Op de eerste vraag over de financiële haalbaarheid zegt hij kort te kunnen zijn.
Het budget is praktisch dekkend voor de bouw van een sporthal. Er behoeft geen vreemd
kapitaal te worden aangetrokken, zodat er geen kapitaalslasten zijn. De tweede
vraag betreffende het exploitatietekort: hij zegt niet anders te kunnen concluderen
dan dat dat op een zeer aanvaardbaar niveau zit, volgens bijgevoegde cijfers.
Hij zegt aan te nemen dat die bijgevoegde cijfers correct zijn. De derde vraag
betreffende de Berk: Hij zegt dat het een groot goed is dat de Berk nu geheel ten goede
komt aan het sociaal en cultureel gebeuren, en dat er nu eindelijk eens wat meer
ruimte in Putte komt voor de jeugd. De tekorten van de Berk, door hetwegvallen van
de sportafdeling, zullen naar zijn mening niet verder meer oplopen. Hij heeft alle
vertrouwen in het Stichtingsbestuur van de Berk, die altijd voor een goede exploitatie
heeft gezorgd. M.b.t. de vierde vraag zegt hij eerst de commissie dank te willen zeggen,
die zijn werk voortreffelijk heeft gedaan. Zowel uit de rapporten van de commissie,
als uit het rapport van de stedebouwkundige blijkt, dat zij spreken over een sporthal
bij de basisschool Op Dreef. Hij zegt dat in zijn overwegingen ook meegenomen is, dat
eventuele samenvoeging van gemeenten in de toekomst gaat plaatsvinden. Hij vreest nl.
dat als het komt tot samenvoeging, dat er in Putte nooit meer een sporthal zal komen.
Hij is van mening, met de gevens die hem thans ter beschikking staan, het voorstel
tot het bouwen van een sporthal niet in de weg te moeten staan.
Wethouder Schouteten antwoordt op vragen, door de heer Seen gesteld. Hij stelt
dat de heer Seen een inwoneraantal van 7.500 minimaal acht. Hij zegt, dat als dat zo
was, de helft van de zaken en banken wel gesloten zou kunnen worden.
Hij vindt dat met een beetje bredere blik die inwoneraantallen bekeken moeten worden.
Hij legt dit argument ter zijde. Dat is geen argument om een sporthal niet te bouwen.
T.a.v. de opmerkingen over de Berk, zegt hij van mening te zijn dat hier over de
sporthal gepraat moet worden en niet over de Berk. Hij zegt wel hierover zijn eigen
mening te hebben. Hij zegt dat de Berk zijn functie blijft behouden; het blijft een
gemeenschapshuis. De heer Seen kan dat misschien als bestuurder anders zien, maar
het gemeenschapshuis blijft zeker nog nodig in de toekomst. Natuurlijk zal dat con
sequenties met zich meebrengen. Hij vindt het eenbeetje voorbarig geweest om die
uitlatingen al te doen. De berk zal ook dan alleen maar ten goede komen aan de Putse
inwoners.
V/ervolgens stelt hij dat de commissie de keus heeft laten vallen op het plan Vaessen.
Hij dacht dat de commissie weloverwogen, verantwoord heeft beslist. Hij wil hierover
echter niet in detail treden. Hij stelt dat de architect Vaessen ervaring heeft met
zo'n 180 sporthallen. Hij zegt zelf een aantal sporthallen te hebben gezien en aldaar
met de beheerders en hoofden gemeenteweken te hebben gesproken. Hij zegt alleen
maar positieve uitlatingen te hebben gehoord over de sporthallan van Vaessen.
Hij is het voorts niet eens met die 72.000,die dan eventueel aan Vereiken betaald
zouden moeten worden. Er zal een bepaald bedrag gevoteerd moeten worden voor de
werkzaamheden die zij gedaan hebben, maar dat zal zeker niet een bedrag van 72.000,
zijn. Dat wil hij aanvechten: dat moet goed op een rijtje worden gezet. Daarover
moet een redelijk gesprek met Vereiken gevoerd worden.
Hij zegt dat de Berk inderdaad een tekort van 38.000,zal geven. Er zijn echter
dan ook meer mogelijkheden. Hij vindt dit ook geen argument om geen sporthal te bouwen.
De heer Buijs komt met allemaal technische aangelegenheden. Dat is zijn goed recht
om dat allemaal te overwegen. Hij dacht dat de commissieleden dit ook hebben gedaan.
Het is een principe of je voor Vaessen of voor Lammers en Vereiken bent. Hij vindt
het alleen jammer dat de beslissing zoals hij er nu ligt, niet vóór 1-5-1986 is genomen.
Dan was deze discussie misschien niet meer nodig geweest. De heer Buijs heeft het
zelf in handen gehad. Hij zegt volledig achter het advies van de commissie te staan.
Hij stelt dat het gewoon verantwoord is, hetgeen gebeurt.
Wethouder Looijen zegt dat hem natuurlijk terecht wordt verweten dat zijn standpunt
in het verleden anders is geweest ten aanzien van de bouw van de sporthal, dan hij
nu is. Een van de punten van het bestuursconvenant was natuurlijk de sporthal.
Dat is voor hem best een zware overweging geweest. Het feit dat hij nu deel uitmaakt van
de coalitie, is een bewijs dat die overweging overgeslagen is naar een mee-ondersteunen
van de sporthal. Hij geeft hierover een uitleg. Hierover zwijgen zou hij niet eerlijk
vinden. Op de eerste plaats zegt hij vanaf het begin altijd voorstander geweest te
zijn van een sporthal. Hij heeft de initiatieven in die richting mee opgenomen.
In deperiode van van Erp heeft hij steeds gebakeleid over de plaats. Steeds was
hij van mening dat de Berk en zijn omgeving de beste plaats was, en niet aan de Koppel-
straat, de Postbaan.