Het raadslid Adams vraagt of het wellicht mogelijk is om als een van de subsidievoorwaarden op te nemen: "de aanvrager cedeert de subsidie aan de betreffende "vereniging". Dit zou dan een voorwaarde zijn voor het in aanmerking komen voor subsidie. Wanneer men niet aan de voorwaarde voldoet, komt men volgens hem niet in aanmerking voor subsidie. Secretaris A.C.J. van Kaam merkt op dat naar zijn mening de opzet van deze subsidieverordening is om mensen welke met financiële problemen zitten en daarvoor niet uit willen komen ten opzichte van het bestuur van een vereniging tegemoet te komen. Op deze wijze kan een bestuur van een vereniging toch constateren dat een bepaald lid van een kind van een armlastige en hem daardoor op een andere wijze benaderen. Hij zegt dat men op deze wijze mensen met het probleem op kan zadelen, dat het bestuur van een vereniging er achter zal komen dat hij of zij de contributie, de kleding en het schoeisel van de kinderen niet kan betalen Het raadslid Meijer Prees zegt dat men daar toch achter zal komen, daar de subsidie slechts 75% maximaal is. Secretaris A.C.J. van Kaam zegt dat het bestuur dan niet hoeft te weten dat de ouders niet in staat zijn de volledige contributie te betalen. Hij merkt op dat wanneer het geld overgemaakt wordt naar de mensen zelf, het bestuur van de vereniging dan niet hoeft te weten dat de men sen bij de gemeente hebben aangeklopt voor deze subsidie. De voorzitter merkt op dat de subsidie primair persoonlijk is. Het raadslid Adams zegt dat hij dit wel een goed argument vindt. Hij verwacht echter dat de mensen die voor de subsidie in aanmerking zullen komen toch al bekend zijn bij de verenigingen, omdat ze de contributie niet konden betalen, of vermindering hebben gekregen om dezelfde reden. Het raadslid Looi jen zegt dat ook het tegenovergestelde het geval kan zijn en dat de heer van Kaam wel voor een groot gedeelte gelijk heeft. Hij zegt dat het best mogelijk zou kunnen zijn dat jongeren van ouders welke weten dat zij de financiële consequenties van een lidmaatschap bij een vereniging van hun kinderen niet kunnen betalen, nu geen lid zijn van die vereniging. Wethouder Buijs zegt dat hij het belangrijker vindt het gevaar dat de heer Gelten eerder schetste te voorkomen, dan het belang van het individu. Hij zegt dat het wel de bedoeling is dat de centen op de plaats komen waar ze thuis horen, hetgeen niet het geval is indien zij niet rechtstreeks aan de vereniging worden betaald. Het raadslid Schoonen vraagt of dat wel het geval is bij het voorstel dat wethouder Buijs opperde. Wethouder Buijs zegt dat men dan meteen bij aanvraag de gemeente machtigt het geld te storten op de rekening van de vereniging. De voorzitter vraagt zich met betrekking tot artikel 9 onder 1 af of de regeling inderdaad per 1 oktober 1988 in werking kan treden, en zegt dat de titel gewijzigd dient te worden in "Subsidie-verordening terzake van het voeren van een defensief beleid in de gemeente Putte N.B.". Wethouder Buijs zegt dat volgens hem 1 oktober als datum van inwerkingtreding ook niet mogelijk is, daar er tot op heden nog geen fonds is ingesteld voor deze regeling. Er moet volgens hem eerst besproken worden wat er zal worden gestort in dat steunfonds. De voorzitter stelt voor niet eerder te beginnen dan 1 januari 1989. De regeling moet ook goedgekeurd worden alvorens men ermee gaat werken. Het raadslid Schoonen zegt het hierover te hebben gehad met de heer van Kaam en hij zou in deze ook graag zijn mening hieromtrent even willen horen Secretaris A.C.J. van Kaam zegt uit de woorden van de heer Schoonen geproefd te hebben dat het diens bedoeling was deze regeling nog dit jaar in werking te laten treden. Hij zegt dat dit wel mogelijk is.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1988 | | pagina 166