behoren werkt.
Zo is het voorstel van de voorzitter, om de verordening voor drie jaar
vast te stellen, volgens hem ook een goede suggestie, teneinde de con-
tinuitiet voor de inwoners in deze te waarborgen.
De voorzitter zegt dat hij dan alsnog van jaar tot jaar bekeken kan
worden. Hij merkt vervolgens op dat er is besloten artikel 9 onder 2
als volgt te formuleren "de verordening wordt vastgesteld voor 3 jaar
en zal worden geëvalueerd door de gemeenteraad".
Wethouder Seen vraagt of de verordening alleen van toepassing is op
Putse verenigingen of ook op verenigingen van buiten Putte.
Het raadslid Schoonen merkt op dat de verordening niet bestemd is voor
de vernigingen, maar voor de individuele jeugdleden woonachtig in Putte.
Wethouder Seen vraagt of het dus niet van belang is waar de vereniging
gevestigd is.
Het raadslid Schoonen zegt dat dit inderdaad niet van belang is.
De voorzitter vraagt of er niemand meer hieromtrent het woord verlangt
Het raadslid Gelten merkt op dat het aanvraagformulier nog aangepast
dient te worden.
Hij geeft aan dat er nog op vermeld moet worden, dat de mogelijkheid
geboden moet worden om ook schoeisel en kleding ervoor te kopen.
De voorzitterzegt dat dit genoteerd is en in orde wordt gemaakt. Hij
merkt op dat de verordening zal worden ingestuurd ter goedkeuring.
Wethouder Buijs zegt dat hij geacht wil worden tegen deze verordening
te hebben gestemd. Hij vindt dat de gemeente zich bégeeft op het
terrein van de inkomenspolitiek, en dat dat niet de taak is van de
gemeente. Hij zegt wel voor het subsidiëren ,van de contributie te zijn,
daar dit in de charitatieve sfeer ligt. Echter, zo zegt hij, de sub
sidiëring van kleding, schoeisel en andere attributen, lijkt wel een
beetje op de kolenbonnen uit het verleden, hetgeen hij niet meer in dit
tijdsbeeld vindt passen.
De voorzitter merkt op dat de heren Buijs en Seen worden geacht te heb
ben gestemd. Hij vraagt of er nog meer raadsleden zijn die geacht
willen worden te hebben tegenstemd.
Het raadslid Adams zegt dat hij ook geacht wil worden tegen te hebben gestemd.
Het raadslid van Wees zegt dat ook zij geacht wil worden tegen te heb
ben gestemd.
De voorzitter constateert dat de raadsleden Buijs, Seen, Adams, en van
Wees geacht willen worden tegen het voorstel te hebben gestemd.
Aangezien niemand meer het woord verlangtwordtmet in achtneming van
enkele aangenomen amendementen, overeenkomstig het voorstel van het
raadslid Schoonen besloten.