- 2 -
de gemeentelijke verordening inzake behandeling bezwaar- en beroepschriften 1
ingevolge de AROB-wet deze verordening niet voorziet, men automatisch terugvalt v
op de richtlijnen zoals de Raad van State in de AROB-wet aangeeft.
Aangezien de enige geldige AROB-verordening dateert van 5-4-1977 en daarin wél voor
ziet, wordt hier in strijd gehandeld met deze verordening.
Ik citeer hieruit artikel 16: Deze verordening kan aangehaald worden als "Verordening
behandeling bezwaarschriften gemeente Putte".
Dus onsinziens is het horen van de heer Looijen als indiener van het bezwaarschrift
tegen het raadsbesluit van 27-2-1987, beslist noodzakelijkaangezien de artikelen 6,7,
8 en 9 van deze verordening, nog steeds van kracht zijn.
Het raadslid van Wees zegt dat de C.D.A.-fraktie reeds vaker aangegeven heeft dat
wetsuitleg en -begrip op zijn zachtst gezegd niet het sterkste punt is van
de heer Looijen en nu ook misschien van de heer Gelten.
De heer Looijen etaleert dit ook weer in zijn brief. Zij vindt het te gek dat
een wethouder niet weet wanneer een besluit voor beroep vatbaar is.
Zij stelt dat de beslissing pas voor beroep ingevolge de Wet AROB vatbaar is,
als deze vanavond bekrachtigd wordt. Het is niet mogelijk tussentijds een
bezwaarschrift in te dienen.
Het raadslid Seen zegt het navolgende: Mijnheer de Voorzitter, hoe moet de raad dit 9
bezwaarschrift behandelen? Het stuk van de heer Looijen komt zomaar ineens, midden in
een procedure die in de wet vastligt, binnen fietsen.
Is dit nu een geniale zet, uitgedacht door P.v.d.A.-juristen, of,wederom, recht volgens
Looijen? Voer voor juristen dus.
Via het V.V.D.-platformoverleg, dat afgelopen zaterdag in Roosendaal werd gehouden,
kwam ik terecht bij een van de Tweede Kamerleden van de V.V.D., de heer Wiebinga,
oud burgemeester, bekwaam jurist en thans maker van wetten.
Het eerste wat hij zei, nadat ik hem het geval in het kort had uitgelegd, was,
dat een van de grondprincipes van ons recht hier in het geding was: Lex specialis
derogat legi generalis, hetgeen betekent: de bijzondere wet gaat uit boven de
algemene regel. De bijzondere wet is in dit geval de gemeentewet, de algemene regel
de wet AROB. In ons rechtssysteem geldt dus dat wanneer de wetgever een speciale 0
procedure in de wet opneemt, deze niet doorkruist kan worden door een algemene regel.
Dit bezwaarschrift, halverwege de procedure van tussentijds ontslag, is dus niet-
ontvankelijk
Het raadslid Schoonen zegt dat het onderhavige voorstel door hem om 18.30 uur is
gevonden. Hij vraagt of ieder raadslid dit schrijven rond dezelfde tijd heeft gekregen.
Hij vraagt wie er op zo'n korte tijd een goede en verantwoorde beslissing kan nemen.
Hij stelt dat dit voorstel zelfs voor juristen niet gemakkelijk is.
Hij verzoekt het college dit voorstel terug te nemen. Hij vindt dat er veel te
weinig tijd is geweest om een zo'n drastisch besluit voor te bereiden.
Hij wijst eveneens op de artikelen 6,7, 8 en 9 van de Verordeninq inzake behandeling
bezwaarschriften ingevolge de Wet A.R.O.B., die dateert van 5-4-1977.
Hij meent dat nog steeds met deze verordening gewerkt moet worden. 0
Het raadslid Adams lijkt het sterk dat een wet AROB door de gemeenteraad bekrachtigt^^
moet worden.
De voorzitter zegt dat de verordening bekrachtigd moet worden.
Wethouder Looijen zegt, richting mevrouw van Wees, dat zelfs juristen vaak moeite
hebben met de AROB-wet. Drs. S.O. Poelje heeft gezegd: In veel gevallen gaat het
bij een conflict met een overheidsorgaan niet om één enkel besluit, maar om verschil-
lende besluiten, die met elkaar verband houden. Wie een voor hem schadelijke uit
voering wil tegengaan, is alleen veilig, wanneer hij tegen al die besluiten afzonder
lijk een bezwaarschrift indient.
Het raadslid van Wees zegt dat er nog geen sprake was van een besluit. Het was gewoon
een formulering van de raad. Het had geen enkele sanctie tot gevolg als er niets meer
gedaan werd.
Alleen als er vandaag iets mee gedaan wordt, kan de heer Looijen een bezwaarschrift
indienen.
Wethouder Looijen zegt dat artikel 87a uit drie delen bestaat. Hij stelt dat
wanneer het tweede besluit niet is genomen, het derde besluit niet genomen kan worden.
De voorzitter is van mening dat het bezwaarschrift zeker aan de orde gesteld moet
worden, gezien het feit dat als punt 3 op de agenda staat: Voorstel tot het verlenen
van tussentijds ontslag aan wethouder J.W.M. Looijen.
Hij is tevens van mening dat het horen van de indiener van het bezwaarschrift niet
nodig is. Voor de toelichting hierop verwijst hij naar het voorstel.
Hij verzoekt de raad de wijziging van de A.R.O.B.-wet van 18-12-1986 van toepassing te
verklaren op deze gang van zaken.
Deze bekrachtiging houdt dan een raadsbesluit in, welke op een later tijdstip in de
verordening op de behandeling van bezwaarschriften kan worden opgenomen.