Wethouder Buijs merkt op dat dit opgenomen zou kunnen worden onder kop "uitsluitingen" Hij stelt evenals zijn collega wethouder Seen voor om deze uitsluiting direct te laten aansluiten bij de bepalingen van de Algemene Bijstandswet. Er moet dus volgens hem een kop "uitsluitingen" aan de regeling worden toegevoegd. Wethouder Seen merkt op dat 25% van de Putse bevolking zijn inkomen verkrijgt vanuit het buitenland, met name België. Deze groep mensen heeft volgens hem, doorgaans veel minder sociale lasten en een hogere kinderbijslag. Hij vraagt zich af hoe dit probleem opgelost zou dienen te worden. Hij zegt dat er in de regeling wel gespecificeerd staat wat men in Nederland kan krijgen aan uitkeringen zoals bijvoorbeeld W.W.Z.W.W.A.O., A.W.W.W.W.V., R.W.W.A.B.W., A.W.W.etc., etc.. Maar hoe moeten de inkomsten uit het buitenland meegewogen worden? Het raadslid Schoonen merkt op dat dit waarschijnlijk geen probleem zal zijn daar de uitkeringen in België zeker niet hoger zullen zijn dan die in Nederland. Wethouder Seen zegt dat dat bij de uitkeringen misschien wel het geval is maar hij vraagt zich af hoe dat met de mensen zit die in België een minimum inkomen verdienen. Het raadslid Quireyns merkt op dat de groep waarop de wethouder nu doelt in elk geval buiten de verordening valt. Wethouder Seen vraagt of dat wil zeggen dat iedereen die in het buitenland werkt sowieso niet in aanmerking komt voor een uitkering middels deze verordening. Het raadslid Adams zegt dat dit dan toch ergens uit zou moeten blijken. Het raadslid Looijen vindt dat de belgische uitkeringen min of meer gelijk gesteld kunnen worden aan de voor hetzelfde doel verstrekte Nederlandse uitkeringen. Hij voegt hieraan toe dat artikel 4, waarin staat dat bewijsstukken welke van belang zijn voor het vaststellen van de hoogte van de uitkering dienen te worden overlegd aan burgemeester en wethouders, of aan de door hen aangewezen ambtenaren, genoeg moge lijkheid tot contröle en vaststelling van de hoogte van de uitkering biedt. Mensen met een uitkering uit België, hij kent bijvoorbeeld iemand met een rustuitkering en jonge kinderen, zullen de gevraagde be wijzen moeten overleggen, zodat evetueel recht bepaald kan worden. Vervolgens zegt hij dat een en ander kan worden teruggedraaid indien blijkt dat zij niet aan de gestelde voorwaarden voldoen. Vervolgens begint hij de algemene bepaling van de regeling. Hij vindt dat deze regeling een proefperiode van 1 jaar zou moeten kennen, dit teneinde de werking van de verordening in de praktijk te bekijken. Hij vindt dat, indien na 1 jaar blijkt dat er niet met de verordening gewerkt kan worden, het zinloos is om er toch door te gaan. Indien zou blijken dat de verordening wel werkt in de praktijk, dit naar aanleiding van een evaluatie welke de raad zal maken, dan zouden knelpunten aangepast kunnen worden en zou de verordening definitief in werking kunnen treden. Hij verwacht dat dit diegenen die wat huiverig tegenover het voorstel staan, toch zou kunnen overhalen ervoor te stem men en het een kans te geven. Hij kan zich voorstellen dat wethouder Buijs kan verwoorden wat er exact in de kop zou moeten worden aangepast. Hijzelf zou ook graag enkele wijzigingen aangebracht zien in dit voorstel. De voorzitter merkt op dat het voorstel punt voor punt zal worden doorgenomen en dat het raadslid Looijen dan de gelegenheid krijgt tot het aanbrengen van eventuele wijzigingen. Het raadslid Gelten merkt op dat men naast het aanvraagformulier indi viduele contributie-subsidie het aanvraagformulier voor vergoeding van kleding en schoeisel mist. Dit zal bij de verordening gevoegd moeten worden, indien klediivg .en schoeisel ook gesubsidieerd dienen te gaan worde

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1988 | | pagina 157