- 16 - Het raadslid Adams zegt dat de fractie van het C.D.A. voor het voorstel is. Hij vindt dat als de heer Looijen verdenkingen uit, als zou de fanfare de zaak belazeren, hij deze maar hard moet maken. Het raadslid Looijen zegt dat dat het punt is. Er wordt geen rekening overgelegd. Hij denkt dat een onderzoek naar de hele administratie van de fanfare best een heel interessante zaak zou zijn. Maar dan een écht onderzoek. Het raadslid Adams denkt dat ook. Hij denkt dat de heer Looijen dan waarschijnlijk naderhand zal moeten toegeven, dat die 11.336,wel 15.000,mag worden. Het raadslid Schoonen zegt dat als dat dan zo is, hij zich graag zal aansluiten. Wethouder Seen vraagt de heer Looijen zich hierin toch wat terughoudend op te willen stellen. Die bar-opbrengsten zijn inderdaad aan de lage kant. Dat is ook wel begrijpelijk— als men weet hoe dat daar toegaat. Het is vaak zo, dat als daar een korps op visite is, dat korps een aantal consumptie-bonnen krijgt. Dat beinvloedt natuurlijk wel de bruto winstmarge enorm. Hij zegt dat wat daar staat, best zou kunnen. Het raadslid Looijen concludeert dat dan o.a. subsidie verleend wordt aan korpsen die hier op visite zijn, bij de fanfare. Wethouder Seen zegt dit niet erg te vinden. Hij kan zich voorstellen dat dat gebeurt. Hetzelfde gebeurt bij het Puts Gemengd Koor: daar geven ze een kop koffie weg aan de bezoekers. Je kunt je afvragen of je dat als gemeenschap moet betalen, maar dat is in de subsidie-aanvrage opgesloten. In het verleden heeft het gemeentebestuur dat altijd wel gedaan. Dat zijn allemaal dingen die je je af moet vragen bij de nieuwe subsidie-verordening. Het college houdt toch vast aan die 11.336, die gevraagd is. Hij zegt geen reden te hebben aan te nemen dat het anders zou moeten. De verdenking, die geuit wordt is niet hard te maken. Spreker veronderstelt dat de heer Looijen tijdens zijn wethouderschap toch wel eens de tijd heeft gehad om hiernaar te kijken. Uit die tijd moet hierover toch ook wel het een en ander zijn blijven hangen. Het raadslid Looijen zegt, dat het college op dat moment met zoveel andere belangrijke zaken bezig was, dat er dus voor die kleinigheden geen tijd was. Het raadslid Schoonen had graag het antwoord van de wethouder gehoord op de vraag over die 5.500,die aan de inkomstenkant bij de begroting van de fanfare opgenomen zijn, en het niet opvoeren van de opbrengsten van de braderie. Wethouder Seen zegt dat het boekhoudkundig goed is verwerkt. De heer Hoppenbrouwers kan wellicht nog eens een keer uileggen hoe dat werkt. Het is gewoon uit de begroting van de fanfare gelicht. Dat is correct. Hetgeen de heer Schoonen denkt zegt spreker vroeger ook weieens gedacht te hebben. Maar zoals het er staat, klopt het toch. Het raadslid Gelten zegt dat het er maar net aan ligt, hoe je dat kloppend maakt. Hij vraagt of het dan boekhoudkundig ook volledig in orde is, dat er over de inkomstei^^ en uitgaven van de braderie helemaal niets staat. Wethouder Seen zegt dat dat in een bepaalde post verwerkt zou kunnen zitten, die niet bekend is, althans niet op dit moment. Het raadslid Gelten zegt dat in de commissievergadering o.a. door het commissielid van de Partij Putse Belangen hierover enige opheldering is gevraagd. Er is toen toegezegd dat er correspondentie uit zou gaan naar de diverse verenigingen, waarover vragen waren. Hij neemt dus aan dat daarover enige duidelijkheid zou zijn ontstaan. Maar dat blijkt helemaal niet zo te zijn. Wethouder Seen zegt dat diverse verenigingen, instellingen en clubs zijn aangeschreven met betrekking tot de vragen die uit de commissievergadering naar voren kwamen. Er zijn ook antwoorden op binnengekomen, welke bij de stukken zaten. Hij weet niet uit zijn hoofd of die vraag aan de fanfare gesteld is. Het raadslid Gelten zegt dat de vraag wel door het commissielid is gesteld, maar, zo aan het antwoord van wethouder Seen te horen, niet door het college. Hij stelt dat dat toch een zekere vorm van achterdocht schept. Wethouder Seen kan geen achterdocht bij de heer Gelten wegnemen. De heer Gelten kan hooguit verzoeken om een accountantsonderzoek. Dat zou een paar duizend gulden kosten. Het raadslid Gelten zegt dat als dat de gemakkelijkste manier is om de fanfare dan toch hun zin te geven, dan kan er in principe niet meer gepraat worden over alle subsidie aanvragen, want dan moet er naar iedere vereniging een accountant gestuurd worden.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1987 | | pagina 208