Het raadslid Meijer Prees zegt dat er destijds een raadsbesluit is genomen, waarin vastgelegd is dat de AROB-commissie bestaat uit 3 leden van de raad. Deze verordening geeft met het woordje "kan" aan, dat het niet hoeft. Maar de raad heeft al besloten het wel te doen. j Hij denkt dat een toevoeging eigenlijk dubbel is. De voorzitter leest artikel 6 voor: Indien het administratief orgaan, de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders, is, kan het horen van de belang hebbenden geschieden door een of meer daartoe aangewezen leden uit het administratief orgaan (dus of de raad, of burgemeester en wethouders). De heer Schoonen bedoelt uitsluitend de raad. Dat is het verschil. j Hij gelooft dat met het opnemen van bepalingen hieromtrent voorzichtigheid geboden is. Het raadslid Schoonen vraagt of het dan niet verstandig is om dit voorstel terug te nemen. De voorzitter heeft zojuist even met de wethouders overlegd hoe het moet. Ook heeft hij gehoord dat wethouder Seen niet eens het verslag gelezen heeft. Hij vindt het dan een klein beetje een moeilijk zaak. Wethouder Seen zegt dat het in de commissievergadering niet zo duidelijk is gezegd, als j de heer Schoonen nu zegt. Daarnaast vindt hij dat dit thuishoort in een commissie algemene zaken. Je kunt wel stellen dat het altijd die commissie moet zijn, maar stel het geval dat een familielid van een van de commissieleden erbij betrokken is. Dan kan het sowieso al niet. Het raadslid Schoonen zegt daarop gerekend te hebben. Er staat:"2 of meer". Wethouder Seen zegt dat in het verslag alleen staat "tevens wensen deze commissieleden (Bornet, Machiels en Gelten), artikel 14 lid 1 van de modelverordening 2 in die zin te wijzigen dat het verslag gemaakt wordt door de commissiemet een eventueel advies'.1 Dit is lang niet zo duidelijk, als hetgeen daarnet gezegd werd. Het raadslid Schouteten lijkt het wijs om dit voorstel terug te nemen en in de volgende raadsvergadering aan de orde te stellen, nadat er eerst een goede studie over is gemaakt. Hij had graag, dat het college rekening houdt met het standpunt dat de fractie van de Putse Belangmdienaangaande ingenomen heeft. Het raadslid Gelten merkt op dat hij in de commissievergadering namens de fraktie heeft gesproken. Dan is er wel degelijk sprake van een meerderheid. Dit is ook een punt dat zeker niet uit het oog verloren moet worden. Wethouder Buijs denkt dat de verordening toch wel goed in elkaar zit. Hij denkt dat het niet goed is om, als iemand bezwaar maakt tegen een beschikking van het college, daar een commissie bij te halen die dan bestaat uit raadsleden. De heer Schoonen zegt dan wel dat dat het meest onafhankelijke is. Hij is het hiermee eens als het een beschikking betreft van de raad. Bovendien vindt hij dat er te zwaar wordt getild aan het woord hoorzitting. In wezen is een hoorzitting niet meer dan de bezwaarmakers aanhoren. Hij vindt het helemaal niet zo belangrijk wie dat doet. Het is belangrijk dat er een goede verslaglegging komt. Dit is belangrijk voor diegene, die met betrekking tot het bezwaarschrift een beslissing moet nemen. Bovendien zijn de hoorzittingen in principe openbaar. De voorzitter zegt dat ook de wet aangeeft dat het administratief orgaan, dat de beslis sing neemt, moet horen. Wat burgemeester en wethouders betreft, zou er dan een commissie van raadsleden komen, die dan het besluit van burgemeester en wethouders moet beoordelen in de hoorzitting. Het raadslid Schoonen zegt dat de besluitvorming bij het college zelf blijft liggen. Zowel de burger als het college hebben er voordeel bij: Er zit namelijk een stap tussen, en het college kan het besluit op een rustiger manier nemen, als dat het college rechtstreeks met de mensen geconfronteerd wordt. De voorzitter wijst nogmaals op het principe van de AROB-wet. Hij zegt dat het allemaal wel goed klinkt wat de heer Schoonen zegt, maar het is toch meer voor grote gemeenten bedoeld. Hij zegt nogmaals het beter te vinden om geen aparte commissie te benoemen. Het raadslid Adams is het met de woorden van de voorzitter eens. Hij vindt ook dat het orgaan dat de beslissing genomen heeft, de bezwaarmaker moet horen, en op het ac^er bezwaarschrift moet beslissen. Temeer daar bij de commissieleden niet altijd alle van de b. en w.-besluiten bekend zijn. Hij denkt dat het niet goed zou werken als je het anders zou doen.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1987 | | pagina 179