Hij vindt het belangrijk dat die jeugd geholpen wordt. De mogelijkheden zijn er zeker, al zou het maar een provisorische oplossing voor de winter zijn. Daarna kunnen dan verdere voorstellen worden gedaan. Als het allemaal te ingewikkeld wordt, met een begeleider e.d. vraagt hij zich af wat het allemaal gaat kosten. En is dat dan wel haalbaar? Hij ziet voor ogen dat de jeugd deze winter weer buiten op de bank zit. De voorzitter zegt n.a.v. de opmerking van de heer Schouteten dat het om een aparte groep zou gaan, dat de jeugd jeugd is. Er zitten geen aparte groepen in. De groepsvorming in de jeugd komt natuurlijk wel naar voren, maar dat heeft dan een andere reden. Dan ten aanzien van de vraag over De Berk. In het verleden is hierover gesproken en gerapporteerd door het bestuur van de Berk. Zij plaatsten er in die tijd nogal wat vraagtekens bij. Met de opbouw van de Berk in de nieuwe situatie, die zich voordoet, moet de zaak duidelijk opnieuw worden bekeken, en aangepakt. Het Stichtingsbestuur heeft het plan om een architekt in de arm te nemen. Het gebouw moet grondig "bekeken" worden. In dit plan moet de gedachte dat de Berk mede moet kunnen functioneren als honk voor de jeugd, meegenomen worden. Hij is het er ook mee eens dat je bij de jeugd leiding moet hebben. Dat hoeft geen professionele leiding te zijn.Het moet wel een leiding zijn met een bewuste achtergrond en daadkracht, om alles in het rechte spoor te houden. Het college doet zijn best. Hij is blij dat de raad het met het college eens is dat het pand aan de Hogebergdreef nu niet meer tot jeugdhonk kan dienen. Dat is verleden tijd. Het moet dan ook zo snel mogelijk worden afgebroken. De raad kan ervan op aan dat de kwestie van huisvesting van de jeugd in de Berk van dit college de volledige inzet zal krijgen. Het raadslid Schoonen bedankt de voorzitter voor deze woorden. Hetgeen hij bereiken wou met zijn betoog, nl. dat alle medewerking wordt verleend aan de jeugd, is gelukt. Hij vindt het buitengewoon. De voorzitter vraagt in dit verband de raad om toepassing te geven aan artikel 248 van de gemeentewet. In de gevallen van dringende spoed kan nl. de raad bij hoofdelijke stemming besluiten dat een uitgaaf wordt gedaan voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd. Dit besluit moet terstond ingezonden worden aan gedeputeerde staten. Uit de hoofdelijke stemming blijkt dat iedereen toepassing wil geven aan art. 248 van de gemeentewet. Aldus wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, en tevens toepassing te geven aan artikel 248 van de gemeentewet. 16. Rondvraag. Het raadslid Schoonen zegt het navolgende: tijdens de kermis vorig jaar zijn er nogal wat kramen geplaatst voor de winkels c.q. horeca-gelegenheden aan de Antwerp sestraat. De kramen waren in enkele gevallen zo geplaatst, dat onze plaatselijke middenstand in zijn bedrijfsvoering belemmerd werd.Ik wil er met klem bij het college op aandringen, om toezicht uit te oefenen op het kermisgebeuren, zodat onze zelfstan digen er niet door geschaad worden. Mijnheer de voorzitter, tijdens de raadsvergadering van 1-9-1987 is er onder agenda punt 9 aan de orde gesteld vrijstelling te verlenen ingevolge artikel 19 en 50 voor de te bouwen woningen aan de Anjerstraat. U bleek in het bezit te zijn van een nieuw voorlopig koopcontract, waar wij geen kennis van hadden. Wel hadden wij kennis van een voorlopig koopcontract uit 1986, wat nogeens bevestigd werd op 5-7-1986 door de verkopers. In dit voorlopig koopcontract was de beperking opgenomen, dat de grond werd verkocht c.q. gekocht als er een bouwvergunning werd verleend. Met deze wetenschap heb ik me in de discussie geworpen op die avond. Twee dagen na de vergadering ben ik in kennis gesteld van het nieuwe voorlopige koopcontract, daterend van begin maart 1987. Dit contract bevatte geen beperkingen meer. Uit het voorgaande blijkt dat mijn betoog die avond ten dele incorrect was. Echter, buiten mijn schuld. Het was beter geweest dat het college de raad betere informatie had gegeven. Dan had dit voorkomen kunnen worden. Ik verzoek U, mijnheer de voorzitter, voortaan alle informatie de raad te doen toekomen, zodat deze misvattingen niet meer voor kunnen komen. Ten derde: Hoe zit het met de Grenswachters. Hoeveel bedraagt nu hun schuld?

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1987 | | pagina 188