- 3 - Hij stelt dat de raad hiertoe gerechtigd is. De raadsleden Seen en Adams zeggen dat hun fracties daar geheel mee akkoord gaan. Het raadslid Gelten merkt op dat dat dus betekent dat hij wel gelijk heeft, maar het niet krijgt. Hij hoopt dat Mevrouw van Wees nu een beter inzichtkrijgt in de kennis van de wet van de fractie van de Partij Putse Belangen.Misschien dat het dan voor haar ook wat duidelijker wordt. Hij vindt de manier waarop nu de bekrachtiging van de wetswijziging plaatsvindt, niet goed: de bekrachtiging wordt afgedwongen. Hij verzoekt stemming over het voorstel. Het raadslid Schoonen zegt het ook niet met deze gang van zaken eens te zijn. Nu wordt de verordening tussentijds snel herzien, om een paar mensen de mogelijkheid te geven de macht te grijpen. Hij vindt het verkeerd om de verordening nu te herzien. De voorzitter vraagt niet de verordening te herzien. Hij herhaalt nogmaals hetgeen hij gezegd heeft. Het raadslid Schoonen vindt dat het college er dan wel erg laat mee komt. Wethouder Looijen denkt dat hetgeen hier allemaal gebeurt niet in overeenstemming is met de algemene regels van behoorlijk bestuur, zoals die beschreven staan in de AROB-wetgeving. De voorzitter memoreert het verzoek van de heer Gelten om stemminq. Uit een hierna gehouden mondelinge stemming blijkt dat de leden Adams, van Wees, Seen, Meijer Drees, Quireyns en Buijs voor en de leden Schoonen, Pasteuning, Schouteten, Gelten en Looijen tegen het voorstel om de wijziging van de A.R.O.B.-wet van 18-12-1986 van toepassing te verklaren in deze aangelegenheid, hebben gestemd, zodat het voorstel is aangenomen. Dit betekent eveneens dat is besloten om de heer J.W.M. Looijen, Beqoniastraat 1, alhier, in zijn bezwaarschrift d.d. 12 maart 1987 niet ontvankelijk te verklaren. 3. Voorstel tot het verlenen van tussentijds ontslag aan wethouder J.W.M. Looijen. Het raadslid Adams wijst erop dat in punt 4 van het voorstel het woord ""raadsvoor stellen" gewijzigd moet worden in "raadsbesluiten". Nadat de voorzitter geconstateerd heeft dat de indieners van het voorstel en de raad hiermee akkoord gaan, wordt er aldus besloten. Het raadslid Gelten spreekt de volgende woorden uit: Mijnheer de voorzitter, het feit dat het bezwaarschrift van de heer Looijen niet- ontvankelijk wordt verklaard, kan deels natuurlijk gebaseerd worden op de bepalingen van artikel 2 van de Wet A.R.O.B.. Deels zal men toch niet kunnen ontkennen, dat het verschil in politiek inzicht in het bedrijven van politiek op gemeentelijk niveau, wellicht een nog grotere beweegreden is om de heer Looijen van zijn wethouders- positie af te krijgen. Het is natuurlijk logisch dat er een verschil bestaat tussen b.v. het C.D.A. en de P.v.d.A. qua politiek inzicht, maar dat dat dan maar moet leiden tot een tussentijds ontslag, dat gaat ons toch te ver. In de vergadering van 27-2-1987 heb ik reeds naar voren gebracht, dat de heer Looijen het slachtoffer dreigt te worden van een intern geschil binnen Putse Belangen. De heer Quireyns stelde hierbij datik op 9-2-1987 gezegd zou hebben, dat wij het vertrouwen in coalitiepartner en wethouder Looijen zouden hebben verloren. Naar ons oordeel wordt hier te snel een conclusie getrokken. Deze woorden, die ik uitgesproken heb, moeten gezien worden tegen de achtergrond van het feit, dat de coalitie zijn meerderheidspositie in de gemeenteraad zou verliezen als naast de heer Schoonen ook de heer Quireyns op zou stappen. Het verwijt dat de zig-zag lijn bij Putse Belangen regelmatig wordt gehanteerd, kan ik dan ook naast me neerleggen, zeker als ik vanuit de wetenschap spreek dat de heer Looijen door ons steeds op de hoogte werd gehouden van de verdere ontwikkelingen. Dit zou toch totaal overbodig geweest zijn, als de heer Looijen ons vertrouwen niet meer zou genieten. In de verdere besprekingen met de grootste partijen heb ik ook steeds de mogelijke combinaties Putse Belangen-C.D.A.-P.v.d.A.Putse Belangen-CDA.-V/VD- P.v.d.A. op tafel gebracht. Daarvan kunnen mijn collega-raadsleden van die partijengetuigen Het feit dat dit bij het C.D.A. totaal niet ter sprake kon worden gebracht, is zeker een van de hoofdredenen, dat de heer Looijen nu zou moeten verdwijnen. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat in naam Putse Belangen de heer Looijen op het offerblok heeft gelegd, maar dat de machtshonger van de V.V/.D. de spreekwoordelijke beul zal zijn, die het vonnis zal voltrekken. Putse Belangen kan hieraan zijn medewerking niet verlenen, mede omdat de uitgestippel de liinen binnen het kader van de bestuursovereenkomstdie opgemaakt is na de vorming nimmer van de coalitie vorig jaar, door de heer Looijen zijn overschreden, en door hem in 7i in hplfiid steeds 7i in nevnlnd. Dat is Doi.itiek ook. ons inziens, het eniqe wat hem

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1987 | | pagina 45