De voorzitter formuleert vervolgens het voorstel iets anders: Het college stelt onder punt 1 voor met ingang van 1 januari 1988 het Woonwagenschap Westelij< Noord-Brabant op te heffen met inachtneming van het gestelde onder 3, zoals dat naderhand is aan gepast, van het voorstel van het Algemeen Bestuur d.d. 23 november 1986. Er wordt dan rekening gehouden met de cijfers die in dit voorstel naar voren komen, zo stelt hij. Hij vindt dat het gemeentebestuur ten opzichte van het Woonwagenschap, dat zeker goed werk heeft gedaan, fideel moet zijn en nu duidelijkheid moet tonen ten opzichte van het Algemeen Bestuur dat de gemeenteraad van Putte meewerkt met de opheffing van het schap en dat hij instemt met de verdeling van kosten volgens model c, en dat hij t.a.v. de sloopterreinen, de kwestie van de omslag van de kosten over alle gemeenten, de zaak afwacht. Deze verrekening zal voortvloeien uit een procedurele zaak die de gemeente Putte niet in handen heeft. Het raadslid Buijs vraagt of het besluit t.a.v. de sloopterreinen buiten schot blijft. De voorzitter zegt dat dit niet het geval is. De raad neemt mee wat hierin staat. Het raadslid Buijs zegt dat de gewijzigde opzet, dat alleen de meer kosten van de inrichting omgeslagen worden over alle inwoners, en dat de boekwaarde .van de grondkosten door de gemeenten worden betaald, de goedkeuring van de fractie van het C.D.A. heeft. Voorts zegt hij dat St. Woonwagenwerk volgend jaar aan de orde zal worden gesteld. Daarover hoeft deze keer geen beslissing genomen te worden. Wel moet de gemeenteraad de kosten voor personeelslasten, wat voer Putte neerkomt op 5.000,als Putte aan dit soort samenwerkingsverband gaat: deelnemen, afwegen tegenover de' begrotingspositie de komende jaren. Hierover heeft hij wel zijn bedenkingen. De fractie van het C.D.A. vraagt zich af of de gemeente Putte dit wel moet doen. Hij stelt dat de verantwoordelijkheid t.a.v. onderhoud en beheer, bij de gemeente Putte komt te liggen. Men wil dus een beheerder in dienst houden, waarvoor de gemeente meebetaalt. Hij vraagt het college of het strikt noodzakelijk is voor de gemeente Putte dat hieraan deelgenomen wordt. Het is misschien zo dat er toch genoeg mankracht en kennis in huis is om die zaak helemaal zelf te runnen. Hij weegt enerzijds het nut voor de gemeente Putte af, en anderzijds de kosten. Wethouder Looijen zegt dat 9 gemeenten in principe met het model-Best akkoord zijn. Dat houdt in dat dat gaat over 208 staanplaatsen. Die 208 staanplaatsen omgeslagen over die 67.500,komt neer op 324,50 per staanplaats.Dat betekert voor de gemeente Putte 10 x 324,50 3.245,Dat is de financiële kant. Aan de andere kant belicht hij het werk van die man die al heel veel jaren in dienst is van het schap. Deze heeft in de loop der jaren erg goede contacten opgebouwd met de woonwagenbewoners. Dit is een groot voordeel. Hij kan vaak de problemen die zich voordoen op een rustige manier oplossen. Hij verricht ook regelmatig zelf wat onderhoudswerkzaamheden. De onderhoudspost kon daardoor bijna de helft kleiner worden. Wanneer Putte als 9e gemeente met zijn aanstelling akkoord zou gaan, dan zou Putte regelmatig contact met die man hebben, en zouden de klachten beter overgebracht kunnen worden. Hij sluit niet uit dat Putte zelf daarvoor de goede mensen zou hebben. Hij weet niet of er iemand zou zijn die deze baan zou ambiëren, en er voor 100?£ zijn ziel in zou leggen, Hij stelt dat deze meneer de garantie heeft opgebouwd, dat als Putte hiermee akkoord gaat, er in de toekomst zich weinig problemen zullen voordoen. Hij vindt dat model Best door de raad eigenlijk ondersteund zou moeten worden. Het raadslid Meijer Prees denkt dat er een compromis mogelijk is. Hij vraagt of het niet mogeljk is om deze man aan te nemen en deze op declaratiebasis te betalen en op afroep. Hij zou dan elke keer wanneer hij een bepaald werk voor Putte gedaan zou hebben, een rapport moeten overleggen waarin staat wat er is gebeurd. Wethouder Looijen stelt dat men bij het model Best uitgaat van de kosten omslagen over de standplaatsen. Men heeft het nu over 208 staanplaatsen. Hij stelt dat deze man in elk geval een vast dienstcontract moet behouden. De gemeente Roosendaal is bereid om hem in dienst te houden. Putte zou dan meebetalen aan die 67.500, Wanneer die man op afroep moet gaan werken, valt een deel van dat salaris in het onzekere. Hij stelt dat dat niet kan bij de overheid. Dan moet de gemeente Roosendaal dat weer bij gaan garanderen. De gemeente Roosendaal zit in die 9 gemeenten die deze man willen behouden volgens het model Best. De voorzitter zegt dat je "de sleutel kunt verfijnen", maar hij vindt dat je op een gegeven moment grootschalig moet meewerken. Hij gelooft dat het per standplaats altijd nog billijker is dan per inwoner. Hij gelooft niet dat er zo zwaar aan getild moet worden. Hij zegt richting de heer Buijs dat iedereen weet dat het ten opzichte van

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1986 | | pagina 258